4e zondag van de veertigdagentijd C
De lezingen van deze zondag tonen hoe God ons telkens weer tegemoetkomt met zijn oeverloze barmhartigheid. Die liefde vraagt niet alleen om dankbaarheid, maar ook om navolging: als gelovigen zijn we geroepen haar zichtbaar te maken in deze wereld. Mogen de lezingen van vandaag ons van binnenuit in beweging zetten ieder in Gods barmhartigheid te omhelzen.
Uit het boek Jozua 5, 9a + 10-12
Na veertig jaar omzwervingen in de woestijn staan de Israëlieten eindelijk op het punt om het Beloofde Land binnen te gaan. God laat weten dat Hij de schande van Egypte van hen heeft afgewenteld, en bij Gilgal vieren ze voor het eerst in het land het pesachfeest.
De Heer zei tegen Jozua: ‘Vandaag heb Ik de schande van Egypte van jullie afgewenteld.’
Daar in hun kamp bij Gilgal, op de vlakte van Jericho, bereidden de Israëlieten in de avond van de veertiende dag van die eerste maand het pesachoffer. Al één dag na het pesachoffer aten ze ongedesemd brood en geroosterd graan van de opbrengst van het land. Er kwam die dag geen manna meer; de Israëlieten kregen vanaf toen nooit meer manna. Ze aten dat jaar van de opbrengst van de akkers van Kanaän.
Gezongen antwoordpsalm 34
(tekst onder geluidsfragment)
Refr.: Proef en merk op hoe mild de Heer is.
De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijk de Heer tezamen met mij
en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren.
Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord,
Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Zie naar Hem op, dan straalt uw gelaat
en zult ge niet blozen van schaamte.
Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer
en redt hen uit hun ellende.
Uit de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs 5, 17-21
Paulus verkondigt dat God in Christus de wereld met zich heeft verzoend. Nu is het aan ons – aan wie de verkondiging van deze verzoening is toevertrouwd – om deze Blijde Boodschap uit te dragen.
Broeders en zusters,
iemand die één is met Christus, is een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Dit alles is het werk van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de taak gegeven dat bekend te maken.
Inderdaad, God heeft in Christus de wereld met zich verzoend: Hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft Hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep.
Namens Christus vragen wij u dringend: laat u met God verzoenen. Ter wille van ons heeft God Hem die de zonde niet kende één gemaakt met de zonde, zodat wij in Hem rechtvaardig voor God konden worden.
Vers voor het evangelie (Lc. 15, 18)
Ik zal naar mijn vader gaan
en tegen hem zeggen:
‘Vader, ik heb gezondigd
tegen de hemel en tegen u’.
Uit het evangelie volgens Lucas 15, 1-3 + 11-32
Jezus vertelt een gelijkenis als antwoord op het gemor van de farizeeën en schriftgeleerden over zijn omgang met zondaars. Het verhaal van de barmhartige vader en zijn twee zonen onthult iets van Gods hart: Hij verwelkomt wie terugkeert en nodigt ook wie trouw bleef uit tot vergeving en vreugde.
Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:
‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij trok eropuit en verhuurde zich aan een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”
En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had.
De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen.
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’
Van Woord naar leven
BARMHARTIGHEID ALS ANTWOORD OP VERLORENHEID
De parabel van de verloren zoon is niet enkel een verhaal over een berouwvolle jongen die terugkeert, maar ook over een vader die nooit is opgehouden lief te hebben. Die zich niet laat tegenhouden door trots of fatsoen, maar rent en omhelst omdat zijn kind weer thuis komt. Geen voorwaarde, geen ondervraging, geen straf. Alleen de vreugde om wat teruggevonden is.
In die vader wordt zichtbaar wie God is. Barmhartigheid is geen toegift voor wie zich eerst bewijst. Ze is het antwoord van God op verlorenheid. De Persoon die deze parabel vertelt, is dezelfde die aan het kruis bidt voor zijn beulen. In Hem is Gods barmhartigheid niet enkel woord, maar vleesgeworden werkelijkheid.
We lezen het vandaag bij Paulus in zijn brief aan de Korintiërs: “God heeft in Christus de wereld met zich verzoend.” Niet met theorieën of wetten, maar door Zichzelf te geven. Door zich te verbinden met ons bestaan tot in de diepte van de zonde en de dood. Een nieuwe schepping, zoals Paulus het zegt.
