zondag 5 door het jaar C

Het gevoel van onwaardigheid om ‘ja’ te zeggen op Gods roep is een diepe menselijke ervaring, die we vandaag terugvinden bij drie grote figuren uit de Schrift: Jesaja, Paulus en Petrus. Elk van hen wordt op een cruciaal moment in hun leven door God geroepen, en elk van hen aarzelt – overweldigd door hun eigen kleinheid tegenover de grootheid van Gods zending. Maar Gods genade maakt hen bekwaam: Jesaja wordt gereinigd, Paulus omgevormd, en Petrus uitgedaagd om op Jezus’ woord te vertrouwen. De grondslag van hun roeping ligt niet in henzelf, maar vindt haar oorsprong in Gods genade – net zoals hun ja-woord. En dat geldt ook voor ons: wij worden niet geroepen omdat wij bekwaam zijn, maar omdat God ons bekwaam wil maken. Wie zich aan Hem toevertrouwt, zal ontdekken dat Hij ons, ondanks onze zwakheden, in staat stelt de zending die Hij ons toevertrouwt met geloof en overgave te volbrengen.

Uit de profeet Jesaja 6, 1-2a + 3-8

In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels. Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’
Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik ben verloren, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de Heer van de hemelse machten, gezien.’
Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiend kooltje van het altaar en vloog daarmee op mij af. Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Dit heeft je lippen aangeraakt; je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ 
Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal Ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’
Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’ 

Gezongen antwoordpsalm 138, 1-5 + 7c-8

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: U wil ik loven, mijn God en Koning.

U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart,
omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.
Te midden van de engelen zing ik voor U
en werp mij neer, gebogen naar uw tempel.

U prijs ik om uw goedheid en uw trouw,
want verder dan uw faam gaat, hebt Gij woord gehouden.
Verhoor mij elke dag dat ik U aanroep,
dan geeft Ge mij weer nieuwe kracht.

U zullen alle koningen der aarde prijzen
wanneer zij horen wat Gij hebt gezegd.
De daden van de Heer zullen zij loven,
want zonder weerga is de luister van de Heer.

Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding.
De Heer volbrengt voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde:
vergeet het maaksel van uw handen niet.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 15, 1-11

Broeders en zusters,
ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding – als u tenminste vasthoudt aan de boodschap zoals ik u die verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. 
Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven, dat Hij op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat Hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst verscheen Hij ook aan mij, misgeboorte die ik was. 
Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. Maar door zijn genade ben ik nu wat ik ben. En zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven. Integendeel, ik heb veel harder gewerkt dan alle andere apostelen, althans, niet ik, maar Gods genade die mij bijstaat. 
In ieder geval, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal de boodschap die ik u verkondigd heb, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen.

Vers voor het evangelie (Joh 8, 12)

Alleluia.
Ik ben het licht voor de wereld, zegt de Heer.
Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis,
maar heeft licht dat leven geeft.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 5, 1-11

Toen Jezus eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om Hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, zag Hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. 
Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; Hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot. 
Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ 
Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ 
En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. 
Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ 
Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten.
Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ 
En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden Hem.

Van Woord naar leven

BEKWAAM GEMAAKT DOOR GENADE
(Bij de drie lezingen van deze zondag)

In de drie lezingen van deze zondag weerklinkt een diep menselijke ervaring: het gevoel van onwaardigheid bij hen die door God geroepen worden. Jesaja, Paulus en Petrus – drie grote figuren in de heilsgeschiedenis – ervaren op het moment van hun roeping hun eigen kleinheid en onvolmaaktheid. En toch, door Gods genade en hun vertrouwen in Hem, worden zij bekwaam gemaakt voor een zending die hun voor onmogelijk leek.

Jesaja aanschouwt in een visioen de majesteit van God en beseft hoe ver hij afstaat van die heiligheid. “Wee mij! Ik ben verloren,” roept hij uit, zich bewust van zijn onreine lippen. Maar God zuivert hem, raakt zijn mond aan met een gloeiende kool en neemt zijn schuld weg. Pas dán, gereinigd en gesterkt door Gods kracht, kan Jesaja antwoorden: “Hier ben ik, stuur mij.” Door Gods reiniging wordt hij geschikt voor de zending.

