vrijdag in week 14 door het jaar

Uit het boek Genesis 46, 1-7 + 28-30

Een visioen maakt de laatste der aartsvaders duidelijk ook naar Egypte te trekken. De hongersnood en de uitnodiging van zijn zoon Jozef werden elders gegeven als reden voor deze trek naar Egypte. Het uiverkoren volk zal er vierhonderd jaar verblijven. Maar ook deze beproeving past in Gods plan.

Israël ging op weg; al zijn bezittingen nam hij mee. In Berseba gekomen, bracht hij offers aan de God van zijn vader Isaak.
‘s Nachts richtte God zich in een visioen tot Israël. ‘Jakob! Jakob!’ riep Hij, en Jakob antwoordde: ‘Ik luister.’
God zei: ‘Ik ben God, de God van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want Ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen. Ikzelf zal met je meereizen naar Egypte, en Ik zal je daar ook weer vandaan brengen. En niemand anders dan Jozef zal jou de ogen sluiten.’
Toen verliet Jakob Berseba. Zijn zonen lieten hem, hun kinderen en hun vrouwen op de wagens rijden die de farao hiervoor had meegegeven. Zo trokken Jakob en al zijn nakomelingen naar Egypte, met hun veestapel en alle andere bezittingen die ze in Kanaän hadden verkregen; zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters, al zijn nakomelingen nam Jakob mee naar Egypte.
Jakob had Juda vooruitgestuurd naar Jozef, om van hem te horen welke weg naar Gosen leidde. Toen Jakob en zijn familie in Gosen waren aangekomen, spande Jozef zijn wagen in en reed daarnaartoe, zijn vader Israël tegemoet. Toen hij eindelijk voor zijn vader stond, viel hij hem om de hals en huilde langdurig. En Israël zei tegen Jozef: ‘Nu ik jou levend en wel heb teruggezien, kan ik sterven.’

Psalm 37, 3 + 4 + 18 + 19 + 27 + 28 + 39 + 40

Refr.: De Heer heeft gerechtigheid lief.

Vertrouw op de Heer en doe het goede,
bewoon het land en leef er veilig.
Zoek je geluk bij de Heer,
Hij zal geven wat je hart verlangt.

De Heer trekt zich het lot van onschuldigen aan,
hun bezit blijft voor eeuwig behouden.
Zij worden niet teleurgesteld in kwade dagen,
in tijden van hongersnood hebben zij te eten.

Mijd het kwade en doe het goede,
en je zult voor eeuwig wonen in het land.
Want de Heer heeft gerechtigheid lief,
wie Hem trouw zijn, verlaat Hij niet.

Zij blijven voor eeuwig behouden,
maar het nageslacht van zondaars wordt verdelgd.
De rechtvaardigen vinden redding bij de Heer,
Hij is hun toevlucht in tijden van nood.

De Heer heeft hen altijd geholpen en bevrijd,
Hij bevrijdt hen ook nu van de zondaars,
Hij redt hen,
want zij schuilen bij Hem.

Uit het evangelie volgens Matteüs 10, 16-2

Al wie Gods zending uitdraagt, zal ook de nodige tegenkantingen ondervinden zoals Jezus zelf. Hij moet er zich dan niet om bekommeren wat hij zal doen of zeggen ter verdediging. Als hij contact houdt met de Heer, zal hem worden ingegeven wat hij moet zeggen. Niet hij is het die dan spreekt, maar door hem spreekt de Geest van de Vader.

Jezus sprak tot de twaalf:
‘Bedenk wel, Ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif.
Pas op voor de mensen, want ze zullen je voor het gerecht brengen en je geselen in hun synagogen. Jullie zullen omwille van mij worden voorgeleid aan gouverneurs en koningen, en een getuigenis moeten afleggen ten overstaan van hen en de heidenen.
Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven. Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken, het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt.
De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen. Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam; maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered.
Wanneer ze jullie vervolgen in de ene stad, vlucht dan naar de volgende. Ik verzeker jullie: voor je in elke stad van Israël bent geweest, zal de Mensenzoon gekomen zijn.

Van Woord naar leven

Wanneer Jezus zijn leerlingen uitzendt zegt Hij: ‘Bedenk wel, Ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif.’

