Waarom lezen in de Bijbel?
Waarom zou je dat willen: tweeduizend jaar oude bijbelteksten lezen? Bijbelwetenschapper Geert Van Oyen ziet twee eenvoudige redenen. Wie een traditie wil leren kennen, richt zich het beste tot haar bron. En: bijbelse verhalen hebben een tijdloos karakter. Bovendien: de Bijbel plaatst ons leven niet alleen in een ruimer (religieus) kader, de Bijbel gaat inderdaad ook over óns: “over goed en kwaad, leven en dood, vergeving en wraak, ernst en humor, vreugde en verdriet, vloek en zegen, etc.” Maar de Bijbel is ook weerbarstig, waarschuwt Van Oyen en hij gaat in op leesvoorwaarden en valkuilen.
Door Geert Van Oyen
God heeft geen andere handen dan de onze. God heeft geen andere woorden dan de onze. Hij/Zij spreekt tot ons op de manier waarop wij over hem/haar spreken. Op die menselijke wijze maakt de godheid zich kenbaar. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo zijn. Geen woord van of over God is ooit gezegd zonder dat het in mensentaal is ver-woord. De manier waarop over God gesproken wordt bepaalt sterk of men zich door hem aangesproken weet of niet. De taal die we gebruiken maakt onze relatie met God. Wie God is, is bijgevolg onlosmakelijk verweven met de mensenwoorden die het beeld van God vormen. Men kan het zich moeilijk voorstellen, maar de totaal Andere is tevens de totaal kwetsbare die zich overlevert aan de macht van de woorden van mensen.
En toch, het uiteindelijke doel en het authentieke van religieuze taal is niet dat het om die mensentaal zelf gaat (“Ho, dat is mooi gezegd”), maar om het transparant maken van God zelf in het leven door de taal. De discussie of we een nieuwe taal nodig hebben om de geloofstraditie door te geven kan makkelijk ontaarden in een vals debat waarbij men bijbelse, ethische, politieke, spirituele of andere taalgenres tegen elkaar uitspeelt. Het is namelijk zo dat al deze ‘genres’ de religieuze traditie kunnen doorgeven, als ze maar de paradoxale dimensie van het leven van elke mens oproepen en die verbinden met de aanwezigheid van een rechtvaardige en barmhartige God.
Want wat is de functie van religieuze taal? Plaatst ze niet alles wat menselijk is in een groter perspectief waardoor de mens steeds geconfronteerd wordt met de relatieve betekenis van zijn doen en laten, hoe groots dat ook is? De mens kan veel, maar niet alles. De mens weet veel, maar niet alles. De mens is goed, maar niet altijd. En hoe meer vooruitgang er is in de domeinen van kunnen en kennen en handelen, des te ondoorgrondelijker wordt de werkelijkheid. Het is precies over deze en andere menselijke grenservaringen dat de oude verhalen, zoals die in de Bijbel, vertellen.
Door God bij de geschiedenis te betrekken, spreken die verhalen in wezen over de complexiteit en de fragiliteit van het menselijk bestaan. Het is ook daarom dat die verhalen vandaag nog een fundament vormen voor het doorgeven van geloofstraditie. Sterker nog: in deze tijd, waarin heel veel één-dimensionale (economische, juridische, psychologische, ethische, etc.) taal wordt gebruikt is de bijbelse taal een bron waaraan men zich kan laven om religieus te spreken.
Openbaart én verhult
Wie de (christelijk-)religieuze traditie over hoe God en mens op elkaar betrokken zijn wil doorgeven zal zorgvuldig moeten omgaan met het spreken over God. Men moet daarvoor een bijzonder taalregister, een bijzondere grammatica, een eigen vocabularium ontwikkelen, kortom een soort ABG, een Algemeen Beschaafd Goddelijks. De menselijke verantwoordelijkheid in het doorgeven van Gods verhaal is immers groot en de kans dat men de traditie ‘vertaalt’ of doorgeeft op basis van een foute Godsvoorstelling is niet uit te sluiten. Theo-logie, dit is het spreken over God, is in wezen niets anders dan het zoeken naar een correcte taal om de verhalen over God te begrijpen en door te geven.
