zondag 5 door het jaar – B

Uit het boek Job 7, 1-4 + 6-7

Job is bij uitstek de rechtvaardige en de wijze die door tegenslagen is beproefd. Op het hoogtepunt van zijn ziekte en lijden is zijn gebed een kreet van geloof en volledig vertrouwen.

Job sprak: ‘Is het aardse leven van de mens geen slavendienst, brengt hij zijn dagen niet door als een dagloner? Als een slaaf smacht hij naar schaduw, als een dagloner wacht hij op zijn loon. Maanden van leegte heb ik ervaren, nachtenlang werd ik door ellende overmand. Als ik ga slapen, vraag ik: “Wanneer sta ik weer op?” Maar de avond duurt en duurt en onrust vervult me tot de ochtendwind komt. Mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop. Bedenk toch: in een zucht is mijn leven voorbij, nooit weer zal mijn blik het goede aanschouwen.’

Psalm 147 / 1-2 + 3-4 + 5-6

R. Loof de Heer, die gebroken harten geneest.

Hoe goed is het te zingen voor onze God,
hoe heerlijk Hem onze lof te brengen.
De bouwer van Jeruzalem, dat is de Heer,
Hij brengt de ballingen van Israël bijeen.

Hij geneest wie gebroken zijn
en verzorgt hun diepe wonden.
Hij bepaalt het getal van de sterren,
Hij roept ze alle bij hun naam.

Groot is onze Heer en oppermachtig,
zijn inzicht is niet te meten.
De Heer richt de vernederden op
en drukt de goddelozen neer.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 9, 16-19 + 22-23

Paulus verkondigt het evangelie van Christus niet om er loon mee te verdienen of om geëerd te worden, maar omdat God hem daartoe geroepen en gezonden heeft. Hij gaat ervan uit dat de overtuigingskracht van een onthechte verkondiger er des te groter om zal zijn.

Dat ik het evangelie verkondig is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, en het zou me slecht vergaan als ik het niet zou doen. Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht is mij toevertrouwd.
Wat is nu mijn loon? Dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug te vragen en dus geen gebruik maak van de rechten die de verkondiging mij geeft.
Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen.
Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te winnen. Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden.
Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen.

Alleluia.
Uw woorden, Heer, zijn geest en leven;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia

Uit het evangelie volgens Marcus 1, 29-39

Hij genas vele zieken.

In die tijd, toen ze uit de synagoge kwamen, ging Jezus met Jakobus en Johannes rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
’s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie Hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. Maar Simon en de anderen die bij Hem waren, gingen Hem vlug achterna, en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze tegen Hem: ‘Iedereen is naar U op zoek!’ Toen zei Hij: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.’
In heel Galilea bracht Hij het nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit

Van Woord naar leven

De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, sj

Vandaag kregen wij een globaal beeld van een dag in het leven van Jezus. Hij geneest zieken en kent daardoor plaatselijk succes. Maar Hij trekt zich terug en bidt in de stilte tot zijn Vader. Van daaruit besluit Hij niet daar te blijven, maar verder te trekken om ook elders mensen aan te spreken en op te richten.

Dat Jezus zieken heeft genezen kon blijkbaar volledig verkeerd worden begrepen. Hij wilde vooral de binnenkant van de mensen aanspreken door hen uit te nodigen op te staan en bevrijd te worden van allerlei vormen van innerlijke geslotenheid, verstarring en ziekte. “Boze geesten” worden ze genoemd. Maar soms werden blijkbaar ook uiterlijke gevolgen van zijn bevrijdende invloed merkbaar: lichamelijke genezingsverschijnselen als gevolg van een vernieuwde, innerlijke bezieling bij de mensen die Hij zegende.

In de evangelies voelen wij regelmatig dat Jezus bezorgd is om meer te bewerken dan verbazing bij een alleen maar uiterlijke genezing. Hij wilde dat een genezing steeds gelovig zou worden ervaren als teken van innerlijke bevrijding door de kracht van zijn Vader, de Liefdegod, en vooral niet als het gevolg van een magische wondermacht die Hij, Jezus, zou bezitten. Jezus’ genezingsinvloed wilde nooit een spectaculair bewijs zijn van zijn eigen, superieure macht, maar steeds een zichzelf-vergeten, dienstbaar teken van de liefdekracht van een God die erop uit is mensen heel te maken, van binnen en van buiten, hen te doen opstaan uit al hun beklemmingen, inwendige en uitwendige.

