zondag 33 door het jaar – A

Uit het boek Spreuken 31, 10-13 + 19-20 + 30-31

Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
Zij is meer waard dan edelstenen.
Haar man vertrouwt op haar en zal daar rijkelijk bij winnen. Ze brengt hem voorspoed, geen ellende, alle dagen van haar leven.
Ze zoekt wol en linnen uit, en spint en weeft met vreugde. Haar handen zijn voortdurend aan het spinrok,
steeds houdt zij de spintol vast.
Haar handen strekt zij uit naar de behoeftigen, ze geeft de armen hulp.
Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat, maar een vrouw met ontzag voor de Heer moet worden geprezen.
Moge zij de vruchten plukken van haar werk, mogen haar daden worden geprezen in de poorten.

Gezongen antwoordpsalm 128

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Gelukkig die godvrezend zijt, en de weg des Heren gaat.

Gelukkig die godvrezend zijt,
de weg des Heren gaat.
Ge zult de vrucht van eigen arbeid eten,
tevreden en voorspoedig zult ge zijn.

Uw vrouw daar binnen in uw huis
is als een rijkbeladen wijnstok.
En als olijventakken rond de stam,
zo staan uw kinderen om uw tafel.

Ja, zo wordt elke mens gezegend
die eer geeft aan de Heer.
U zegene de Heer uit Sion;
moogt Gij Jeruzalem welvarend zien
zolang uw dagen duren.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenzen 5, 1-6

Broeders en zusters,
ik hoef u niet te schrijven over tijd en uur, want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk. Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, want u bent allen kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn.

Vers voor het evangelie (Joh 15, 4a + 5b)

Alleluia.
Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie,
zegt de Heer.
Als iemand in Mij blijft en Ik in hem,
zal hij veel vruchten voortbrengen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 25, 14-30

Jezus hield zijn leerlingen deze gelijkenis voor:
‘Het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.
Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf bij verdiend.” Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.”
Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee bij verdiend.” Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.”
Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe. Hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, en uit angst besloot ik uw talent te begraven. Alstublieft, hier hebt u het terug.” Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, luie dienaar. Je wist dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? Dan had je mijn geld dus bij de bank in bewaring moeten geven, zodat ik het bij mijn terugkomst met rente zou hebben teruggekregen. Neem hem dat talent af en geef het aan degene die er tien heeft. Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. En die nutteloze dienaar, gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.’

Van Woord naar leven

OVER DE VREUGDE VAN HET GEVEN
(bij Mat 25, 14-30)

Onderstaande overweging is ontleend aan Vincenzo Paglia uit ‘Het Woord van God elke dag – 2023’, uitgegeven bij Halewijn/Sant’Egidio

Vandaag, zondag 19 november, zijn wij verenigd met alle kerken over de hele wereld die de Werelddag van de Armen vieren. Door het feest van vandaag in te stellen heeft paus Franciscus de plaats die de armen in het leven van de Kerk innemen duidelijk willen maken. Hen centraal stellen is de kern van het Evangelie.

We kunnen onze liefde voor de armen vergelijken met de talenten waarover gesproken wordt in het Evangelie dat we vandaag lezen. De werken van barmhartigheid – die de evangelist Matteüs in de passage na die van vandaag in herinnering brengt – zijn de talenten die de Heer aan zijn gemeenschappen toevertrouwt, zoals Hij ze aan die dienaren in de parabel had toevertrouwd. Door de geschiedenis heen, tot aan zijn wederkomst, worden de gemeenschappen opgeroepen om die talenten te laten renderen, ieder naar zijn of haar mogelijkheden.

Jammer genoeg gebeurt het dat we de waarde van deze liefde niet goed begrijpen. Niet zelden wordt de liefde voor de armen een engagement tussen vele andere, of iets wat slechts voor enkelen is weggelegd, of wordt ze bedolven onder papierwerk en bureaucratie. Maar het Evangelie drukt ons de enorme waarde van de liefde voor de armen op het hart. De gelijkenis van het Evangelie zegt duidelijk dat wij met die liefde aan de slag moeten, dat ze moet opbrengen. Jezus heeft haast, een haast die voortkomt uit de grote menigte armen die wachten tot iemand hen liefheeft en doet opstaan. Het is de haast van Jezus zelf: toen Hij de menigte armen zag, ging Hij onmiddellijk de straat op om het Evangelie van het koninkrijk te verkondigen en alle ziekten en gebreken te genezen.

En volgens de logica van de vermenigvuldiging van de talenten zouden we eraan kunnen toevoegen dat deze haast Jezus eerst de twaalf en later de tweeënzeventig doet uitsturen. Zo vraagt Jezus van generatie op generatie christenen, tot op de dag van vandaag, om de talenten van de liefde te vermenigvuldigen voor de onmetelijke periferie van deze wereld.

Het is in dit perspectief van missionaire vrijgevigheid dat we de woorden van Jezus, geciteerd door de apostel Paulus, begrijpen: ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen’ (Hand 20, 35b). We mogen niet alleen maar ontvangen. Want zo redeneert de derde dienaar. Hij begreep niet dat dat talent niet voor hem was weggelegd. Het was een geschenk voor iedereen, maar hij beschouwde het als zijn eigen bezit. Hij wilde alleen maar ontvangen. En de tevredenheid over wat hij ontvangen had, beperkte zich tot dat talent houden voor zichzelf. Maar dat is niet de logica van het evangelie. De eerste twee dienaren denken wél in die logica.
En dát moeten wij ook doen. De Heer zegt immers ook tot ieder van ons: ‘Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.’

Bidden we met woorden van paus Franciscus:

Dat de materiële rijkdom van deze wereld
eerlijk verdeeld wordt
en niemand honger moet lijden.
Dat door onze zorgzaamheid
armen uit hun isolement worden gehaald
en daadwerkelijk worden geholpen.
Dat ontheemden onder ons
een thuis en veiligheid krijgen.
En dat de harten van allen
ontvankelijk worden
voor de rijkdom van Christus.

Geliefde mensen, moge – naar de woorden van Paulus – het geven aan de ander onze diepste vreugde zijn, geworteld in het Pasen van de Heer.
Een mooie zondag.
Van harte, kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.