vrijdag in week 1 door het jaar
Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 4, 1-5 + 11
Wij zullen de rust van God binnengaan als wij zijn woord in geloof aanvaarden. Ontrouw aan dit woord hield de Israëlieten van deze rust weg. Laat daarom niemand ten val komen door het slechte voorbeeld van ongeloof dat wij dagelijks rondom ons ontmoeten.
Broeders en zusters,
aangezien de belofte om Gods rust binnen te gaan nog steeds van kracht is, moeten we ervoor waken dat iemand van u ook maar de schijn wekt achter te blijven. Want ook aan ons is het goede nieuws verkondigd, net als aan hen; maar het verkondigde woord baatte hun niet, omdat zij het – anders dan wie het aannamen – niet geloofden.
Omdat wij echter geloven, gaan we de rust binnen waarvan Hij gezegd heeft: ‘In mijn toorn heb Ik gezworen: “Nooit zullen ze mijn rust binnengaan”’ – hoewel zijn werk al met de grondvesting van de wereld voltooid was.
Over de zevende dag heeft Hij immers ergens gezegd: ‘En op de zevende dag rustte God van al zijn werk,’ 5hier echter: ‘Nooit zullen ze mijn rust binnengaan.’ Laten we dus alles op alles zetten om die rust binnen te gaan, opdat niemand dit voorbeeld van ongehoorzaamheid volgt en te gronde gaat.
Psalm 78, 3-7
Refr.: Laten wij nooit vergeten wat God heeft gedaan.
Wij hebben het gehoord, wij weten het,
onze ouders hebben het ons verteld.
Wij willen het onze kinderen niet onthouden.
Wij zullen aan het komend geslacht vertellen
van de roemrijke, krachtige daden van de Heer,
van de wonderen die Hij heeft gedaan.
Hij stelde een richtlijn vast voor Jakob
en kondigde in Israël een wet af.
Onze voorouders gaf Hij de opdracht
die aan hun kinderen te leren.
Zo zou het volgende geslacht ervan weten,
en zij die nog geboren moesten worden
zouden het weer aan hun kinderen vertellen.
Dan zouden zij op God vertrouwen,
Gods grote daden niet vergeten
en zich richten naar zijn geboden.
Vers voor het evangelie (Ps 95, 7c + 8a)
Alleluia.
Luister vandaag naar de stem van de Heer
en wees niet halsstarrig.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 2, 1-12
Mensen kunnen ons een voorbeeld geven van ongeloof, maar anderzijds blijkt uit hun gedrag soms ook hoe diep zij geloven. Voor Jezus was dat geloof voldoende om de zonden van de lamme te vergeven. Het was voor Hem tevens een teken van zijn goddelijke macht. Men kan dit teken van zijn godheid naast zich neerleggen of aanvaarden in geloof.
Toen Jezus enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd het bekend dat Hij weer thuis was. Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en Hij verkondigde hun Gods boodschap.
Er werd ook een verlamde naar Hem toe gebracht, die door vier mensen gedragen werd. Omdat ze door de menigte niet bij Jezus konden komen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Hij was. En toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn slaapmat naar beneden zakken.
Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’
Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: Hoe durft Hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit! Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
Jezus wist meteen wat ze dachten en dus zei Hij: ‘Waarom denkt u zoiets? Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op, pak uw mat en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’
Toen zei Hij tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw mat en ga naar huis.’
Meteen stond hij op, pakte zijn mat en ging weg. Alle mensen zagen het; ze stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.
Van Woord naar leven
Vandaag horen we het verhaal van de lamme die bij Jezus werd gebracht, en wel via het dak omdat het wegens de menigte onmogelijk was via de gewone ingang bij Hem te komen. Mooi beeld overigens hoe de lamme kan rekenen op zijn broeders die alle moeite doen om hem in contact te brengen met de Heer.
Vandaag wil ik graag met u nadenken over het verband tussen verlamming en zonde. De lamme uit het evangelie van vandaag wordt door Jezus genezen waarop Hij zegt: ‘Mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’ En verder: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw mat en ga naar huis.’
In elk gebaar dat Jezus stelt in de evangelies zien we een dubbele betekenis. Enerzijds toont Jezus zijn goddelijkheid in de gebaren die Hij stelt. Zo geneest Hij vandaag de lamme van zijn verlamming om aan de farizeeën, die Hem in vraag stelden, te tonen wie Hij was. Daarnaast schuilt er in de gebaren die Hij stelt ook altijd een meer geestelijke boodschap, waarvan het goed is ze trachten te doorgronden. Vandaag het verband tussen verlamming en zonde, tussen ‘vergeving krijgen van zonde’ en ‘gekregen genezing’.
Een mens die steeds terugvalt in zonden (grote of kleine, dagelijks of af en toe), verlamt zichzelf. Hij legt iets in zichzelf stil. Hij geraakt aan iets ontwricht, namelijk aan zijn relatie tot God. De frisheid in de godsrelatie verdwijnt, het zuivere ebt weg, het geweten (als plaats van godsontmoeting) knaagt, het gebed lijdt, de relaties naar de naasten toe worden minder oprecht,… Men zakt weg. Ja, zonde verlamt.
Het goede trekt, zoals het kwade dat ook doet. Het goede, God, de altijd aanwezige (ook in de zondaar) blijft uitnodigen. Maar Hij doet dit als een bedelaar, een nederige. Hij klopt aan de deur van ons hart en blijft geduldig wachten tot we opendoen. Hij respecteert onze vrijheid en wacht op een persoonlijk ‘ja’. Het kwade is veel agressiever: het neemt bezit van ons, lokt ons met allerlei ‘wereldse’ zaken die als ‘fijn en aangenaam’ overkomen. Het kwaad trekt ons weg van God.
De hamvraag is nu: waarvoor kiezen we?
Jezus kent de mens, Hij kent ieder van ons. Hij kent onze zwakheid, zelfs méér dan dat we die van onszelf kennen. En één van de redenen dat God in Jezus naar ons is toegekomen zit ‘m in het feit dat Hij de mens wil genezen van zijn neiging tot zonde. Omdat Hij weet dat de zonde de mens verlamt in zijn relatie tot Hem en uiteindelijk ook in zijn roeping tot liefde.
Het mag dan wel cliché klinken, maar het is een waarheid als een koe: állen zijn we wel ergens verlamd geraakt door dingen die ons wegtrekken van de Heer. Laten we de Heer welkom heten. Hij kan ons genezen van onze verlamming. Hij kan ons aanraken in onze meest duistere plekjes om deze om te buigen naar zijn Gods licht. Hij kan onze slapende ziel weer tot leven brengen door ons te brengen in relatie met Hem.
Laten we in gebed ons hart werkelijk openen voor Hem. Hij wacht tot we Hem ten diepste ontvangen. Zoals de vader uit het verhaal van de verloren zoon staat Hij op uitkijk tot we weer beslissen naar Hem toe te komen.
Ja, laten we beslissen voor de Heer, kiezen voor het goede, ons bekeren tot God, om te leven in zijn liefde.
Een mooie vrijdag,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer Jezus,
allen zijn we wel ergens lam door de zonde die ons van God vervreemdt. Wij bidden U: Kom in ons, raak ons aan, heel ons, zodat we weer fris en blij, enthousiast en vol overgave, de liefde dienen in ons dagelijks leven.
Kom heilige Geest,
zet ons in vuur en vlam voor de Heer, ons gevend aan Hem, tredend in zijn ja-woord tot de Vader.
Vandaag en alle dagen van ons leven.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.