zondag 32 door het jaar – B
Uit het eerste boek Koningen 17, 10-16
Deze episode is in hoofdzaak een onderricht over het geloof. Elia en de weduwe zijn tegelijkertijd beeld van God en beeld van de mens. God eist alles en de gelovige verlaat zich helemaal op Hem; Elia getuigt ervan. God geeft zich volledig en de gelovige offert zijn laatste overlevingskans; de weduwe is de getuige ervan. Het gebeuren speelt zich af te Sarefat, gelegen in een heidens land. Dit feit drukt de universaliteit van het geloof uit.
Elia ging op weg naar Sarefat, en toen hij bij de stadspoort aankwam, zag hij een weduwe die bezig was hout te sprokkelen. Hij riep haar en vroeg of ze een kommetje water voor hem wilde halen, zodat hij zijn dorst kon lessen. Terwijl ze wegliep om water te halen, riep hij haar na of ze ook een stuk brood voor hem wilde meenemen. ‘Zo waar de Heer, uw God, leeft,’ antwoordde zij, ‘ik heb niets meer in voorraad, alleen een handjevol meel in de pot en een restje olijfolie in de kruik. Kijk, ik heb net een paar takken geraapt om iets te eten te maken voor mij en mijn zoon. Als dat op is, zullen we van honger sterven.’ Maar Elia zei: ‘Maak u niet ongerust. Doe wat u van plan was, maar bak van wat u in huis hebt eerst iets voor mij en kom me dat brengen. Daarna kunt u voor uzelf en uw zoon iets klaarmaken, want dit zegt de Heer, de God van Israël: Tot op de dag dat Ik weer regen op de aarde zal laten vallen, zal er meel in de pot zijn en zal de oliekruik niet leeg raken.’
De vrouw ging naar huis en deed wat Elia had gezegd. En ze hadden elke dag te eten, zij, Elia en haar familie. Er was meel in de pot en de oliekruik raakte niet leeg, zoals de Heer bij monde van Elia had beloofd.
Psalm 146, 2 + 6c-10
Refr.: Loof de Heer, mijn ziel.
De Heer wil ik loven zolang ik leef,
mijn God bezingen zolang ik besta.
Hij die trouw is tot in eeuwigheid,
recht doet aan de verdrukten,
brood geeft aan de hongerigen.
De Heer bevrijdt de gevangenen,
de Heer opent de ogen van blinden,
de Heer richt de gebogenen op,
de Heer heeft de rechtvaardigen lief.
De Heer beschermt de vreemdelingen,
wezen en weduwen steunt Hij,
maar goddelozen richt Hij te gronde.
De Heer is koning tot in eeuwigheid,
je God, Sion, van geslacht op geslacht.
Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 9, 24-28
Door het offer van zijn leven op het kruis heeft Jezus de zondige mensen voor altijd met God verzoend. Zo is Hij voor ons de ware Hogepriester.
Christus is geen heiligdom binnengegaan dat door mensenhanden is gemaakt, een afbeelding van het hemelse heiligdom, maar de hemel zelf, waar Hij nu bij God voor ons pleit. Hij offert zichzelf daar niet telkens opnieuw; Hij is dus niet te vergelijken met de hogepriester die elk jaar het heiligdom binnengaat, met bloed dat het zijne niet is, want dan zou Hij sinds de grondvesting van de wereld telkens opnieuw hebben moeten lijden. Nee, Hij heeft zich bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard, om met zijn offer de zonde teniet te doen. Mensen moeten eenmaal sterven en daarna volgt het oordeel. Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen, voor een tweede maal zal verschijnen, niet om opnieuw de zonde op zich te nemen, maar om te redden wie Hem verwachten.
Alleluia. (Ap. 2, 10c)
Wees trouw tot in de dood, zegt de Heer,
dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 12, 38-44
Zoals te Serafat gaat het hier om een weduwe. Het is niet toevallig. In de Bijbel is een weduwe bij uitstek een berooid iemand. God heeft de nederigen lief. Zij staan het meest open voor de oproep van het geloof. En zij geven alles.
Tijdens zijn onderricht zei Jezus: ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’
Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.’
