woensdag in week 27 door het jaar

Uit het boek Jona 4, 1-11

Jona was naar Nineve getrokken om straffen aan te kondigen en hij ontdekt dat men zich bekeerd had. Hij zou het een keer goed zeggen en nu is hij teleurgesteld dat het niet meer nodig is. God maakt hem duidelijk dat inkeer belangrijker is dan vermaningen.

Jona vond het besluit van de Heer heilloos en hij werd nijdig. Hij bad tot de Heer: ‘Ach Heer, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden. Laat mij maar sterven, Heer: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ Maar de Heer zei: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’
Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren. Nu liet de Heer God een wonderboom opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te verdrijven. Jona was opgetogen over de boom. Maar de volgende morgen, bij het aanbreken van de dag, liet God de boom door een worm aanvreten, zodat hij verdorde. En toen de zon opkwam, liet God een verzengende wind uit het oosten waaien; de zon brandde zo op Jona’s hoofd dat hij door de hitte werd bevangen. Hij bad om te mogen sterven: ‘Ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ Maar God zei tegen Jona: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent over die boom?’ Jona antwoordde: ‘Ja, het is terecht dat ik kwaad ben. Was ik maar dood!’ Toen zei de Heer: ‘Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, waar jij geen enkele moeite voor hebt hoeven doen en die jij niet hebt laten groeien, een boom die in één nacht opkwam en in één nacht weer verging, zou Ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?’


Psalm 86, 3 + 4 + 5 + 6 + 9 + 10

Refr.: Heer, U bent groot !

Wees mij genadig, Heer,
heel de dag roep ik tot U,
verblijd het hart van uw dienaar,
naar U verlang ik, Heer.

U, Heer, bent goed en tot vergeving bereid,
uw trouw is groot voor ieder die U aanroept.
Hoor mijn gebed, Heer,
luister naar mijn smeken.

Alle volken, door U gemaakt, komen
en buigen zich, Heer, voor U
en prijzen uw Naam.
U bent groot, U doet wonderen,
U alleen bent God.

Vers voor het evangelie (Jak 1, 21)

Alleluia.
Wees zachtmoedig
en aanvaard de boodschap
die in u is geplant
en die u kan redden.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 11, 1-4

Lucas geeft een verkorte versie van het Onze Vader. Deze tekst bevat de kern van ieder gebed en van ieder christelijk leven. Het erkent de Vader zoals Christus deed, het vraagt om zijn Rijk en geeft de voornaamste voorwaarden om dit Rijk te vestigen: drie wegen waarlangs wij toegang hebben tot God.

Eens was Jezus aan het bidden, en toen Hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’
Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan: “Vader, laat uw Naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen. Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is. En breng ons niet in beproeving.”’

Van Woord naar leven

HEER, LEER ONS BIDDEN

Jezus leert zijn leerlingen bidden. En daarmee leert Hij ook ons, volwassenen, bidden.
Maar wie leert er onze kinderen bidden?

Hopelijk krijgen ze dit mee van huis uit, en horen ze er niet voor het eerst over bij een eerste communie of een godsdienstles op school. Eigenlijk is ‘aanleren’ geen goed woord wanneer het gaat over kinderen en gebed. Veel belangrijker is dat het kind ziet dat er thuis gebeden wordt, en dat het als vanzelfsprekend wordt opgenomen in het gezinsgebed. Een kind zal (wanneer het nog klein is) daar geen kritische vragen rond stellen, integendeel. Het zal het als goed ervaren, want mama en papa doen het, en dan is het goed. Zo is een kind.
Of het nu bij het opstaan is, voor en/of na het eten, bij het slapen gaan, of wanneer ook, het is goed dat we onze kinderen opvoeden in de realiteit dat het goed is dat een christen bidt.

En als het op latere leeftijd ineens beslist om niet meer te bidden (laat een puber maar puberen), dan heeft het ten minste de herinnering dat zijn ouders baden, en dat ze dit nog doen. Die herinnering mogen we niet onderschatten. Vroeg of laat zal God hen onderdompelen in deze her-innering; zelfs zo dat het een bron wordt van genade voor de opgroeiende mens met al zijn vragen en twijfels.

We kennen het begrip erfzonde. Maar er bestaat ook zoiets als erfgenade; het goede dat wordt doorgegeven, dikwijls in stilte en verborgen. Maar God is groter in zijn genadegaven dan we doorgaans denken of geloven. Bidden met kinderen is zaaien in hun hartjes.

Uiteraard geldt het ‘bidden met’ niet enkel voor ouders. Ieder die in contact staat met kinderen draagt daarin zijn verantwoordelijkheid.

Zelfs de leiding in de jeugdbeweging. Toen ik vroeger jaarlijks mee op scoutskamp ging baden wij zingend iedere avond rond de vlaggenmast ‘Oh Heer, d’avond is neergekomen…’. Velen van ons kennen dat beslist nog. Van harte hoop ik dat de jeugdleiding van vandaag ook bidt met hun bengels. Oke, misschien op een meer hedendaagse manier, maar zo dat het kind leert zijn handen en hart te openen voor Hem die het leven geeft, dat er een vriend is uit de hemel die in hun hart woont: Jezus die met hen meegaat, hen helpt elkaar graag te zien, hen helpt te vergeven, hen helpt het goede te doen.

Daarbij niet vergetend dat het ‘goede gesprek’ met onze jongeren ook zeer belangrijk is. Spreek met hen over Jezus als de Vriend uit de hemel die in hen woont. Vertel verhalen uit de Bijbel op hun niveau opdat ze hun Vriend steeds beter leren kennen. Maak tekeningen van Jezus, zing over Hem aan tafel.

Lieve ouders, beste opvoeders, geef Jezus een plaats in het leven van onze kinderen. Mogen ze, mede door uw toedoen, door en door goede mensen worden, die op latere leeftijd zullen weten waarvoor ze leven, vanuit wie ze leven, wat ware liefde en trouw betekent, wat engagement wil zeggen. De jeugd is de toekomst van morgen. Moge de kinderen van vandaag morgen christenen zijn die fier en blij dragers zijn van Gods vrede, uitdragers van zijn liefde.

Laten we bidden

Heer God,
beziel ons, volwassenen, met uw Geest van gebed,
opdat we onze kinderen mogen leren bidden.
Mogen zij, met ons, U ontmoeten.
Moge deze ontmoeting hen tot jonge mensen maken
die weten waarover het leven gaat.
Trek hen in uw liefde, oh Heer,
versmelt hen met uw vrede,
opdat ze mensen mogen worden
die beeld en gelijkenis zullen zijn van U;
mensen die U en medemens graag zien,
mensen die met vallen en opstaan
getuigen van uw liefdevolle aanwezigheid
in deze wereld.
Kom heilige Geest.
Amen.

Ja, geliefde mensen, laten we het gebed levend houden.
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.