zaterdag in week 3 van de veertigdagentijd
Uit het boek Hosea 6, 1-6
In de boeteliturgie doet het volk beroep op God. Het bekeert zich ogenschijnlijk tot Hem, zonder echte Gods-dienst te bereiken. Een zuiver uitwendige eredienst, enkele riten en ceremoniën op zich, lijken niet voldoende. God verlangt vroomheid, liefde, in de diepe religieuze betekenis van het woord. En dat is zoveel meer dan welk offer ook.
‘Kom, laten wij teruggaan naar de Heer! Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons genezen; de hand die sloeg, zal ons verbinden. Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet Hij ons opstaan: in zijn nabijheid zullen wij leven. Dan zullen wij Hem kennen, ernaar jagen om de Heer te kennen. Even zeker als de dageraad zal Hij komen, Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt.’
‘Wat moet Ik met je beginnen, Efraïm? Wat moet Ik met je beginnen, Juda? Want jullie liefde is als een ochtendnevel, als dauw die ’s morgens vroeg verdwijnt. Daarom heb Ik jullie gedood met de woorden die Ik sprak, jullie neergehouwen door mijn profeten; zo brak het volle licht van mijn recht door. Want liefde wil Ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer.
Maar zij hebben het verbond met Mij geschonden, zoals eens in de stad Adam: daar waren ze Mij al ontrouw.’
Tussenzang: Ps 51, 3-4 + 18-21ab
Refr.: Liefde wil Ik, geen offers. (Hos 6, 6)
Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.
U wilt van mij geen offerdieren,
in brandoffers schept U geen behagen.
Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.
Wees Sion welgezind en schenk het voorspoed,
bouw de muren van Jeruzalem weer op.
Dan zult U de juiste offers aanvaarden,
offers in hun geheel verbrand.
Vers voor het evangelie (Am 5, 14)
Zoek het goede, niet het kwade,
dan zal de Heer met jullie zijn.
Uit het evangelie volgens Lucas 18, 9-14
Twee soorten mensen worden hier tegenover elkaar gesteld. De eerste keert zich bij zijn bidden in zichzelf, de tweede keert zich naar God. De farizeeër kan door zijn valse gerechtigheid niet gerechtvaardigd worden. De tollenaar vindt door zijn nederigheid de weg naar genade en vergeving.
Met het oog op degenen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Jezus de volgende gelijkenis.
‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.”
Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’
Van Woord naar leven
EEN LES IN NEDERIGHEID
(Bij Lc 18, 9-14)
De farizeeër staat in de tempel en bidt met zelfvoldaanheid en hoogmoed. Hij kijkt neer op anderen en roemt zijn eigen deugden, zichzelf rechtvaardigend voor God. Hij ziet zichzelf als superieur vanwege zijn strikte naleving van de wet en zijn religieuze praktijken. Maar zijn gebed is niet echt tot God gericht; het is gericht op zijn eigen verdiensten en zijn vermeende superioriteit.
In tegenstelling hiermee staat de tollenaar op afstand, durft zelfs niet naar de hemel op te kijken, en slaat zich op de borst, een teken van diep berouw en nederigheid. Zijn gebed is eenvoudig maar krachtig: ‘God, wees mij zondaar genadig.’ Hij erkent zijn eigen zonden en afhankelijkheid van Gods genade, zonder enige zelfrechtvaardiging.
Jezus benadrukt dat het de tollenaar is die gerechtvaardigd vertrekt, niet de farizeeër. Hij zegt: ‘Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’ Deze woorden leren ons dat nederigheid de sleutel is tot Gods genade en vergeving. Het is wanneer we onze eigen tekortkomingen en gebrokenheden erkennen, én ons hart openstellen voor Gods barmhartigheid, dat we echt gerechtvaardigd worden in Gods ogen.
Deze parabel nodigt ons uit tot een diepgaande zelfreflectie. Hoe naderen wij God? Zijn onze gebeden gevuld met zelfrechtvaardiging en trots, of erkennen we oprecht onze behoefte aan Gods genade en vergeving?
Laten we bidden
Vader,
we komen tot U in nederigheid,
erkennend dat we afhankelijk zijn
van uw genade en barmhartigheid.
Help ons onze harten te openen
voor uw liefde en vergeving.
Mogen we, net als de tollenaar,
bescheiden voor U staan,
vertrouwend op uw genade.
In Christus, onze broeder en Heer.
Amen.
Een mooi weekend.
Van harte, kris
Vragen om mee op weg te gaan
Hoe kan ik mijn hart openstellen voor de diepte en de omvang van Gods barmhartigheid in het dagelijks leven?
Hoe kan ik bij mezelf de nederigheid bevorderen die de nadruk legt op de behoefte aan Gods genade?
Blog ‘Van Woord naar leven’
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.