Deze verzoening mag niet in een kluis bewaard worden. “Ons heeft Hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd”, lezen we vandaag in geen mis te verstane woorden bij Paulus. Wie leeft van verzoening, moet ze doorgeven. Niet vrijblijvend, niet naar keuze, maar als kern van ons christen-zijn.
De Kerk leeft niet uit zichzelf. Ze bestaat niet voor zichzelf. Ze is geroepen om, vanuit haar hart – dat Christus is -, een zichtbaar teken te zijn van Gods barmhartigheid.
Een zelfgenoegzame Kerk mist haar zending. Ze mag niet op zichzelf geplooid zijn. Ze moet naar buiten treden met haar Blijde Boodschap: Gods barmhartigheid voor elk mensenkind. Barmhartigheid is geen randzaak, geen bijkomstigheid, maar het is de kern van het evangelie.
De Kerk heeft geen ander bestaansrecht dan het belichamen van Gods barmhartigheid in deze wereld. Zonder barmhartigheid verliest ze haar ziel. Het zou zichtbaar moeten zijn in alles wat zij zegt, doet en viert.
Paus Franciscus herhaalt het keer op keer: de Kerk moet naar de periferie. Naar de grenzen van de samenleving. Naar de plaatsen waar niemand nog durft hopen, waar het vuil is, rauw en echt. Daar moet ze zijn. Met opgestroopte mouwen. Met een nabijheid die geen voorwaarden stelt.
Er is geen toekomst voor een Kerk die zich terugtrekt in het vertrouwde. Er is enkel toekomst voor een Kerk die opnieuw ja zegt op haar roeping. Om te verzoenen, om nabij te zijn, om te beminnen waar geen liefde is. Niet omdat Rome dat in mooie verwoordingen zou hebben uitgevonden, maar omdat het haar is toevertrouwd. En haar – de Kerk dus – dat zijn wij allemaal. Niemand kan zich van deze verantwoordelijkheid onttrekken.
De Vader staat nog altijd op de uitkijk. De Zoon is de Brug. De Geest duwt vooruit. Laten we als Kerk dan ook Kerk zijn. Zoals ze bedoeld is. Zoals ze gezonden is. Zoals haar opdracht vraagt, midden in een vaak gewonde wereld.
Lieve mensen, het is lente. De komende dagen wordt het zonnig lenteweer. Kijk naar de bomen, kijk naar de bloemen. De aarde opent zich van binnenuit voor het licht. Laten ook wij ons als Kerk openen, ontluiken in barmhartigheid – niet naar binnen gekeerd, maar naar buiten gericht, vol vertrouwen dat Gods Geest nieuwe bloei tot stand brengt. Waar liefde gedeeld wordt, groeit nieuw leven.
En tot slot: laten we ten diepste blij en dankbaar zijn wanneer iemand zijn weg naar God terugvindt. Laten we niet vervallen in de kramp van de oudste zoon, die – ondanks zijn trouw – het hart van zijn vader niet deelde. Laten we blij zijn en feestvieren om ieder die thuiskomt.
Laten we bidden
Heer,
Gij hebt ons, als Kerk, geroepen
om te zoeken wat verloren is
en leven te brengen waar donkerte heerst.
Moge uw Geest in ons werkzaam zijn
opdat barmhartigheid geen woord blijft,
maar gestalte krijgt in wie wij zijn
en hoe wij handelen.
Wek in ons het besef
dat wij dragers zijn van uw genezende liefde,
gezonden om te beminnen
daar waar het niet meer verwacht wordt.
Maak ons tot getuigen van het evangelie;
eenvoudig, moedig en trouw,
diep verankerd in het hart van de Kerk.
In Christus, onze Heer.
Geliefde mensen, laat ons de liefde bezingen, alle dagen van ons leven.
Een mooie zondag,
kris
Om mee op weg te gaan
De parabel van de gevonden zoon laat zien hoe diep Gods barmhartigheid reikt en hoe wij geroepen zijn om daarvan een levend teken te zijn. In een wereld vol gebrokenheid klinkt die roeping des te dringender. Wat zou jouw eigen, misschien kleine maar waardevolle bijdrage daarin kunnen zijn?
Blog ‘Van Woord naar leven’
Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.
Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.