zaterdag in week 3 door het jaar (oneven jaren)
Uit de brief aan de Hebreeën 11, 1-2 + 8-19
Als Paulus hier uitlegt wat het geloof is, geeft hij een systematische bepaling. Hij haalt het voorbeeld aan van Abraham en Sara. Zij waren op een woord van de Heer weggetrokken uit hun land en volk, naar onbekende verten. Ook voor ons blijft het geloof een ingaan op een belofte ons door de levende Heer gedaan. Wij hopen dat Hij haar zal volbrengen.
Broeders en zusters,
het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen.
Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede–erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. Zo bracht één man, wiens kracht al gestorven was, zoveel nakomelingen voort als er sterren aan de hemel staan, ontelbaar als zandkorrels op het strand langs de zee.
Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland. En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft Hij voor hen een stad gereedgemaakt.
Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaak als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl er tegen hem gezegd was: ‘Alleen door Isaak zul je nageslacht krijgen’, zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding.
Lucas 1, 69-75
Refr.: Geprezen zij de Heer !
Een reddende kracht heeft Hij voor ons opgewekt
uit het huis van David, zijn dienaar,
zoals hij van oudsher heeft beloofd
bij monde van zijn heilige profeten:
bevrijd zouden we worden van onze vijanden,
gered uit de greep van allen die ons haten.
Zo toont Hij zich barmhartig jegens onze voorouders
en herinnert Hij zich zijn heilig verbond:
de eed die Hij gezworen had aan Abraham, onze vader,
dat wij, ontkomen aan onze vijanden,
Hem zonder angst zouden dienen,
toegewijd en oprecht,
altijd levend in zijn nabijheid.
Uit het evangelie volgens Marcus 4, 35-41
Zo iets kan toch niet gebeuren. Stormen en crisis rollen steeds aan in toenemende hevigheid. En de Heer schijnt alles maar te laten begaan. De leerlingen beginnen aan Hem te twijfelen. Als zij Hem in hun angst wekken, krijgen zij verwijten te horen om hun klein geloof. Ze hebben Hem nog steeds niet herkend als hun Messias, als de gezondene van God.
Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei Jezus tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’
Ze stuurden de menigte weg en namen Hem mee in de boot waarin Hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op.
Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. Maar Hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het U niet schelen dat we vergaan?’
Toen Hij wakker geworden was, sprak Hij de wind bestraffend toe en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’
De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot rust.
Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’
Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en het meer Hem gehoorzamen?’
Van Woord naar leven
Ook al klinkt het heel cliché… wij allen hebben in ons leven met stormen te maken. Geloofstwijfel, ongeloof, tegenslag, leed, rouw,… stormen die ons vroeg of laat allen overkomen. Ze zijn in staat onze hele binnenkant overhoop te gooien. Hoe moet het verder, in Gods naam…
En waarschijnlijk klinkt ook dit cliché, maar Jezus is niet minder aanwezig in deze stormen van het leven, dan op momenten dat onze levenszee schijnbaar rustig is. Net zoals de leerlingen zullen we ook van mening zijn dat Jezus slaapt. In zekere zin doet Hij dat misschien ook, maar feit is: Hij is er wel. En zoals Hij het gezag heeft om de storm te luwen, zo laat Hij schijnbaar ook toe dat het af en toe stormt. Alsof het bij het leven hoort.
En inderdaad, dikwijls hoort het bij het leven, en hebben we het zelfs nodig. Moesten we de stormen niet nodig hebben… het zou ook niet stormen.
Stormen voeden op. Ze maken ons volwassen in het geloof. Veel stormen bevrijden ons van een zekere kinderachtige en oppervlakkige geloofsbeleving waar het liefhebben schijnbaar een van de grootste vanzelfsprekendheid is dat er bestaat. Dat is de liefde dus niet. Liefde is helemààl niet vanzelfsprekend. Laat het je niet wijsmaken!
Liefde vraagt vertrouwen op, en overgave aan, de Heer. Dit is tegen de menselijke natuur in die geneigd is z’n eigen buik te volgen. Christelijke liefde trekt je van je buik weg, en doet je schenken aan Christus die in je woont. Deze Christus zal je trekken in de brand van zijn eigen liefde, in het vuur van zijn totaal gegeven-zijn voor de wereld, in volle overgave aan de wil van de Vader.
Is dat vanzelfsprekend? Nee!
Is dat onze roeping? Ja!
Een mens heeft soms stormen in z’n leven nodig om los te komen van z’n eigen buik. Hij moet bij momenten de duisternis in om te weten hoe licht de Heer wel is. Jezus moet zich soms wegsteken om ons uit ons ‘kot’ te lokken, om onze dorst naar Hem groter te maken.
Jezus zwijgt dikwijls totdat we zelf zwijgen… om Hem op een volwassen wijze (terug) te vinden, sterker dan ooit.
Laten we niet te snel boos zijn op de stormen die ons leven tarten. Maar laten we de waas van onze ogen verwijderen en de Heer zien, die misschien ook dan tot ons zegt: ‘Kom, kleingelovige, Ik zal je sterk maken, in staat om lief te hebben’.
kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer,
het is gewoon zo: we zijn dikwijls zéér kleingelovig, amper in staat U één meter te volgen. Als het Gods wil is… dat het dan maar stormt in ons leven. Bevrijd ons dan van alle oppervlakkigheid en schenk ons de genade van een volwassen geloof dat zich naakt aan U doet schenken, los van zoete gevoelens of sfeertjes die we denken zo nodig te hebben. Ja Heer, leer ons liefhebben zoals Gij ons liefhebt. Doe ons uw kruis beminnen, en ga met ons deze weg mee.
Kom Heer Jezus, kom. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.