Van Woord naar leven
De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, sj
Jezus zit tegenover de offerkist in de tempel en ziet de aanschuivende rij mensen die iets geven: de ene wat licht kopergeld, de andere een zwaar rinkelende munt. Maar Hij heeft er vooral één opgemerkt, een arme weduwe, die een cent offert, en Hij vindt het zo belangrijk dat Hij er zijn leerlingen bij roept, vooral om hun attent maken op haar innerlijke houding.
Dit verhaal van het penningske van de weduwe, die “alles gaf waarvan zij leefde”, is geen moraliserende les om ons aan te sporen méér te geven bij de volgende collecte. Jezus heeft ook niet de bedoeling bepaalde categorieën van mensen, rijken tegenover armen, met elkaar te vergelijken of tegen elkaar op te zetten. Neen, zoals dikwijls bij Hem, is dit niet zozeer een verhaal over mensen, maar over God. Jezus heeft in dat gebaar van die arme weduwe de houding van God zelf herkend tegenover ieder van ons. De weduwe schonk twee penningen, alles wat zij bezat, alles waarvan zij moest leven. God schenkt ons elke dag alles wat Hij bezit, zijn vriendschap, het volle leven, alles waarvan Hij leeft. De parabel gaat dus niet over de kwantiteit van onze vrijgevigheid (“Moeten wij niet méér geven?”), maar over de kwaliteit van Gods vrijgevigheid en van ons antwoord daarop: “Met welke ingesteldheid van het hart beantwoorden wij Gods vrijgevigheid?”
Rijken denken soms veel te geven, maar geven dikwijls alleen van de overvloed van hun uiterlijke rijkdom. Eigenlijk kost hun vrijgevigheid hun niet zoveel. Zij engageren zichzelf niet, zij behouden hun veiligheid en lopen nooit het gevaar veel te verliezen. Jezus wil ons leren dat onze God niet geeft zoals de rijken, maar zoals de arme weduwe. Hij schenkt ons geen uiterlijke weldaden. Hij geeft ons zijn vriendschap, zijn hart. En daarbij loopt Hij het risico veel te verliezen. Wij mensen hebben immers de vrijheid en de mogelijkheid om zijn aanbod van vriendschap af te wijzen. Maar onze God engageert zichzelf en geeft zichzelf totaal.
Wie echt wil geven, geeft dus, zoals God, niet vanuit de hoogte van zijn rijkdom, wel vanuit de bescheidenheid van zijn armoede en kwetsbaarheid. Hij neemt het risico zijn eigen zekerheid kwijt te spelen en geeft vooral zichzelf, zijn hart, totaal.
Wij kunnen soms lang aarzelen eer wij onszelf écht geven, totaal! Tot zolang blijven wij onvoldaan en krampachtig. Niets of niemand kan er ons van buitenaf toe dwingen, zelfs niet met de rijkste cadeaus. Wij kunnen er alleen toe komen onszelf écht te geven vanuit de ervaring van dankbaarheid, omdat wij nl. dankbaar worden voor de overstelpende ervaring reeds zoveel vriendschap te hebben ontvangen van God, zoveel levenskansen en liefdeblijken. Alleen een dankbaar hart is in staat zich totaal te geven.
Door het voorbeeld van de arme weduwe te benadrukken, en ons daarmee eigenlijk iets te willen leren over God, nodigt Jezus ons vandaag uit meer en meer mensen te worden naar het hart van zijn Vader, die niet vanuit de hoogte iets van hun rijkdom weggeven, maar die dankbaar zichzelf wegschenken, totaal.
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Goede God,
dankbaar kijken wij naar U; in ons hart, in de ander, in de schepping. Uw zelfgave is zo totaal, geheel en al voor de ander, voor ieder van ons. Open ons hart voor U, voor uw Zoon. Geef dat wij van U mogen leren ons volledig toe te vertrouwen aan allen die Gij ons schenkt, aan alles dat Gij ons aanbiedt. Maak ons deelachtig aan uw liefde opdat de wereld U mag ontmoeten door ieder van ons. Kom heilige Geest.
Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze Heer. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.