zondag 30 door het jaar – A

Uit het boek Exodus 22, 20-26

Omdat hij zelf eens arm was en verbannen in het land van Egypte, is de Israëliet het aan zichzelf verplicht de armen en vreemdelingen te beminnen als zichzelf. Voor hun ellende toont God zich vol erbarmen.

Zo spreekt de Heer:
‘Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. Doe je dat toch en smeken zij Mij om hulp, dan zal Ik zeker naar hen luisteren: Ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen wees.
Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van hem. Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij Mij om hulp smeekt, zal Ik naar hem luisteren, want Ik ben een genadige God.’

Gezongen antwoordspalm 18

(tekst onder geluidsfragment)

Heer, U heb ik lief, mijn sterkte zijt Gij.

Heer, U heb ik lief,
mijn sterkte zijt Gij,
mijn toevlucht, mijn burcht,
mijn bevrijder.

Mijn God, de rots waar ik toevlucht vind,
mijn schild, mijn behoud en bescherming.
Wanneer ik de Heer aanroep, Hij zij geprezen,
dan doet geen vijand mij kwaad.

De Heer zij geprezen, gezegend mijn rots,
verheerlijkt zij God, mijn verlosser.
Want Gij hebt uw koning de zege geschonken,
uw gunsten bewezen aan uw gezalfde.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenszen 1, 5c-10

Door de Heer na te volgen is Paulus een voorbeeld geworden voor de christenen van Tessalonica. Door Paulus na te volgen zijn de christenen van Tessalonica een voorbeeld geworden voor de omringende landstreken. De Blijde Boodschap verspreidt zich door de uitstraling van het leven zelf.

Broeders en zusters,
u weet hoeveel we voor u hebben betekend toen we in uw midden waren. U hebt ons nagevolgd, en daarmee de Heer: onder zware beproevingen hebt u de boodschap van het evangelie ontvangen met de vreugde van de heilige Geest. Zo bent u een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaje.
Want het woord van de Heer heeft zich vanuit uw gemeente niet alleen in Macedonië en Achaje verspreid, uw geloof in God vindt ook weerklank buiten die gebieden. Wij hoeven daarover niets te vertellen; iedereen praat erover hoe wij door u zijn ontvangen en hoe u zich van de afgoden hebt afgewend om u tot God te keren – om Hem, de levende en ware God, te dienen en om uit de hemel zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de dood heeft doen opstaan: Jezus, die ons redt van het komende oordeel.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 23)

Alleluia.
Wanneer iemand Mij liefheeft
zal hij zich houden aan wat Ik zeg,
mijn Vader zal hem liefhebben
en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen
en bij hem wonen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 22, 34-40

In de plaats van de honderden voorschriften waarmee de rabijnen gewetenskwesties oplosten, stelt Jezus de liefde tot God en tot de naaste, als samenvatting van de hele Wet. Deze twee geboden, die in het Oude Testament onderscheiden waren, maakt Hij tot het enige gebod van het Nieuwe Testament.

Nadat de farizeeën hadden vernomen dat Jezus de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar.
Om Hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’
Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

Van Woord naar leven

LIEFDE

Als je de hele Bijbel – de ‘Blijde Boodschap’ – zou samenvatten in één woord, zou dat ‘liefde’ kunnen zijn. God liefhebben, je naaste, jezelf. Het is de grondslag, zegt Jezus vandaag, van Wet en Profeten.

Diep in onszelf weten we dat liefde vrede geeft: vrede in onszelf, vrede aan de ander, vrede in de samenleving. De vrucht van de liefde is enkel positief, opbouwend, gewoon goed voor iedereen. Eigenlijk is de liefde het meest edele dat er bestaat.

En toch speelt de mens het klaar er zo weinig van te bakken. Kijk naar die twee grote oorlogen die momenteel woeden, naar het grote onrecht in de wereld dat zoveel mensen honger hebben en in armoede moeten leven. Maar ook in onze eigen landje slapen mensen nog steeds in kartonnen dozen onder bruggen, staan er lange rijen aan voedelsbanken in onze steden. Maar laten we ook naar ons eigen leven kijken: in onszelf. We willen wel liefhebben, maar spelen het zo moeilijk klaar. Zoals Paulus gisteren zei: Het goede dat ik wil doe ik niet en het kwade dat ik niet wil doe ik. De mens is toch een vreemd wezen wat dat betreft.

Misschien ligt ons probleem wel in het feit dat we het liefhebben veel te veel in eigen handen willen nemen. ‘Ik’ ga liefhebben. ‘Ik’ ga dat op mijn manier doen. ‘Ik’ beslis wat liefde inhoudt. ‘Ik’ beslis hoeveel ik iemand liefheb. ‘Ik’ beslis wie ik bemin.

Ik ik ik …

Krijgt God nog een plaats? Mag Hij de creator zijn van mijn liefhebben? Mag Hij de ziel zijn van mijn beminnen? Laat ik toe dat in van Hem de genade ontvang te kunnen liefhebben, en wel in zijn naam?

Wel, geliefde mensen, ‘God beminnen bovenal’, zoals de Schrift het zegt, betekent – mijn inziens – Hem zó welkom heten in jezelf, dat Hij inderdaad de ziel kan zijn van je liefhebben. Het betekent Hem – in Christus – door jou heen laten beminnen. Jij met Hem en Hij in en door jou heen. Het wil zeggen ervoor te kiezen penseel te zijn in zijn hand. En laat Hij maar schilderen aan het doek van zijn liefde. Maar al te graag wil Hij jou hiervoor ‘gebruiken’.

De sleutel ligt in onze overgave aan de Heer. In het uitspreken van het grote ‘Gij’, of ‘U’.

Diep vanbinnen weten we dat. En onze intentie bestaat er zelfs in met die overgave te bidden en ook zo te leven. We zouden niet liever willen.
Wat scheelt er toch aan ons dat we er zo vaak niet in slagen?

Wel, in alle bescheidenheid, denk ik dat we ook onze overgave veel te veel in handen willen nemen. ‘Ik’ ga mij hier eens geven aan Christus. ‘Ik’ ga me biddend eens helemaal toevertrouwen aan de Heer. Hoor ook hier de menselijke prestatiedrang door z’n leven, en zelfs zijn biddende overgave aan de Heer, in eigen handen te willen nemen.

En zo kom ik weer op mijn stokpaardje. Mijn excuses dat ik vaak in herhaling val. Maar ik denk écht dat we de werking van de heilige Geest niet mogen onderschatten. Hij – de Geest –  is de weg van onze zuivere overgave aan de Heer zodat Hij inderdaad door ons en met ons kan liefhebben.

Maar liefde dringt zich nooit op. God wacht. Hij is geduldig. Hij nodigt enkel uit. Nederig klopt Hij aan de deur van ons hart, wachtend tot we voor Hem opendoen. In zijn hemels geduld wacht Hij tot we van onze troon komen en ons in nederigheid te ruste leggen in de gloed van de Geest. Teder en sterk zal de Geest ons in overgave brengen aan Christus die ons zal opnemen in zijn eigen ja-woord tot de Vader.
Anders gezegd: Het liefhebben zal ons lukken, omdat we zullen geleerd hebben God God te laten zijn, óók in ons leven.

Laten we bidden

Heilige Geest,
mogen ons gebed zijn:
ons te ruste leggen in U.
Moge uw gloed ons brengen
in overgave aan de Heer.
Opdat het wonder van Gods liefde
kan gebeuren.
Kom heilige Geest.
Amen.

Een liefdevolle zondag voor ieder van u.
Geniet van de herfst, mét of zonder regen.

Met een hartelijke groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.