woensdag in week 33 door het jaar
Uit het boek Apocalyps 4, 1-11
In dit visioen beschrijft Johannes de glorie en majesteit van Gods troon, omringd door betekenisvolle wezens en oudsten die voortdurend lof en aanbidding brengen. Het benadrukt Gods heiligheid, almacht en scheppende kracht, terwijl het de lezer oproept tot eerbied en overgave aan de Schepper van alles wat bestaat.
Hierna had ik een visioen. Er stond een deur open in de hemel. De stem die me eerder had toegesproken met het geluid van een bazuin, zei nu: ‘Kom hierboven, dan laat Ik je zien wat er hierna gebeuren moet.’ Op hetzelfde moment raakte ik in vervoering. Er stond een troon in de hemel en daarop zat iemand. Degene die daar zat had een uiterlijk als van jaspis en sarder, en rond de troon was een regenboog die eruitzag als smaragd. Om de troon heen stonden vierentwintig andere tronen, waarop vierentwintig oudsten zaten. Ze droegen witte kleren en hadden een gouden krans op hun hoofd. Van de troon gingen bliksemschichten uit en donderslagen en groot geraas. Voor de troon brandden zeven vurige fakkels; dat zijn de zeven geesten van God. Ook lag er voor de troon iets als een zee van glas, van kristal. Midden voor de troon en eromheen waren vier wezens, die van voren en van achteren een en al oog waren. Het eerste wezen zag eruit als een leeuw en het tweede als een jonge stier; het derde had een gezicht als een mens en het vierde leek een vliegende adelaar. Elk van de vier wezens had zes vleugels, met overal ogen aan de buiten- en de binnenkant. Dag en nacht, zonder ophouden, roepen ze: ‘Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt.’ Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: ‘U komt alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’
Tussenzang: Ps 150
Refr.: Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige.
Loof God in zijn heilige woning,
loof Hem in zijn machtig gewelf,
loof Hem om zijn krachtige daden,
loof Hem om zijn oneindige grootheid.
Loof Hem met hoorngeschal,
loof Hem met harp en lier,
loof Hem met dans en tamboerijn,
loof Hem met snaren en fluit.
Loof Hem met klinkende bekkens,
loof Hem met slaande cimbalen.
Alles wat adem heeft,
loof de Heer.
Vers voor het evangelie (Ps 24, 4c + 5a)
Alleluia.
Heer, leer mij uw paden te gaan,
wijs mij de weg van uw waarheid
en onderricht mij.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 19, 11-28
Deze gelijkenis die Jezus vertelt benadrukt het belang van trouw en verantwoordelijkheid in het beheren van wat God ons toevertrouwt, terwijl het ook waarschuwt voor de gevolgen van ontrouw en passiviteit.
Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Hij een gelijkenis, aangezien Hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken.
Hij zei:
‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.”
Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!”
Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend.
De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.”
Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.”
De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.”
Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.”
Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.”
Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.”
En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.”
Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!”
“Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’
Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.
Van Woord naar leven
LEVEN IN DE GLORIE VAN GOD
(Bij Ap 4, 1-11)
In deze laatste weken voor de adventstijd worden we door de liturgie uitgenodigd om te lezen uit het boek Apocalyps. Op het eerste zicht geen makkelijk boek. De rijke symboliek en beelden vragen om een open hart en een biddende houding. Het is meer dan de moeite waard om ons hiervoor te openen, want – net zoals andere teksten uit de Bijbel – spreekt God ook doorheen deze teksten zelf tot ons, en verwijst Hij naar zijn liefde waarin wij als zijn kinderen mogen leven.
Deze lezingen uit de Apocalyps wijzen niet enkel vooruit naar ons toekomstig leven bij God na ons aards sterven. Ze zijn ook een uitnodiging om hier en nu, in ons dagelijks bestaan, al te leven vanuit zijn liefde. Ze roepen ons op tot een mystieke houding, waarbij we ons laten raken door zijn aanwezigheid en onze blik te verheffen naar zijn heerlijkheid, midden in de werkelijkheid van ons dagelijks leven.
