woensdag in week 4 door het jaar (oneven jaren)
Uit de brief aan de Hebreeën 12, 4-7 + 11-15
Om zijn kinderen op te voeden en te genezen, gebruikt God ook beproevingen. Men moet zich dus niet laten ontmoedigen in het leven. Naar het voorbeeld van Christus, moet men zich edelmoedige inspanningen en moeite leren getroosten. Men kan voor de anderen een voorbeeld zijn ten goede, maar ook ten kwade.
Broeders en zusters,
u hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet. Kennelijk bent u de bemoediging vergeten die tot u als tot kinderen wordt gericht: ‘Mijn zoon, je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elke zoon van wie hij houdt.’
Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als zijn kinderen. Welk kind wordt niet door zijn vader berispt?
Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar op de duur plukt wie erdoor gevormd is er de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid.
Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest.
Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien.
Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem opschiet die onrust veroorzaakt en met zijn bitterheid velen besmet.
Psalm 103, 1 + 2 + 13 + 14 + 17 + 18a
Refr.: Prijs, mijn hart, Gods heilige Naam.
Prijs de Heer, mijn ziel,
prijs, mijn hart, zijn heilige Naam.
Prijs de Heer, mijn ziel,
vergeet niet één van zijn weldaden.
Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen,
zo liefdevol is de Heer voor wie Hem vrezen.
Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn,
Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.
Maar de Heer is trouw aan wie Hem vrezen,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen
van wie zich houdt aan zijn verbond.
Uit het evangelie volgens Marcus 6, 1-6
Jezus’ verwanten en stadsgenoten aanvaardden Hem niet. Hun moeilijkheid is altijd dezelfde: hoe kan nu iemand, die ze van zo nabij kennen en uit zulk gezin afstamt, goddelijk gezag hebben? Om dit te kunnen aanvaarden zal al hun geloof door de schijn van het alledaagse heen moeten breken om het heilige te kunnen ontwaren in Jezus’ woorden en daden.
Jezus ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. Toen de sabbat was aangebroken, gaf Hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt Hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan Hem.
Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’
Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof.
Van Woord naar leven
Ze namen aanstoot aan Hem. Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’
Jezus moet vermoed hebben dat dit ging gebeuren. En toch ging Hij. Hij had evengoed niet kunnen gaan. Maar Hij ging. Het was zijn zending aan iedereen de Blijde Boodschap te melden, ook aan hen waarvan Hij wist dat de boodschap niet echt zou aankomen.
Eigenlijk geldt dat ook voor ons. Want soms maken we het ons makkelijk. Als we al op een of andere wijze ‘verkondigen’, doen we dat gewoonlijk tot mensen waarvan we op voorhand weten dat de boodschap een zekere ingang zal vinden. Maar ook naar hen gaan waarvan we weten of vermoeden dat het geen ingang zal vinden… da’s heel andere koek. En toch hebben deze mensen evenveel recht om de boodschap te horen dan zij die – bij wijze van spreken – zelf naar ons toekomen.
Het evangelie uitdragen naar hen die er – op het eerste zicht – niet onmiddellijk voor openstaan, is niet makkelijk. We moeten dit verstandig aanpakken.
We moeten op de eerste plaats het evangelie zelf willen zijn, dat wil zeggen dragers van Gods vrede. Vanuit deze vrede kunnen we dan onder de mensen zijn; niet als meerderen maar als één van hen. Wie op zo’n wijze bij anderen is, zal vroeg of laat, en op het gepaste moment, de juiste woorden vinden om iets om over het diepere van het leven te zeggen, en daarover in gesprek te gaan. Zulke momenten doen zich meer voor dan we doorgaan denken. Alleen hebben we dikwijls angst van die momenten en vervallen alweer snel in het oppervlakkig geklets. Weet dat vele mensen – dikwijls hen waarvan we het niet direct verwachten – hunkeren naar zulke diepere gesprekken.
Het komt er in ons spreken op aan de juiste snaren bij elkaar aan te raken om het ‘goede gesprek’ te kunnen voeren. Dat vraagt een zekere vaardigheid waar we ons als christenen meer in zouden moeten oefenen. Niet zozeer door allerlei gesprekstrucjes toe te passen, maar veeleer gewoon door het te doen, zacht en moedig.
En niet onbelangrijk: laten we de humor niet vergeten: via de humor kunnen we heel dikwijls iets over God en geloof zeggen. Humor doorprikt dikwijls de starre geloofshouding- en visies die katholieke mensen wel eens dreigen te hebben.
Maar het meest belangrijke is dat we in dat gebeuren God niet vergeten. In ons ochtendgebed mogen we vragen aan God dat Hij ons in de loop van de dag momenten schenkt waar we iets van Hem kunnen tonen of over Hem kunnen zeggen, dat Hij ons de goede gebaren en woorden zou (in)geven, dat Hij ons een vrij hart zou schenken om te ‘kunnen’ spreken en handelen ‘in’ Hem.
Deze vorm van vraag-gebed is niet onbelangrijk. We mogen dat echt vragen. Christus heeft beloofd altijd bij ons te zijn, ook voor die zaken. Laten we zijn aanwezigheid koesteren om vanuit Hem anderen te ontmoeten, naar hen te luisteren, met hen in gesprek te gaan.
Moge de heilige Geest ons hierin begeleiden.
kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer God,
kom met uw heilige Geest over ieder van ons, opdat wij als broeders en zusters van ieder van U mogen vertellen doorheen woord en gebaar. Mogen wij dit nederig doen, vanuit de inwoning van uw Zoon, gericht op U. Moge de geest van gebed ons hierbij begeleiden.
Dit bidden wij in Christus, uw Zoon en onze Heer. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.