woensdag in week 1 door het jaar
Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 2, 14-18
Het geheim van Christus bestond in zijn God-zijn en zijn volkomen menselijkheid. In alles is Hij volkomen aan ons gelijk geworden. De beste manier om mensen te helpen is immers steeds hun lot te delen en mét hen in hun situatie op weg te gaan. Dan pas kan men elkaar bevrijden en zelfs elkaar werkelijke belangen bij God behartigen, zoals Christus dat doet ten aanzien van ons.
Broeders en zusters,
omdat de kinderen van één familie mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij, om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die door hun angst voor de dood hun leven lang in slavernij verkeerden.
Het moge duidelijk zijn: Hij is niet begaan met het lot van engelen, Hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. Daarom moest Hij in alles gelijk worden aan zijn broeders en zusters; alleen dan zou Hij in aangelegenheden tussen God en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden. Juist omdat Hij zelf, toen Hij op de proef werd gesteld, het lijden doorstaan heeft, kan Hij ieder die beproefd wordt bijstaan.
Psalm 105, 1 + 2 + 3 + 4 + 6 + 7 + 8 + 9
Refr.: Voor eeuwig blijft Gods verbond van kracht.
Loof de Heer, roep luid zijn Naam,
maak zijn daden bekend onder de volken,
zing en speel voor Hem,
spreek vol lof over zijn wonderen.
Beroem u op zijn heilige Naam.
wees blij van hart, u die de Heer zoekt.
Zie uit naar de Heer en zijn macht,
zoek voortdurend zijn nabijheid.
Nageslacht van Abraham, zijn dienaar,
kinderen van Jakob, door Hem verkozen,
Hij is de Heer, onze God,
zijn besluiten gelden over de hele aarde.
Tot in eeuwigheid zal Hij gedenken
zijn belofte aan duizend geslachten,
het verbond dat Hij sloot met Abraham
en voor Isaak bevestigde met een eed.
Vers voor het evangelie (Ps 25, 4b + 5a)
Alleluia.
Leer mij uw paden te gaan, Heer,
wijs mij de weg van uw waarheid.
Alleuia.
Uit het evangelie volgens Marcus 1, 29-39
Jezus wil geen slachtoffer worden van misverstanden. Velen, die aan allerhande ziekten leden, werden door Hem genezen. Daardoor werden heel wat mensen belust op wonderwerken en nieuwe mirakelen. Hij ontvlucht hen en gaat op zoek naar andere mensen, die Hij de Blijde Boodschap écht kan brengen.
Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
’s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen. Ook dreef Hij veel demonen uit, maar Hij stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie Hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden.
Maar Simon en de anderen die bij hem waren, gingen Hem zoeken en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze tegen Hem: ‘Iedereen is naar U op zoek!’
Toen zei Hij: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar het goede nieuws kan verkondigen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.’
In heel Galilea verkondigde Hij het goede nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit.
Van Woord naar leven
Het moet fantastisch geweest zijn om te zien hoe Jezus wonderen deed, hoe Hij mensen genas van hun lichamelijke kwalen, hoe Hij vergeving schonk in Gods naam, hoe Hij de mensen onderwees, hoe Hij met zondaars omging,…
Maar wat velen niet wisten, beluisteren we in de volgende zin: Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden.
Jezus had die momenten van gebed nodig. Los van eender welke mens wilde Hij, moest Hij, af en toe alléén kunnen zijn met de Vader. In het gebed trad Hij als het ware in het leven van de Vader, en nam de Vader Hem in zich op. Niet dat buiten die uitdrukkelijke gebedsmomenten de Vader meer verwijderd zou zijn van Jezus, maar schijnbaar zijn die expliciete momenten van gebed van fundamenteel belang.
Te snel wordt er gezegd dat ‘mijn gebedsleven mijn goede werken zijn’. Daar is natuurlijk iets van. Bedoeling is dat we de geest van het gebed levend houden tijdens onze bezigheden. Maar het zogenaamde ‘expliciete gebed’ gaat vooraf aan het ‘biddend in het leven staan’.
Het is zoals de eerste twee geboden, waarvan de Heer zegt dat ze één zijn: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste als uzelf.’ Deze geboden zijn dus één, en toch dragen ze een zekere hiërarchie in zich. Wij kunnen maar onze naaste en onszelf écht beminnen als we ook God beminnen. We beminnen onszelf en de ander vanuit de inwoning van God.
Zo is het ook met het gebed. Het ‘expliciete gebed’ en het ‘gebed in het leven’ zijn één, doch zit er een hiërarchie in verborgen. Wij kunnen maar écht biddend in het leven staan, wanneer wij het ‘uitdrukkelijk gebed’ onderhouden.
Moeder Theresa wordt dikwijls geprezen om haar goede werken. Terecht. Maar we mogen niet vergeten dat zij iedere ochtend voor zij de straat opging al meer dan twee uur op haar knieën zat vóór het Heilig Sacrament.
Een mooie woensdag,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
schenk ons uw Geest opdat wij de moed, de discipline en vooral de liefde mogen hebben U dagelijks te mogen ontmoeten in het gebed. Moge Christus in ons bidden. En mogen wij vanuit ons samenzijn met Hem biddend in het leven mogen staan; U dragend, uw goedheid uitdragend.
Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.