De beste theologie hanteert een taal die openbaart én verhult omdat ze het mysterie dat God is wil eerbiedigen. De taal zoekt dan een evenwicht tussen te weinig zeggen en te veel zeggen. Ze wakkert het vermoeden aan dat het leven van een mens uit meer bestaat dan wat zichtbaar is om zich heen. Ze duidt en (ver)zwijgt tegelijkertijd, ze roept nu eens op dat God aanwezig is wanneer we ervaren dat hij er niet is, dan weer dat God er niet is op de manier waarop we ons voorstelden dat hij er wel was. Ze is mystieke taal.
Die ervaringen van mensen over de grenzen van hun bestaan komen het best tot hun recht wanneer ze in beelden en verhalen vorm krijgen. De Bijbel staat vol met dergelijke metaforische taal en verhalen. Beelden over God zijn verweven met en in verhalen over goed en kwaad, leven en dood, vergeving en wraak, ernst en humor, vreugde en verdriet, vloek en zegen, aanbidding en vervloeking, angst en hoop, verantwoordelijkheid en lafheid, liefde en haat, harmonie en gebrokenheid, individualisme en universalisme.
Maar waarom zouden we woorden die twee millennia oud zijn eigenlijk nog vertellen? De reden is vrij eenvoudig: omdat wie een traditie wil doorgeven het beste de bron van die traditie doorgeeft en omdat beelden en verhalen een tijdloos karakter hebben waardoor ze iedere generatie opnieuw kunnen aanspreken. Ze zijn zeer oude uitdrukkingen in een lange geschiedenis van menselijke woorden over hoe mens en God als reisgezellen door het leven gaan. “In het begin was het Woord” en van zodra dat Woord werd gesproken was er de mens die er deelgenoot van werd. De dialoog van het Woord met de woorden was begonnen.
Oefenen
Bijbelse verhalen zijn niet zomaar verhaaltjes die men voor het plezier leest. Ze vragen van de lezer een bewuste omgang met de tekst. Het verstaan van bijbelse taal vraagt enige oefening. Een eerste vereiste ligt voor de hand: een inspanning doen om vertrouwd te raken met de oude Semitische en Grieks-romeinse culturen die totaal verschillend zijn van de onze. Dat is het noodzakelijk voorbereidend werk dat de lezer behoedt om letterlijk of fundamentalistisch te lezen.
Maar er is nog een andere hindernis die veel dieper ligt. Wij leven in een cultuur waarin alles instant, snel, flitsend en tijdelijk is. Dat staat haaks op het leren begrijpen van de Bijbel. Daar heb je tijd voor nodig. Het volstaat niet om een verhaal één keer te lezen. Je moet er vertrouwd mee geraken en er zelf deel van uit gaan maken. Het eigene van Bijbelverhalen is dat ze slechts zin krijgen als je ze gaat herkennen of beleven in je eigen bestaan. Dat vergt tijd en openheid. Verhalen over vroeger zijn dan niet zozeer verslagen over gebeurtenissen in het verleden maar worden spiegels voor ons zelfverstaan vandaag. Wie de Bijbel wil lezen met de bedoeling om die ten diepste te verstaan zal zich het verhaal moeten toe-eigenen.
Volstrekt inhumane zaak
Tijdens de kerstdagen van 2014 trof ik in de media twee voorbeelden aan van hoe mensen bijbelse taal als versleten beschouwen wanneer niet de juiste leessleutels worden gebruikt. Het eerste gebeurde tijdens het programma De ketter en de kerkvorst waarin aartsbisschop Léonard en filosoof Etienne Vermeersch met elkaar probeerden in gesprek te gaan (28 december). Op een bepaald moment leest Vermeersch de passage uit Matteüs 25,31-46 over het scheiden van de bokken en de schapen “wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen”.
Hij struikelt over de volgende woorden: “Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: ‘Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen’” (v. 41). De professor kan niet begrijpen dat een dergelijk harde tekst te vinden is in het evangelie. Hij zegt: “Dat is een volstrekt inhumane zaak. Je hebt aan de ene kant de hoogste vorm van ethiek, van naastenliefde, en dat wordt dan kapot gemaakt door die vervloeking in het eeuwige vuur”.