Net zoals de leerlingen zijn ook wij gezonden, de wereld in, om de blijde boodschap uit te dragen, en wel – zoals Hij zegt – als schapen onder wolven.
Je zou dan kunnen redeneren: wij, christenen, zijn de schapen die de wereld in gezonden worden. En die wereld, dat is het rijk der wolven.

Dat lijkt me te kort door de bocht, alsof al wat niet christelijk is zomaar wolfs genoemd kan worden. Zoals het ook niet juist is om al wat christelijk is als schaap te bestempelen.
Het wolfse zit namelijk ook in de Kerk, het zit in ieder van ons. Het is al datgene dat ons wegtrekt van de zuivere liefde, weg van de Heer. En we hebben daar allemaal – de ene al meer dan de andere – deel aan. Kijk gewoon in de spiegel, en stel vast.

Wees waakzaam. Dat mogen we horen in de woorden van de Heer vandaag. Waakzaam, op de eerste plaats in jezelf. Voortdurend ligt daar de wolf op de loer, om het zuivere in ons te verleiden. Prat gaan op wat je doet, machtswellust, je geweten sussen, je eigen geldbeugel,… we kennen de verleidingen en de neigingen om eraan toe te geven.
Dat ‘dagelijks gevecht’ is op zich niet slecht. Het hoort gewoon bij onze innerlijke groei. Van belang is te willen groeien, en wel – om het zo te zeggen – onder begeleiding van de Heer. Hij is het die ons ‘redt’, het ligt aan zijn genade. We zullen maar tot innerlijke heling komen in de mate dat we ons schenken aan zijn helende aanwezigheid.

Maar de wolven huizen dus ook in de wereld, of in het ‘wereldse’. Gisteren hoorden we nog hoe bijna alles in de wereld moet opbrengen terwijl God om niet geeft en ons oproept Hem daarin te volgen. Da’s een mooi voorbeeld van de aanwezigheid van het wolfse in de wereld. Maar op nog vele andere manieren sluipt de wolf rond om de mensheid tot verleiding te brengen. Wie met beide voeten op de grond leeft weet dat, ziet dat, hoort dat, ervaart dat.

Hoe gaan we nu met dat wolfse om in ‘de wereld’?
Van groot belang is dat we geen angst hebben van het wolfse. Wie leeft in de Heer kent geen angst. Hij weet zich zelfs gezonden het wolfse tegemoet te treden, zich bewust zijnde dat ieder mens kind van God is dat uit zichtzelf vraagt bemind te worden. Diegene waarin de wolf huist is – bij wijze van spreken – slachtoffer van het ‘kwaad’. Dit vraagt niet om veroordeling, maar juist integendeel: dit vraagt om liefde, om vergeving, om barmhartigheid. De Kerk is gezonden de zondaar tegemoet te treden; ook in zichzelf zoals in het begin van deze overweging beschreven. Het verlorene moet terug gevonden worden, het zieke geheeld, wat dood is moet weer leven gemaakt worden, om Bijbelse taal te gebruiken.

Anders gezegd: we moeten bereid zijn broederschap aan te bieden aan allen. De periferie in, bereid zijnde je handen vuil te maken, zoals paus Franciscus het zegt. Niet als een meerdere, maar als een gelijke. Bereid zijnde – bij wijze van spreken – neer te knielen voor wie dan ook om hem of haar de voeten te wassen, in de diepe betekenis van dit gebeuren.

Lieve mensen, heb geen angst. Bemin, met en in de Heer. Heb geen schrik van het wolfse. Erken het in jezelf, en geef het aan de Heer.
En het wolfse in de wereld… Ach, het is kleinzielig. Bemin ieder met Gods barmhartigheid. Dat is niet evident. Het brengt ons zonder omwegen beslist naar Jezus’ kruis. Daarin is Hij met ons. En daarom brengt deze weg bevrijding; voor onszelf en ieder ander.

Ja, moge Pasen gebeuren.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
vervul al wat duister is in ons met uw licht. En mogen wij dan, vanuit uw licht, de wereld ingaan; ieder beminnend met uw barmhartigheid.
In Jezus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.