woensdag in week 8 door het jaar

Uit het boek Wijheid van Jezus Sirach 36, 1 + 4-5a + 10-17

‘Heer God, ontferm U over ons’.

Heer, God van alles wat bestaat, ontferm U over ons.
Aan de volken hebt U door ons uw heiligheid getoond, toon zo door hen aan ons uw macht.
Laten zij U erkennen, zoals ook wij erkennen, Heer.
Haast U, volvoer uw besluit, laat iedereen over uw grote daden vertellen.
Laat wie vlucht door uw vurige toorn worden verteerd, vernietig ieder die uw volk kwaad doet.
Verbrijzel de hoofden van de aanvoerders van de vijanden, die zeggen: ‘Er is niemand buiten ons.’
Breng de stammen van Jakob weer samen en geef hun het gebied van vroeger.
Heer, ontferm U over uw volk, naar uw naam genoemd, over Israël, dat U tot uw eerstgeborene hebt gemaakt.
Ontferm u over de stad van uw heiligdom, over Jeruzalem, waar uw rustplaats is.
Vervul Sion met de lofprijzing van uw glorie en uw tempel met uw luister.
Neem het op voor uw eerste schepselen, vervul de profetieën die in uw naam zijn uitgesproken.

Psalm 79, 8-9 + 11 + 13

Refr.: Heer, U zullen wij prijzen, in eeuwigheid.

Laat ons niet boeten voor vroegere zonden,
kom met uw barmhartigheid ons tegemoet,
want wij zijn maar zwakke mensen.

Ach help ons, God van ons heil, om uw Naam,
bevrijd ons, vergeef onze zonden,
laat niemand zeggen: waar is nu hun God?

Tot U stijge op het gekerm der geboeiden,
bevrijd met uw macht die de dood zijn gewijd.

Maar wij zijn uw volk, Heer, uw eigen kudde,
wij zullen U prijzen in eeuwigheid,
uw lof van geslacht tot geslacht bezingen.

Uit het evangelie volgens Marcus 10, 32-45

Wanneer Jezus voor het laatst naar Jeruzalem trekt, maakt Hij zijn leerlingen duidelijk dat zijn dienstbaarheid daar zijn hoogtepunt zal bereiken in lijden en dood. Zij kunnen het echter niet begrijpen. Jezus herhaalt nogmaals ‘dat Hij niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen’, en dat dit ook hun lot zal zijn.

Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat Hem zou overkomen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die Hem ter dood zullen veroordelen en Hem zullen uitleveren aan de heidenen. Ze zullen de spot met Hem drijven en Hem bespuwen en Hem geselen en doden, maar na drie dagen zal Hij opstaan.’
Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij Hem en zeiden: ‘Meester, we willen dat U voor ons doet wat we U vragen.’
Hij vroeg hun: ‘Wat willen jullie dan dat Ik voor je doe?’
Ze zeiden: ‘Wanneer U heerst in uw glorie, laat een van ons dan rechts van U zitten en de ander links.’
Maar Jezus zei tegen hen: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik moet drinken of de doop ondergaan die Ik moet ondergaan?’
‘Ja, dat kunnen wij’, antwoordden ze.
Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen de beker drinken die Ik zal drinken en de doop ondergaan die Ik zal ondergaan, maar wie er rechts of links van mij zal zitten, kan Ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd.’
Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op Jakobus en Johannes.
Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus tot ons: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’

Het grote voorbeeld van dienstbaarheid is de Heer zelf.
Spontaan gaan mijn gedachten naar het evangelie van Witte Donderdag. Daar lezen we dat Jezus neerknielt voor de leerlingen om hen de voeten te wassen. Gods Zoon, waar wij de neiging hebben om voor te knielen, knielt zélf neer om de voeten van zijn leerlingen te wassen. Wat een groot gebaar van God! Jezus stelt zich bij de voetwassing niet enkel op als gelijke, maar als mindere.

Dat is het ware dienen, inwendig knielen voor élke mens. Niet enkel voor die mens waar we gevoelsmatig sympathie voor koesteren, maar voor élke mens, ook voor hem die we liever niet zouden zien.

Bij het binnengaan van een kerk knielen veel mensen opdat Jezus daar aanwezig in de eucharistie. Het is een mooi en zinvol gebaar. Maar kunnen wij diezelfde eerbied ook opbrengen voor onze medemens? Kunnen wij inwendig knielen voor elke mens die God ons op ons levenspad brengt? Zowel voor hen die we fysiek ontmoeten alsook voor hen waarvoor we bidden?

Net zoals de Heer niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen, is ook ieder van ons geroepen niet om gediend te worden maar om te dienen. En dit met een oeverloos respect voor de ander, al was het maar omdat hij of zij ook een kind van God is.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
wie in uw ogen groot wil zijn, moet klein en nederig worden. Leer ons de weg gaan van het ware dienen. Beziel ons met de gezindheid van Jezus, die voor ons zijn leven heeft gegeven.
In Christus’ naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.