Paulus noemt zichzelf de “minste van de apostelen”, niet waardig om die naam te dragen, omdat hij de gemeente van God heeft vervolgd. Maar hij erkent dat het niet zijn eigen verdienste is die hem een apostel maakt, maar enkel Gods genade. “Door zijn genade ben ik nu wat ik ben.” Hij is een levend getuigenis van wat God kan doen met een mens die zich aan Hem overgeeft. Wat voor Paulus onmogelijk leek – het evangelie verkondigen en zich volledig inzetten voor Christus – wordt werkelijkheid door Gods kracht.

Wanneer Jezus Petrus uitdaagt om de netten uit te werpen in het diepe, aarzelt hij. De nacht heeft geen vangst opgeleverd, en toch, op Jezus’ woord, waagt hij het. Het wonder van de overvloedige vangst overweldigt hem. Hij beseft dat hij in de aanwezigheid is van iemand die macht heeft over de natuur zelf. Zijn spontane reactie is: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.” Maar Jezus ziet in hem meer dan hij zelf ziet. Hij roept hem op om zijn boot en netten achter te laten en voortaan mensen te vangen voor Gods koninkrijk.

De rode draad doorheen deze verhalen is dat niemand uit zichzelf waardig is voor Gods zending. Niet Jesaja, niet Paulus, niet Petrus. En wij evenmin. Maar God roept geen mensen die zichzelf bekwaam achten; Hij bekwaamt degenen die Hij roept. Hij vraagt geen volmaaktheid, maar overgave en vertrouwen.

Jezus zoekt geen feilloze leerlingen, maar mensen die bereid zijn hun netten uit te werpen, ondanks hun twijfels en mislukkingen. Het diepe water waarin Hij ons vraagt te vissen, is Christus zelf. Dit diepe water symboliseert een leven dat volledig aan Hem is overgegeven, waarin we onze zending niet vervullen uit eigen kracht, maar in verbondenheid met Jezus. Het is juist in die overgave dat het onmogelijke mogelijk wordt.

We zijn geroepen om, net als Petrus, vissers van mensen te worden. We zijn gezonden om mensen te winnen voor de liefde. Liefde wekt liefde op.
Maar het gaat om meer. Wij mogen mensen ‘winnen’ door hen bewust mee te laten bouwen aan Gods Rijk op deze wereld. Wij mogen mensen aanspreken om hun christenzijn (meer) ernstig te nemen en heel bewust als christen mee te bouwen aan Gods Rijk.
Maar het gaat om nog meer. Ook niet-christenen mogen wij aanspreken, uiteraard altijd met volledig respect voor ieders overtuiging en geloof. Het is niet verboden om met niet- of andersgelovigen over Jezus en het evangelie te spreken. Dit is geen kwestie van ‘zieltjeswinnerij’ om onze eigen hemel te verdienen, maar een deelname aan de zending die Jezus zelf heeft vervuld. Niet als Jezus, wel als christen.

Laat ons net als Jesaja, Paulus en Petrus, onze aarzelingen overwinnen en antwoorden: “Hier ben ik, Heer, stuur mij.” Wie zijn netten in vertrouwen uitwerpt, zal zien dat God zelf zorgt voor veel ‘vangst’.

Laten we bidden

Heer,
zoals U Jesaja hebt gereinigd,
Paulus hebt omgevormd,
en Petrus hebt geroepen,
zo roept U ook mij,
ondanks mijn kleinheid en tekortkomingen.

Geef mij de moed om mijn netten uit te werpen,
ook wanneer ik twijfel
en mijn kracht ontoereikend lijkt.
Leer mij vertrouwen op uw genade,
die niet vraagt om volmaaktheid,
maar om overgave.

Vorm mij, zuiver mij, bekwaam mij,
zodat ik uw liefde mag doorgeven
en bouwen aan uw Rijk.
Hier ben ik, Heer, stuur mij.
Amen.

Geliefde mensen, door Gods genade wordt kracht geboren uit zwakheid. Moge dit wonder gebeuren in onze roeping te werken aan Gods Rijk.
Een mooie zondag,
kris


Om mee op weg te gaan

Voelen we ons soms onwaardig of onbekwaam voor Gods zending? Dat is op zich een mooi en edel gevoel, want het getuigt van nederigheid – en dat siert een mens. Maar God is groter en gebruikt juist onze zwakheid om zijn kracht te openbaren. Laat zijn genade in je werken, laat je vormen en bekwaam maken door Hem.
Ik nodig je uit om stil te staan bij hoe deze dynamiek ook in jouw leven werkzaam is – en geef je er met vreugde aan over!


Blog ‘Van Woord naar leven’

Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.

Klik hier voor de blog.

Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.