Het voorval illustreert precies het belang om op een correcte manier naar de bronteksten terug te gaan. Door de tekst letterlijk te lezen ontbreekt het aan een gepaste hermeneutiek om de juiste dimensies van deze uitdrukking te duiden. We hebben hier immers te maken met eschatologisch taalgebruik dat typisch is voor het joodse en vroegchristelijke denken van de eerste eeuw. Men stelt de zaken heel scherp om (minstens) twee redenen. Ten eerste spreekt men over eeuwige straf en verdoemenis om de toehoorder voor de ernst van de keuze te stellen. Jezus stelt volgens Mattheüs onomwonden: het enige criterium dat telt in Gods ogen is je naaste die zwak is (hongerig, gevangen, ziek, dorstig, naakt) bij te staan. Wie dat niet doet staat niet aan de kant van Jezus’ God. En ten tweede, het komt niet aan de mens maar aan God toe om te oordelen over een ander mens.
Wie eschatologische taal letterlijk leest zal verdwalen in onrealistische interpretaties over de toekomst of over verdoemenis en straf. Wie echter het juiste register opent om apocalyptiek te verstaan, zal begrijpen dat het dé manier was om de hoogdringendheid van een keuze aan te duiden en om te zeggen dat uiteindelijk God – en niet de mens – zal oordelen over goed en kwaad. Men zal toch ook niet het scheppingsverhaal lezen om aan te tonen dat de wereld in zeven dagen is geschapen? Neen, de geest van het scheppingsverhaal is dat de mens zichzelf niet heeft uitgevonden en niet heer en meester is over zijn leven en dat van anderen.
De Bijbel herlezen aan de hand van een gepaste leessleutel werkt bevrijdend. Het leidt voor al wie het leest – gelovige en ongelovige – tot een zeer humane oproep om zelf bevrijdend te werken in deze wereld. Het kan ook tot kritiek leiden op standpunten die de kerk soms inneemt. Waarom vinden velen – ook mensen buiten de kerk – veel woorden van paus Franciscus vertrouwenwekkend? Ongetwijfeld omdat hij naar de geest van de evangelische boodschap teruggaat, tegen veel institutionele opsmuk in.
Verhaal over leugenaars
Een tweede voorbeeld is een bericht van columniste en antropologe Cathérine Ongenae op haar blog van deredactie.be. Ze houdt een sterk pleidooi voor het gebruik van fantasievolle verhalen, maar een antipleidooi tegen het kerstverhaal dat ze als volgt omschrijft: “Een verhaal over een jonge vrouw, Maria, die nog liever volhoudt dat een engel haar bezwangerde dan de oudere timmerman Jozef. Een verhaal over leugenaars dus, dat nog steeds populair is omdat mensen liever gemakkelijke leugens geloven dan de confronterende waarheid onder ogen te zien”.
Met de boodschap van Jezus is volgens haar van alles mis: “Hij vindt dat kritische geesten moeten zwijgen, dat mensen moeten geloven in mirakels, en als ze een vraag stellen, antwoordt hij onduidelijk. Hij belooft hen de hemel op aarde, en wordt uiteindelijk razend populair”. Men zou volgens haar beter moderne “sprookjes” over monsters lezen die kinderen aanspreken in plaats van het “slaafs volgen van traditie op sterk water”.
Het staat Ongenae natuurlijk vrij om zich af te zetten tegen de christelijke traditie. Maar het is niet correct om haar eigen theologisch achterhaalde analyse van de geboorteverhalen als criterium daarvoor te hanteren. Ook hier zou een beter begrip van de functie van geboorteverhalen in de oudheid tot een genuanceerder oordeel kunnen leiden.
Van alle belangrijke personen in de oudheid werden, meestal na hun dood, geboorteverhalen geschreven om de betekenis van die personen voor de geschiedenis te duiden. En natuurlijk zitten die vol met niet-historische duidingen. De evangelisten hadden ook nooit de bedoeling om exacte geschiedenis te schrijven. Geboorteverhalen zijn voorafbeeldingen van wat die persoon, in casu Jezus, later heeft betekend. De verhalen over de geboorte van Jezus bevatten de meest theologische duidingen over Jezus. Hij is de redder, verlosser, God met ons.
Wie deze verhalen hetzij als historische verslagen hetzij als sprookjes leest kan nooit tot de kern van de boodschap komen. Deze mens, Jezus, verandert de wereld, wanneer je zijn boodschap van vrede probeert eigen te maken. Hij brengt een revolutie te weeg waar zelfs niet keizer Augustus is tegen opgewassen. In verhaalvorm wordt verteld dat Jezus’ boodschap geluk betekent voor wie er ook zo naar leeft. Het zijn ouvertures die het levensprogramma van Jezus aankondigen en ze houden een appél in aan de lezers om zijn weg te volgen. Leugen of waarheid? Actueel of niet? Het verhaal is een aanbod, de lezer kiest om er al dan niet in mee te gaan.
