vrijdag in week 12 door het jaar
Uit het tweede boek Koningen 25, 1-12
Sidkia de koning, die aangesteld was na de eerste wegvoering van koning Jojakin, had de les uit de feiten niet verstaan en kwam in opstand tegen Babylon. Als straf volgde de verbanning van geheel het volk. God geeft daarom zijn volk niet op, maar Hij straft het opdat het zou leren trouw te worden en te blijven aan het verbond.
In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam Nebukadnessar, de koning van Babylonië, met heel zijn leger bij Jeruzalem aan. Hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rondom de stad. Het beleg van de stad duurde tot in het elfde regeringsjaar van koning Sedekia.
Op de negende dag van de maand – de hongersnood in de stad was ondraaglijk geworden, er was voor de bevolking niets meer te eten – werd er een bres in de stadsmuur geslagen. Hoewel de Chaldeeën rondom de stad lagen, wisten alle soldaten ’s nachts te ontkomen via de poort tussen de beide stadsmuren die uitkwam op de tuin van de koning. De koning vluchtte in de richting van de Jordaanvallei, maar het Chaldese leger zette de achtervolging in en haalde hem in op de vlakte van Jericho. Heel zijn leger werd uiteengeslagen en de koning zelf namen ze gevangen. Ze brachten hem naar Ribla, naar de koning van Babylonië, en daar werd hij berecht. Eerst werden zijn zonen voor zijn ogen afgeslacht en toen werden hem de ogen uitgestoken. Daarna werd hij naar Babel weggevoerd, geboeid met bronzen ketenen.
Op de zevende dag van de vijfde maand, in het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnessar van Babylonië, trok diens dienaar Nebuzaradan, de commandant van zijn lijfwacht, Jeruzalem binnen. Hij stak de tempel van de Heer in brand, en ook het koninklijk paleis en alle andere huizen van Jeruzalem; alle huizen van de welgestelden gingen in vlammen op. Het Chaldese leger, dat onder zijn bevel stond, haalde de muren van Jeruzalem neer. De mensen die nog in de stad waren overgebleven, werden door commandant Nebuzaradan als ballingen weggevoerd, evenals degenen die naar de koning van Babylonië waren overgelopen, kortom iedereen die nog over was. Slechts de allerarmsten liet hij achter om voor de wijngaarden en akkers te zorgen.
Tussenzang: Ps 137, 1-6
Refr.: Laat mijn tong aan mijn gehemelte kleven als ik niet meer denk aan jou,
Aan de rivieren van Babel,
daar zaten wij treurend
en dachten aan Sion.
Aan de wilgen op de oever
hingen wij onze lieren.
Daar durfden onze bewakers
te vragen om een lied,
daar vroegen onze beulen:
‘Zing voor ons
een vrolijk lied uit Sion.’
Hoe zouden wij zingen
een lied van de Heer
op vreemde grond?
Als ik jou vergeet, Jeruzalem,
laat dan mijn hand de snaren vergeten.
Laat mijn tong aan mijn gehemelte kleven
als ik niet meer denk aan jou,
als ik Jeruzalem niet stel
boven alles wat mij verheugt.
Vers voor het evangelie
Alleluia.
De God van onze Heer Jezus Christus
moge ons innerlijk oog verlichten,
om te zien, hoe groot de hoop is,
waartoe Hij ons roept.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Matteüs 8, 1-4
Na de bergrede biedt Matteüs een reeks wonderen. Het eerste daarvan is de genezing van een melaatse. Hij wordt weer volledig opgenomen in de gemeenschap. Jezus vraagt hem dit wonder niet uit te bazuinen. Want dit kwam niet overeen met zijn zending. Sommige Joden zouden haar verkeerd verstaan hebben.
Jezus daalde de berg af en grote mensenmassa’s volgden Hem.
Er kwam iemand naar Hem toe die door een huidziekte onrein was. Hij wierp zich voor Hem neer en zei: ‘Heer, als U wilt, kunt U mij rein maken.’
Jezus strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen was hij van zijn ziekte gereinigd.
Jezus zei tegen hem: ‘Denk erom dat u er met niemand over praat, maar ga u aan de priester laten zien en breng als getuigenis voor de mensen het offer dat Mozes heeft voorgeschreven.’
Van Woord naar leven
REIN DOOR LIEFDE EN GENADE
(Bij Mat 8, 1-4)
Jezus strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’
Waar anderen de melaatse vermeden vanwege zijn onreinheid, koos Jezus ervoor om hem aan te raken. Dit markeert een ware ommekeer! Waar voorheen aanraking onreinheid overdroeg, brengt Jezus door zijn woord en daad reinheid tot stand. De evangelies zijn rijk aan voorbeelden die laten zien welke genezing en kracht degenen ontvangen die door de Heer worden aangeraakt.
Dit geldt ook voor ons. Laten we de Heer vragen ons aan te raken met zijn genezende liefde. We hebben allemaal, op een of andere manier, genezing nodig. Diegene die meent geen genezing nodig te hebben, is wellicht degene die het het meeste nodig heeft.
Laten we bidden
Heer Jezus,
Raak ons ook aan, Heer,
en maak ons schoon van binnenuit.
We verlangen allemaal
naar uw helende kracht in ons leven.
In uw naam.
Amen.
Geliefde mensen, laat je vandaag leiden door Gods helende aanraking. En raak, vanuit Gods liefde in jou, ook anderen aan, al dan niet fysiek. Mogen we zo elkaar tot zegen zijn.
Een mooie vrijdag,
kris
Om mee op weg te gaan
Heb ik zelf behoefte aan Jezus’ aanraking?
Wat kan ik leren van de manier waarop Jezus omging met degenen die in nood waren?
Hoe kan ik vandaag anderen tot zegen zijn?
Blog ‘Van Woord naar leven’
Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.
Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.