Het is op die manier dat de Heer ook ons vandaag oproept genezen te worden en zelf te genezen, zelf opgericht te worden en anderen op te richten. In onze tijd geraken wij blijkbaar door een aantal moderne dingen beklemd, opgesloten, innerlijk ziek.
Welke zijn de “boze geesten” voor ons vandaag? Onze blindheid misschien, wanneer wij selectief blijven zoeken alleen maar het slechte te zien, – zoals sommige media ons dagelijks benadrukken – en daarbij eigenlijk onze ogen sluiten voor zo vele goede dingen die ook rondom ons gebeuren. De kreupelheid van onze edelmoedigheid wellicht, wanneer wij, bij een aanslepend conflict in de familie- of werkkring, te lang aarzelen als eerste de stap te zetten naar verzoening. Ofwel de verlamming van ons hart, wanneer wij wat te dikwijls blijven steken in zelfbetrokken overgevoeligheid.
Wij hebben er eigenlijk echt nood aan om ons te laten genezen en te laten oprichten uit die verschillende verstarringen die ons klein houden en beknellen.

Maar daarbij kunnen wij ook anderen genezen en oprichten. Wij hebben de kracht om iemand op te tillen uit moedeloosheid door te durven zeggen dat hij groter is dan hij zelf denkt. Dat is heilzaam, als wij daarbij goed beseffen dat niet wijzelf genezen, maar dat wij die “opstandingen”, die gebeuren door Gods kracht, mogen duiden, aanwijzen, bevestigen. Het is God die steeds opnieuw mensen bevrijdt tot grotere openheid, dienstbaarheid en verbondenheid. Wij mogen daarvan de dankbare getuigen zijn.

Midden het succes van zijn genezingen trok Jezus zich terug in de stilte, om er te bidden tot zijn Vader. Wat gebeurde er daar in dat gebed? Wij kunnen alleen schroomvol vermoeden dat Jezus’ gebed regelmatig een bevestiging bracht van de basiservaring bij zijn doop. Nl. dat Hij er opnieuw zijn dankbaarheid uitsprak omdat Hij zich bemind voelde als de geliefde Zoon van een hartelijke Vader. En dat Hij zich weer eens overgaf aan het verlangen van die Vader: “Hier ben ik, Vader, niet om mijn wil, maar om Uw wil te doen.” Dit gebed is iets heel anders dan zeemzoeterige devotie. Het is een gebed van dankbaarheid, overgave en engagement.

De tekst van vandaag laat vermoeden dat Jezus het in zijn gebed blijkbaar moest uitvechten met zichzelf en met zijn God: “Zou Hij daar op die plaats blijven, waar Hij blijkbaar bijval kende? Was dit zijn zending? Was dit de goede methode? Wat wilde de Vader, wiens liefde een liefde is zonder maat, zonder grenzen?” Vanuit zijn gebed besloot Jezus om niet ter plaatse te blijven, maar om verder te trekken, heel Galilea door, om ook daar te verkondigen en te genezen.

Ook wij hebben regelmatig een gebedstijd nodig, niet enkel om onze kleine devoties te volbrengen, wel om, hetgeen wij op dat ogenblik aan het beleven zijn, eens uit te vechten met onze God. “Ben ik wel goed bezig? Wat verlangt de Heer van mij?”
Echt gebed gaat over ons concrete leven. Wij leren er telkens opnieuw ontdekken welke keuze het van ons vraagt in te gaan op de uitnodiging van een liefde die grenzen doorbreekt en die geen exclusieven stelt. Steeds zullen wij er uitgedaagd worden een beslissende stap te zetten om niet onze eigen behoefte aan succes te strelen, maar om ons met nog grotere zorg toe te wijden aan het werkelijk welzijn van anderen, zonder onderscheid.

Zoals Jezus, worden wij, vanuit ons gebed steeds opnieuw geroepen om anderen genezend op te richten en velen te dienen.

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
wil ons bevrijden van al die duistere kantjes die een belemmering vormen in U te leven. Ja Heer, richt ons op in het vuur van uw liefde, opdat wij vanuit U ook anderen mogen oprichten door hen in ontmoeting te brengen met U. Immers, U ontmoeten schenkt leven, aan onszelf en de mensen die Gij ons toevertrouwt. Schep zo gemeenschap; waarvan Gij het levend hart zijt.
Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.