Taalregister
In het beperkt aantal woorden dat mij voor dit artikel gegund is, heb ik geprobeerd aan te tonen dat het lezen van de bijbelse verhalen bevrijdend werkt wanneer men het taalregister snapt en wanneer men begrijpt dat de lezers zelf de bijbelse personen zijn waarover verteld wordt.
Het aanbod van de verhalen verwacht daarom een respons van de lezers. Een traditie opbouwen of doorgeven zonder dat men de oorsprong ervan meeneemt zal snel tot een skelet leiden waar geen ziel meer in zit. Ethische of andere manieren van spreken over de christelijke waarden kan alleen maar aanvullend gebeuren bij het doorgeven van de bronverhalen in de Bijbel.
Wel is het zo dat die verhalen niet zomaar kunnen worden begrepen en dat we in onze cultuur vandaag, meer dan ooit, nood hebben aan bekwame mensen om die verhalen te vertellen en uit te leggen. Die exegetische bekwaamheid vraagt om een dubbele focus: ze moet de teksten uitleggen in hun oorspronkelijke context en ze moet de existentiële betekenis ervan voor de mens vandaag doen oplichten.
Narratieve kritiek
De laatste tijd wordt veel inspanning gedaan om de Bijbel opnieuw aansluiting te laten vinden bij de lezers vandaag. Twee illustraties. Sinds 1970 heeft de exegese als wetenschap een gelukkige wending genomen. Ze is de Bijbel gaan bestuderen met behulp van de inzichten van de narratologische methode. Via deze narratieve kritiek wordt beter ingezien hoe de tekst als verhaal functioneert en hoe de communicatie met de lezer door retorische strategie opgebouwd wordt.
Een van de meest recente branches binnen de narratieve kritiek is de zogenaamde “performance criticism”: professionele vertellers of bijbelwetenschappers brengen of performen volledige boeken uit de Bijbel op een verhalende manier voor een groep toehoorders. (Denk bijvoorbeeld aan voorstellingen van Tine Ruysschaert die het volledige Marcusevangelie in een monoloog ten tonele brengt. Zie ook recent de theaterstukken over Jezus en Genesis.) Het effect op de aanwezigen is verbluffend; ze ervaren opnieuw de kracht van het verhaal en worden op onverwachte manieren aangesproken in hun leven.
Een tweede illustratie is de voortdurende inspanning om nieuwe vertalingen en aangepaste versies van de Bijbel te maken. We herinneren ons natuurlijk het hele denkproces dat door de Nieuwe Bijbelvertaling bijna tien jaar geleden in gang werd gezet. Maar ook andere initiatieven dragen daartoe bij. We denken bijvoorbeeld aan de Nederlandse vertaling van het prachtig geïllustreerde werk Een Bijbel van Philippe Lechermeier en Rébecca Dautremer (Leuven, Davidfonds, 2014). Zoals de titel van het boek zegt, betreft het een Bijbel. De eerste bedoeling van de auteurs is de eeuwenoude teksten van onze cultuur op een frisse actuele manier bekend te maken aan de mensen van vandaag.
Met anderen
Om te eindigen nog dit. Het lezen van de Bijbel zet lezers aan het denken over hun leven. Maar Bijbel lezen is geen individueel gebeuren. De meest vruchtbare manier om dat te doen is de verhalen te beluisteren en te bespreken met anderen. Door de dialoog met elkaar hoort men dan hoe de oude teksten de snaren van het leven ook vandaag kunnen doen trillen. Heel waarschijnlijk leidt eenzelfde tekst bij verschillende mensen tot verschillende interpretaties. Maar door met elkaar over de teksten en hun betekenis te spreken worden die verhalen doorgegeven. Uiteindelijk is de meest voor de hand liggende manier om de verhalen van de Bijbel door te geven er zelf mee aan de slag te gaan. God heeft geen andere woorden dan de onze.
Bron: Tijdschrift voor Geestelijk Leven, nr. 2015/2, maart-april met als thema ‘Het geloven waard’. Voor verdere informatie en abonnementen zie: tgl.be.
Geert Van Oyen is nieuwtestamenticus aan de faculteit theologie van de Université catholique de Louvain.
Artikel ontleend aan De Bezieling