zondag 28 door het jaar – B

Uit het boek Wijsheid 7, 7-11

De joodse godsdienst huldigt de meerwaarde van de geestelijke goederen en de belangen van het hart boven materiële rijkdom en macht. Dit is niet het monopolie van de wijsheid, want het is een fundamentele intuïtie van elke godsdienst. Christus zal een wijsheid brengen die veel verhevener is: zijn goederen verkopen om ze aan de armen te geven. In Hem is de wijsheid liefde geworden.

Ik bad om inzicht, en het werd mij gegeven; ik heb gesmeekt, en mij werd een wijze geest geschonken. Ik verkoos wijsheid boven scepters en tronen, rijkdom viel bij haar in het niet. Ze was voor mij onvergelijkbaar met de kostbaarste edelsteen; naast haar waren bergen goud niet meer dan een hoopje zand, en met haar vergeleken was zilver maar slijk. Ik beminde haar meer dan gezondheid en schoonheid, ik verkoos haar boven het licht, want ze schitterde zonder ophouden. Tegelijk met haar ontving ik alle andere goede dingen, ze schonk mij onmetelijke rijkdom.

Psalm 90, 12-17a

Refr.: Laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen.

Leer ons zo onze dagen te tellen
dat wijsheid ons hart vervult.
Keer U tot ons, Heer – hoe lang nog ?
Ontferm U over uw dienaren.

Vervul ons in de morgen met uw liefde,
laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen.
Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat U ons kwelde,
de jaren dat wij ellende doorstonden.

Toon uw daden aan uw dienaren,
maak uw glorie bekend aan hun kinderen.
Laat ons uw genade zien, Heer, onze God.
Bevestig het werk van onze handen.

Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 4, 12-13

Toen Jezus de rijke man recht in de ogen keek om hem uit te nodigen al zijn goederen te verkopen om Hem te volgen, stond daar voor die man het Levend Woord van God, scherper dan een tweesnijdend zwaard. Niets zal voor Hem verborgen blijven.

Broeders en zusters,
het woord van God is levend en krachtig, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.
Niets van wat geschapen is blijft voor Hem verborgen, alles is onverhuld en volkomen zichtbaar voor de ogen van Hem aan wie wij rekenschap moeten afleggen.

Alleluia.
Bij God is alles mogelijk,
zegt de Heer.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Marcus 10, 17-30

Een man met bewonderenswaardige deugden wordt door Jezus uitgenodigd zich te ontdoen van de rijkdom die hem hindert. Dit is hem te veel en hij gaat heen, bedroefd omdat hij de moed niet heeft Jezus zover te volgen. Op de weg van het heil vormt rijkdom een handicap die op zich onoverkomelijk is. Het heil is een gave van God die een volledige zelfonthechting veronderstelt. Hierin ligt de schijnbare tegenstrijdigheid: wie aanvaardt alles met Christus te verliezen, krijgt de zekerheid met Hem alles te bezitten. Nu reeds, hier op aarde.

Toen Jezus zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar Hem toe die voor Hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’
Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’
Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’
Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
De leerlingen schrokken van zijn woorden.
Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’
Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om U te volgen!’
Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om mij en het evangelie heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.’

Van Woord naar leven

Vandaag komen wij voor de Heer om Hem, zoals de jongeman uit het evangelie, te vragen: “Goede Meester, wat moeten wij toch doen om echt gelukkig te zijn?” En Jezus verwijst ons naar de gewone geboden. Dát zijn de hulpmiddelen, de wegwijzers, om gelukkig te worden, als medemensen onder elkaar en als kinderen van God. Misschien hebben wij opgemerkt dat Jezus wel niet alle tien geboden opsomt. Tegenover de “rijke jongeman die leeft in het hart van ieder van ons” haalt Hij vandaag vooral die geboden aan die ons herinneren aan onze plichten jegens onze medemensen. In het christendom wordt onze liefde tot God concreet beleefd, niet door individuele devotie, wel door liefde tot de medemens. Dat is een hele opgave, voor die “rijke jongeman die in ieder van ons steekt”.