Vandaag worden we doorheen het visioen van Johannes meegenomen naar een open deur in de hemel, alsof God zelf zegt: ‘Kom hierboven, dan laat Ik je zien wat er hierna gebeuren moet.’
Daar, omgeven door een onuitsprekelijke grootheid, staat de troon van God. Hij die op de troon zit, straalt een schoonheid uit die alle woorden te boven gaat: als jaspis en sarder, omgeven door een regenboog van smaragd. Dit beeld nodigt ons uit stil te staan bij de heerlijkheid en de macht van de Schepper, die de bron is van al wat leeft en onze menselijke begrippen overstijgt.
De vierentwintig oudsten, gekleed in wit en gekroond met goud, vertegenwoordigen een volheid van geloof, een gemeenschap van mensen die in nederigheid hun kroon afleggen voor de Heer. Hun gebaar wijst ons op het feit dat alles wat we hebben, alles wat we zijn, een gave is van God. In hun aanbidding leggen ze symbolisch hun eigen grootheid neer voor de ware Koning.
De vier wezens rondom de troon, elk met een uniek uiterlijk, roepen onafgebroken: ‘Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt.’ Hun lofzang nodigt ons uit om ons eigen leven te laten weerklinken in aanbidding. God is niet alleen de Schepper, maar ook de eeuwige Tegenwoordigheid in ons midden, hier en nu.
Voor de troon strekt zich een zee van glas uit, helder als kristal. Het doet denken aan vrede en transparantie: een uitnodiging om ons hart voor God te openen, zonder maskers, zonder schijn. Het licht van de vurige fakkels – de zeven geesten van God – schijnt helder en verwarmend. Dit vuur herinnert ons aan de kracht van de Heilige Geest, die ons leidt en vernieuwt.
Wanneer wij deelnemen aan deze hemelse lofzang, worden we deel van een eeuwig lied: ‘U komt alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen.’ Het herinnert ons dat ons bestaan geen toeval is, maar geworteld in de wil en liefde van God. Elk moment van ons leven, elke ademtocht, is een echo van zijn scheppend woord.
Laten we ons in ons dagelijks leven laten leiden door deze visioenen van heiligheid. Laten we, net als de oudsten, onze ‘kronen’ – onze prestaties en trots – afleggen en erkennen dat alles van Hem komt. Hij roept ons op om met een open hart voor zijn troon te staan, om deel te nemen aan de hemelse lofzang en zijn naam groot te maken.
‘Heilig, heilig, heilig is de Heer.’ Laten we dit lied niet alleen met onze lippen, maar ook met ons leven zingen, zowel in momenten van alleen-zijn alsook in onze ontmoetingen met mensen doorheen de dag.
Laten we bidden
Goede God,
open ons hart
voor uw heiligheid en aanwezigheid,
Help ons om in nederigheid te leven,
onze trots af te leggen
en uw liefde te weerspiegelen.
Heilig, heilig, heilig is de Heer!
Amen, ja amen.
Geliefde mensen, laten we in deze weken voor de advent – met het boek Apocalyps – onze harten openen voor de grootsheid van God, die ons uitnodigt om zijn liefde te weerspiegelen in alles wat we doen. Mogen we, zoals de oudsten voor de troon, ons leven in nederigheid voor Hem neerleggen en ons steeds meer laten vervullen door zijn aanwezigheid in Christus.
Een zegenrijke dag!
kris
Om mee op weg te gaan
Ben ik in staat om, te midden van het alledaagse, mijn blik te verheffen naar de schoonheid van God en mijn hart af te stemmen op zijn glorie?
Kan ik, zoals de oudsten, mijn eigen trots en prestaties afleggen en erkennen dat alles wat ik ben en heb, een gave van God is?
Blog ‘Van Woord naar leven’
Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.
Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.