vrijdag in week 34 door het jaar
Uit het boek Daniël 7, 1-14
Daniël ziet de Mensenzoon, die voor de troon van God geleid wordt. Deze mysterieuze persoon verzekert de eeuwige heerschappij van de Allerhoogste. Door Hem groeit een volk van geloofsgetuigen, die zullen delen in zijn heerlijkheid.
In het eerste jaar van koning Belsassar van Babylonië had Daniël een droom, beelden kwamen in hem op tijdens zijn slaap. Hij schreef die droom op en zijn verslag begon aldus:
‘Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag hoe de vier winden van de hemel de grote zee in beroering brachten. Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte. Het eerste dier leek op een leeuw, maar dan met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt, hoe het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een mens en ook het hart van een mens kreeg. Toen verscheen er een tweede dier; het leek op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben tussen de tanden van zijn muil, en het dier werd aangespoord met de woorden: “Sta op, eet veel vlees.” Daarna zag ik een ander dier; het leek op een panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld. Daarna zag ik in mijn nachtelijk visioen een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk, met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef vertrapte het met zijn poten. Het was anders dan de dieren die daarvoor verschenen waren, en het had tien hoorns. Toen ik naar de hoorns keek zag ik hoe een kleine, nieuwe hoorn tussen de andere opkwam; drie van de oude hoorns werden uitgerukt om er plaats voor te maken. En in die hoorn bevonden zich ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak. Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor Hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. Ik zag hoe het dier werd gedood vanwege de grootspraak van de hoorn, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en aan de vlammen werd prijsgegeven. De andere dieren werd wel hun macht ontnomen, maar hun werd nog enige tijd van leven gegund. In mijn nachtelijk visioen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor Hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij, die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.’
Daniël 3, 75-81
Refr.: Prijs en verhef de Heer voor eeuwig!
Loof Hem, bergen en heuvels,
al wat daar groeit, prijs de Heer.
Loof de Heer, alle bronnen,
zeeën en stromen, prijs Hem.
Loof de Heer, al wat leeft in het water,
vogels van de hemel, prijs Hem.
Loof Hem, wilde en tamme dieren,
prijs en verhef Hem eeuwig.
Vers voor het evangelie (Joh 14, 6)
Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven,
zegt de Heer.
Niemand kan bij de Vader komen
dan door Mij.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 21, 29-33
Zoals bomen die botten tekenen zijn van de naderende zomer, zo verwijzen de tekenen die Jezus gaf naar het komende Rijk. Dit begon toen Christus zijn Rijk verstigde midden onder ons. Bij zijn wederkomst in heerlijkheid zal Hij zijn Rijk voltooien.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Kijk naar de vijgenboom en al de andere bomen. Als je ziet dat ze uitlopen, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het Koninkrijk van God nabij is.
Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker niet verdwenen zijn wanneer dit alles gebeurt. Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.’
Van Woord naar leven
HOOP ALS ENGAGEMENT
(Bij Lc 21, 29-31)
Ik denk dat we mogen zeggen dat de winter zijn intrede heeft gedaan. Hier in onze streken flirten zowel de nacht- als de dagtemperaturen met de nul graden. In de vroege ochtend zie je op gras en weilanden dat broos wit vriestapijtje. Nu buiten lopen doet de bodem kraken. Heerlijk geluid.
Wat merkwaardig is, is dat bij het begin van de winter, bij de eerste echte koude, de bomen reeds in bot staan. Als je goed naar de takken van de bomen kijkt – Jezus maakt er in het evangelie van vandaag een allusie naar – zie je dat er reeds botten aanwezig zijn. Ze komen uiteraard nog niet uit; ze zouden kapot vriezen. Maar iets zegt: na deze winter komt er opnieuw een lente, en wij – bomen – zijn daar klaar voor en werken er nu reeds aan mee. In die zin zijn bomen een teken van een naderende lente.
En zo was het ook met de tekens die Jezus stelde. Wat Hij deed verwees naar het komende Rijk: zowel in zijn persoon alsook kijkende naar de eeuwigheid. Je zou kunnen zeggen: de belofte van Gods Rijk, belichaamd in Jezus Christus, was en is wezenlijk getekend door hoop, in de diepe en religieuze betekenis van het woord. Een hoop die leven geeft en doet leven. Een hoop die uitnodigt actief deel te nemen aan datgene waarvan het Rijk Gods spreekt: namelijk een Rijk van liefde, van broederschap, van vrede. Dát is de lente waarvoor Jezus stond en staat, waar de bomen nu reeds – in de winter – van spreken, en waar wij ons toe mogen engageren.
Vaclav Havel (laatste president van Tsjecho-Slowakije) schreef ooit deze prachtige woorden over hoop: ‘Hoop is de kwaliteit van de ziel en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt. Hoop is niet voorspellen of vooruitzien. Het is een gerichtheid van de geest, een gerichtheid van het hart, voorbij de horizon verankerd. Hoop in deze diepe en krachtige betekenis is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft. Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet alleen omdat het kans van slagen heeft. Hoop is niet hetzelfde als optimisme, evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is afgezien van de afloop, het resultaat.’
Anders gezegd (en nu citeer ik psycholoog Shane J. Lopez): ‘Hoop is zowel het geloof in een betere toekomst als het vermogen om die actief te verwezenlijken. Hoop geeft ons de kracht om verandering tot stand te brengen.’
Als christen betekent dit – verbonden met Christus – werken aan een wereld waar het goed is om te leven voor ieder. Leven in christelijke hoop is geen passief wachten. Het is je actief engageren zodat het Rijk Gods zichtbaar wordt in de concrete wereld waarin we leven, ongeacht het resultaat.
Mogen de botten aan de bomen – nu reeds zichtbaar in de winter – ons leren wat het betekent een leven te leiden in hoop.
Laten we bidden
Heer Jezus, goede Broer,
mogen wij, naar ieders vermogen,
actief deelnemen aan de uitbouw
van uw Rijk van vrede, liefde
en broederschap in deze wereld.
Mogen wij dit doen vandaag,
met de mensen en de middelen
ons in deze dag gegeven.
Met U, Heer, als het centrum
van ons bestaan.
Alle dagen van ons leven.
Amen.
Een mooie vrijdag voor ieder van jullie.
Van harte, kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.