Maar de jongeman drong bij Jezus aan. In hem leefde blijkbaar een dieper verlangen. Aan hem mocht men meer vragen.
Toen keek de Heer hem liefdevol aan. Door die liefdevolle blik van de Heer voelde de jongeman dat Jezus meer was dan een leermeester die hem enkele middeltjes om gelukkiger te worden aan de hand kon doen. Hij voelde aan dat de Heer hem zijn vriendschap aanbood. Als ook wij op een bepaald moment ervaren dat de Heer met een beminnende blik persoonlijk naar ons kijkt, dan gebeurt er iets belangrijks. Die blik kan van ons heel nieuwe mensen maken, mensen met een andere visie, mensen met ruimere idealen en een nieuwe hoop.
De Heer kijkt ieder van ons in vriendschap aan, maar wij merken het niet altijd. Wij kijken misschien te dikwijls naar de handen van de Heer, naar hetgeen Hij ons zou kunnen geven, naar de geschenken die wij van Hem kunnen verwachten. Maar misschien kijken wij te weinig naar zijn ogen, naar zijn blik. Want dan zouden wij zijn aanbod van vriendschap ontdekken. Dan zouden wij vlug zien dat Hij ons vooral wil ontmoeten en beminnen.
Wanneer een vriendschapsrelatie met de Heer ontstaat, komt vrij vlug het verlangen naar boven om Hem heel nabij te zijn. Jezus’ uitnodiging luidt dan: “Verkoop wat je bezit en kom terug om mij te volgen!” Dat betekent voor ons: “Maak je los van datgene waaraan je nu precies zozeer gehecht bent. Kies ervoor te beginnen leven naar de voorkeur van mijn hart. En begin je te engageren voor Mij.”

Het is verwonderlijk hoe een mens in de loop van zijn leven, – voor hij het goed beseft – telkens aan nieuwe dingen “gehecht” kan geraken. Het kan een gemiste erfenis zijn, of een ontspanningsprogramma op internet, of een eigen vaste gewoonte. Maar dat zijn juist de dingen die ons klein houden en die ons vervreemden van diegenen die ons graag zien. Jezus nodigt ons uit ons te bevrijden uit het kleine wereldje waarin wij onszelf opsluiten en ongelukkig maken, om Hem te volgen en zijn levenshouding over te nemen: nl. op de eerste plaats voor anderen bezorgd te zijn en onszelf te breken, te delen en te geven voor anderen. Op die uitnodiging ingaan en die levenshouding aannemen, wordt het begin van het diepste, meest gelukkige, “eeuwige” leven van Jezus’ vrienden.

Voor de jongeman uit het evangelie werd die uitnodiging toen een afgang. “Hij ging droevig heen, want hij hield vast aan zijn vele bezittingen.” Op sommige dagen, in sommige perioden van ons leven wordt het ook voor ons een mislukking. Telkens als wij de uitnodiging van de Heer niet verstaan of weigeren te verstaan. Telkens als wij liever gehecht blijven aan wat ons eigenlijk ongelukkig maakt.

Welstand is goed. Wij mogen er de Heer om danken dat wij brood op onze tafel hebben en een dak boven ons hoofd, en nog veel meer. Maar de rijkdom kan zeer gemakkelijk misbruikt worden. De Heer gunt het ons dat wij het goed hebben, maar Hij waarschuwt ons wel dat weelde een mens kan veranderen in een bezitterige en hooghartige heerser. Overdreven rijkdom en hebberig bezit maakt het ons zo moeilijk om solidair bezorgd te zijn voor anderen en menselijk verbonden te blijven met de minderbedeelden onder ons. Die bezorgdheid juist is hetgeen dat ons ten diepste gelukkig kan maken.

Solidariteit en verbondenheid, dat zijn immers de rijke gaven van Gods echte vrienden en geroepenen, van diegenen naar wie de Heer Jezus kijkt met een liefdevolle blik en die Hem daarop hun wederliefde willen tonen.

Frans Mistiaen, sj

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
ook ons kijkt gij, doorheen uw Zoon, aan, met die liefdevolle blik, vragende om afstand te nemen van al datgene dat een belemmering vormt in U te leven. Geef ons liefde en nederigheid, moed en volharding, om al die dingen weg te doen die tussen ons en U staan. Mogen wij alzo een en al liefde worden, werkend in uw wijngaard, zorgend naar allen toe die Gij ons toevertrouwt.
Door Christus, onze Heer. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.