zaterdag in week 2 door het jaar
Uit het tweede boek Samuël 1, 1-4 + 11-12 + 19 + 23-27
David verneemt de dood van koning Saul en zijn zoon Jonatan. Hoezeer Saul hem ook verwenst had en bedreigd, David rouwt erom en zet anderen aan tot meeleven en wel tot hetzelfde meeleven als om de dood van zijn vriend Jonatan.
Saul was gesneuveld en David had de Amalekieten verslagen en was alweer twee dagen terug in Siklag. Op de derde dag liet zich iemand uit het legerkamp van Saul aandienen. Hij had zijn kleren gescheurd en stof over zijn hoofd geworpen. Bij David gekomen, boog hij diep voorover. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg David, en de man antwoordde: ‘Uit het legerkamp van Israël. Ik ben ontkomen.’ ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg David ongerust. ‘De soldaten moesten vluchten,’ vertelde hij. ‘Velen van hen zijn gesneuveld, en ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn omgekomen.’ Hierop greep David zijn kleren en scheurde ze, en ook al zijn mannen deden dat. Ze rouwden, jammerden en vastten tot de avond viel om Saul, zijn zoon Jonatan en het volk van de Heer, het volk van Israël, omdat zij in de strijd waren gesneuveld.
David sprak: ‘Als een gevelde hinde, Israël, ligt jouw trots gesneuveld op je heuvels. Ach, dat je helden moesten vallen! Saul en Jonatan, de geliefden en beminden, bij leven niet te scheiden, en onafscheidelijk verbonden in de dood. Sneller dan een arend waren ze, en sterker dan een leeuw. O dochters van Israël, treur om Saul! Rijk bewerkt scharlaken gaf hij je te dragen, door hem werd je getooid met sieraden van goud. Ach, dat de helden in de oorlog moesten vallen! Jonatan ligt gesneuveld op de heuvels. Het verdriet verstikt me, Jonatan, je was mijn broeder, en mijn beste vriend. Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen. Ach, dat de helden moesten vallen, dat die wapens van Israël verloren moesten gaan!’
Psalm 80, 2 + 3 + 5 + 6 + 7
Refr.: Heer, kom en red ons.
Hoor ons, herder van Israël,
die Jozef leidt als een kudde.
U die troont op de cherubs, verschijn in luister
aan Efraïm, Benjamin en Manasse.
Laat uw kracht ontwaken,
kom, en red ons.
Heer, God van de hemelse machten,
hoe lang nog blijft U vertoornd op uw biddende volk?
U liet ons brood van tranen eten
en een stroom van tranen drinken.
U hebt andere volken tegen ons opgezet,
onze vijanden drijven de spot met ons.
Alleluia. (Ps 119, 135)
Laat het licht van uw gelaat
over mij schijnen,
onderwijs uw dienaar in uw wetten.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 3, 20-21
Jezus’ optreden wekte heel wat verwondering en ergernis, zelfs bij zijn familieleden. Zijn belangloze inzet en zijn verregaande dienst om niet, konden ze niet vatten. Ook voor hen was alléén geloof de norm om Hem te begrijpen. Verhalen die laten verstaan dat mensen uit Jezus’ onmiddellijke omgeving alles direct vernamen, vertekenen de waarheid en maken Jezus’ familie onecht.
Jezus ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om wat te eten. Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om Hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had Hij zijn verstand verloren.
Van Woord naar leven
… want volgens hen had Hij zijn verstand verloren.
Wie leeft in de geest van Jezus zal beslist voor velen in ‘de wereld’ ook z’n verstand verloren hebben. Voor ‘de wereld’ is het immers dikwijls niet meer dan normaal dat je die dingen nastreeft die het eigenbelang dienen. Terwijl het evangelie oproept het gemeenschappelijk belang te dienen, of nog beter gezegd: Gods belang. En het belang van God gaat niet over het bevredigen van je eigen ego, maar wel over liefde tot de naaste, tot allen.
En dan hebben we het over het belichamen van Gods goedheid, over het beantwoorden aan zijn oproep tot vergeving en het werken aan verzoening, over het streven naar een eerlijk economisch systeem, over het delen met hen die minder hebben, over respectvol omgaan met moeder aarde, over geweldloosheid, gemeenschap, verkondiging,…
Wie deze weg gaat zwemt, jammer genoeg, dikwijls tegen de grote stroom in. Het vraagt moed dit vol te houden. Het vraagt nederigheid niet hoogmoedig te zijn. Het vraagt vooral heel veel liefde niemand te veroordelen maar naar eer en geweten trouw je weg te blijven gaan. En wel in naam van de Heer, vanuit een innige verbondenheid met Hem.
Laten we het samen doen, als Kerkgemeenschap, onze bewust zijnde dat we de wereld zijn ingezonden. Laten we, naar de woorden van paus Franciscus, geen angst hebben onze handen vuil te maken. Laten we eenvoudig en oprecht, biddend en dankbaar, de straten van onze dorpen en steden vullen met Gods liefde door ieder ander te beminnen met de liefde waarmee God elke mens bemint.
Moge ons hart geopend zijn voor God en gericht naar de wereld. Mogen we bescheiden zijn maar niet laf, klein maar niet weggedoken, liefdevol en dapper. Mogen we op de eerste plaats biddende mensen zijn; mensen die vanuit het ontmoeten van God zich engageren in de wereld; ieder naar zijn roeping en mogelijkheden; naar daad, woord en gebed.
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
mogen wij in Christus U belichamen in deze wereld. Mogen wij als Kerk ons gezonden weten zout en licht te zijn. Mogen wij dit altijd nederig doen, de ander hoger achtend dan onszelf.
Om deze genade bidden wij, in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.