vrijdag in week 14 door het jaar

Uit de profeet Hosea 14, 2-10

‘Ik genees hen van hun ontrouw’

Zo spreekt de Heer:
‘Keer terug, Israël, naar de Heer, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de Heer. Zeg tegen Hem: “Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet meer onze god noemen. Immers, bij U vindt een wees ontferming!”
Ik genees hen van hun ontrouw, mijn hart gaat naar hen uit. Mijn toorn heb Ik van hen afgewend. Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; zijn jonge loten zullen uitlopen. Het zal als een prachtige olijfboom pronken en geuren als de ceders op de Libanon. Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw en wordt er weer koren verbouwd. Het zal bloeien als een wijnstok, befaamd zijn als de wijn van de Libanon.
Dan zegt Efraïm: “Wat heb ik nog met afgoden te maken? Ik wil zijn liefde beantwoorden, mijn oog op Hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn uw vruchten die ik draag.”‘
Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de Heer zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val.


Psalm 51, 3 + 4 + 8 + 9 + 12 + 13 + 14 + 17

Refr.: Ontsluit mijn lippen, Heer, en mijn mond zal uw lof verkondigen.

Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.

U wilt dat waarheid mij vervult,
U leert mij wijsheid, diep in mijn hart.
Zuiver mij met majoraan, dan word ik rein,
was mij en ik word witter dan sneeuw.

Schep, o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw mijn geest, maak mij standvastig,
verban mij niet uit uw nabijheid,
neem uw heilige geest niet van mij weg.

Red mij, geef mij de vreugde van vroeger,
de kracht van een sterke geest.
Ontsluit mijn lippen, Heer,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.


Vers voor het evangelie (Ps. 119, 18)

Alleluia.
Neem de sluier van mijn ogen, Heer,
dan zal ik zien hoe wonderlijk mooi uw wet is.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 10, 16-23

Al wie Gods zending uitdraagt, zal ook de nodige tegenkantingen ondervinden zoals Jezus zelf. Hij moet er zich dan niet om bekommeren wat hij zal doen of zeggen ter verdediging. Als hij contact houdt met de Heer, zal hem worden ingegeven wat hij moet zeggen. Niet hij is het die dan spreekt, maar door hem spreekt de Geest van de Vader.

Jezus sprak tot de twaalf:
‘Bedenk wel, Ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang en argeloos als een duif. Pas op voor de mensen, want ze zullen je aan het gerecht uitleveren en je geselen in hun synagogen. Jullie zullen omwille van Mij worden voorgeleid aan gouverneurs en koningen, en getuigenis moeten afleggen ten overstaan van hen en de heidenen. 
Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven. Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken, het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt. 
De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen ter dood laten brengen. 
Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam; maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered. 
Wanneer ze jullie vervolgen in de ene stad, vlucht dan naar de volgende. Ik verzeker jullie: voor je in elke stad van Israël bent geweest, is de Mensenzoon gekomen.

Van Woord naar leven

Wanneer Jezus zijn leerlingen uitzendt zegt Hij: ‘Bedenk wel, Ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang en argeloos als een duif.’

Net zoals de leerlingen zijn ook wij door Jezus gezonden, de wereld in, om de blijde boodschap uit te dragen, en wel – zoals Hij zegt – als schapen onder wolven.
Je zou dan kunnen redeneren: wij, christenen, zijn de schapen die de wereld in gezonden worden. En die wereld, dat is het rijk der wolven.

Dat lijkt me te kort door de bocht, alsof al wat niet christelijk is zomaar als wolfs kan bestempeld worden. Zoals het ook niet juist is om al wat christelijk is als schaap te aanzien.
Het wolfse, wat wel degelijk bestaat, zit namelijk ook in de Kerk, het zit in ieder van ons. Het is al datgene dat ons wegtrekt van de zuivere liefde, weg van de Heer. En we hebben daar allemaal – de ene al meer dan de andere – deel aan. Kijk in de spiegel van je eigen leven en stel vast.

Wees waakzaam. Dat mogen we horen in de woorden van de Heer vandaag. Waakzaam, op de eerste plaats in jezelf. Voortdurend ligt daar de wolf op de loer, om het zuivere in ons te verleiden. Prat gaan op wat je doet, machtswellust, je geweten sussen, je eigen geldbeugel,… we kennen de verleidingen en de neigingen om eraan toe te geven.
Dat ‘dagelijks gevecht’ is op zich niet slecht. Het hoort bij onze innerlijke groei. Van belang is te willen groeien, en wel – om het zo te zeggen – onder begeleiding van de Heer. Hij is het die ons ‘redt’, het ligt aan zijn genade. We zullen maar tot innerlijke heling komen in de mate dat we ons schenken aan zijn helende aanwezigheid.

Maar de wolven huizen dus ook in de wereld, of in het ‘wereldse’. Gisteren hoorden we heel veel in de wereld moet opbrengen terwijl God om niet geeft en ons oproept Hem daarin te volgen. Da’s een mooi voorbeeld van hoe het wolfse zich mogelijk tracht ons naar zijn kant te trekken opdat we niet meer de liefde zouden centraal stellen maar wel datgene wat het voor ons oplevert.  Maar op nog vele andere manieren sluipt de wolf rond om de mensheid tot verleiding te brengen. Wie weet en welke wereld hij leeft weet dat, ziet dat, hoort dat, ervaart dat.

Hoe gaan we nu met dat wolfse om in ‘de wereld’?
Van groot belang is dat we geen angst hebben van het wolfse. Wie leeft in de Heer kent geen angst. Hij weet zich zelfs gezonden het wolfse tegemoet te treden, zich bewust zijnde dat ieder mens kind van God is dat uit zichtzelf vraagt bemind te worden. Diegene waarin de wolf huist is – bij wijze van spreken – slachtoffer van het ‘kwaad’. Dit vraagt niet om veroordeling, maar juist integendeel: dit vraagt om liefde, om vergeving, om barmhartigheid. De Kerk is gezonden de zondaar tegemoet te treden; ook het wolfse in zichzelf, zoals in het begin van deze overweging beschreven. Het verlorene moet terug gevonden worden, het zieke geheeld, wat dood is moet weer leven gemaakt worden, om Bijbelse taal te gebruiken.

Anders gezegd: we moeten bereid zijn broederschap aan te bieden aan allen. De periferie in, bereid zijnde je handen vuil te maken, zoals paus Franciscus het zegt. Niet als een meerdere, maar als een gelijke. Bereid zijnde – bij wijze van spreken – neer te knielen voor wie dan ook om hem of haar de voeten te wassen, in de diepe betekenis van dit gebeuren.

Lieve mensen, heb geen angst. Bemin, met en in de Heer. Heb geen schrik van het wolfse. Erken het in jezelf, en geef het aan de Heer.
En het wolfse in de wereld… Ach, het is kleinzielig. Bemin ieder met Gods barmhartigheid. Dat is niet evident. Het brengt ons zonder omwegen beslist naar Jezus’ kruis. Daarin is Hij met ons. En daarom brengt deze weg bevrijding; voor onszelf en ieder ander.

Ja, moge Pasen gebeuren.

Een mooie vrijdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
vervul al wat duister is in ons met het licht van Christus. En mogen wij dan, vanuit zijn aanwezigheid in ons, de wereld intrekken; ieder beminnend met uw barmhartigheid.
In Jezus’ naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.