Petrus & Paulus – apostelen
Hoogfeest (eigen lezingen)
Uit de Handelingen van de Apostelen 12, 1-11
Mooi hoe het volk vol vuur bleef bidden voor Petrus toen hij gevangen zat.
Het gebed is sterker dan we ook maar kunnen vermoeden. Het draagt de stille kracht in zich om mensen te bevrijden van het kwaad. Deze genade viel ook Petrus ten deel.
Hoe staat het met ons gebed voor Kerk en wereld ?
Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Toen hij zag dat de Joden hier gunstig op reageerden, liet hij ook Petrus aanhouden – dat was tijdens het feest van het Ongedesemde brood.
Na de arrestatie sloot hij hem op in de gevangenis, waar hij hem door vier groepen soldaten van steeds vier man liet bewaken, met de bedoeling hem na het pesachfeest ten overstaan van het volk te berechten. Terwijl Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God. In de nacht voordat hij voorgeleid zou worden, lag Petrus te slapen tussen twee soldaten, aan wie hij met twee kettingen was vastgeketend. Ook voor de deur van de kerker stonden bewakers. Toen verscheen er plotseling een engel van de Heer en een stralend licht vulde de hele ruimte. De engel stootte Petrus aan om hem wakker te maken en zei: ‘Vlug, sta op.’ Meteen vielen de ketens van zijn handen. De engel zei tegen hem: ‘Doe je gordel om en trek je sandalen aan.’ Dat deed hij. Daarop zei de engel: ‘Sla je mantel om en volg mij.’ Petrus volgde de engel naar buiten, maar zonder te beseffen dat de dingen die de engel liet gebeuren werkelijk plaatsvonden; hij meende een visioen te zien. Toen ze de eerste en tweede wachtpost voorbij waren, kwamen ze bij de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad. De poort ging vanzelf voor hen open, en toen ze buiten waren gekomen liepen ze nog één straat verder, waarna de engel Petrus opeens alleen achterliet.
Nadat Petrus weer tot zichzelf gekomen was, zei hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou.’
Psalm 34, 2-9
Refr.: Laat mijn leven een loflied zijn voor de Heer.
De Heer wil ik prijzen, elk uur van de dag,
mijn mond is altijd vol van zijn lof.
Laat mijn leven een loflied zijn voor de Heer,
de nederigen zullen het met vreugde horen.
Roem met mij de grootheid van de Heer,
sluit u aan om zijn naam te verheffen.
Ik zocht de Heer en Hij gaf antwoord,
Hij heeft mij van alle angst bevrijd.
Wie naar Hem opzien, stralen van vreugde,
schaamte zal hun gezicht niet kleuren.
In mijn verdrukking riep ik tot de Heer,
Hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered.
De engel van de Heer waakt over wie Hem vrezen,
en bevrijdt hen.
Proef, en geniet de goedheid van de Heer,
gelukkig de mens die bij Hem schuilt.
Uit de tweede brief van Paulus aan Timoteüs 4, 6-8 + 17-18
‘Ik heb de goede strijd gestreden’.
Mijn bloed wordt al als een offer uitgegoten, het moment waarop ik heenga nadert. Maar ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien.
De Heer heeft me ter zijde gestaan en me kracht gegeven, zodat ik de verkondiging tot een goed einde heb gebracht en alle volken de boodschap hebben gehoord.
Ik ben gered uit de muil van de leeuw. De Heer zal me van alle kwaad redden en me veilig naar zijn hemels koninkrijk brengen. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Alleluia.
U bent de Messias,
de Zoon van de levende God.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Matteüs 16, 13-19
‘Jij bent Petrus, de rots waarop Ik mijn kerk zal bouwen’.
Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’
Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’
Toen vroeg Hij hun: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’
‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus.
Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. En Ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop Ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’
Van Woord naar leven
Petrus en Paulus waren allebei mannen die – om het netjes te zeggen – geen grote diplomaten waren. Eerder waren het mannen vol vuur en enthousiasme waarop het spreekwoord van toepassing kan zijn: ‘waar het hart van vol is loopt de mond van over.’
Petrus komen we in het evangelie nogal eens tegen. Meestal is hij de eerste om te reageren als Jezus iets zegt. Niet het type om eerst stil te luisteren en lang na te denken: nee, meteen: Dat is het. Of niet. Recht uit het hart. Zo ook vandaag. Vol overtuiging zegt hij: ‘U bent de Christus.’
Paulus kennen we uit het boek van de Handelingen en vooral zijn eigen brieven. Soms heel vriendelijk en meegaand, maar meestal vol energie om Christus te verkondigen en soms ook heel scherp. Beide mannen hadden een sterke drijfveer: in de kracht van de heilige Geest Christus verkondigen.
De Kerk in onze dagen lijkt soms een moeizaam geheel, ‘een zinkend schip’ zegt men wel eens onterecht.
Anderzijds is het waar dat de Kerk dikwijls veel moeite heeft om ‘goed’ over te komen. Dat ligt niet alleen aan de media maar dat ligt ook en vooral aan haar eigen gestuntel. We hebben schrik om ‘zieltjes’ te verliezen, om mensen te kwetsen, om ‘niet over te komen’. Dikwijls missen we een zekere krachtdadigheid en hebben we wel eens de neiging om in onze catacomben te kruipen, dicht bij elkaar, menend dat we bij die kleine groep mensen horen die trouw zijn.
We missen ook soms ‘lucht’, frisse lucht, misschien omdat we onze ramen wat te lang gesloten hielden.
We zouden onze deuren weer, of meer, moeten openen; de deuren van onze kerken, de deuren van onze gemeenschappen, de deuren van onze huizen, vooral ook de deuren van onze harten.
We moeten onze deuren openen om de wereld welkom te heten, én om er zelf door te gaan, richting wereld. Tot dit laatste, de wereld, zijn we immers gezonden. We vergeten dat soms en blijven liever binnen onze comfortzone gemeenschap vormen met elkaar. Met dit laatste is op zich niets mis, maar als christenen moeten we er ons van bewust zijn dat we ook en vooral gezonden zijn in de wereld, ver buiten onze eigen geloofsgemeenschap.
Wordt het geen tijd dat de Kerk, ieder van ons dus, weer gaat spreken? Geen donderpreken, niet rond de oren slaan, maar van binnenuit, daar waar de Heer woont. Eenvoudige woorden die het hart van de mens raken. Niet afgelezen vanop een papiertje, netjes voorbereid vanuit boekjes, maar woorden waarmee we de mensen werkelijk ‘ontmoeten’, hen aankijkend met de liefde van de Heer; verkondiging dus in de diepe betekenis van het woord.
Laten we zo spreken en handelen dat de mensen zin krijgen in het proeven van God, smaak in zijn liefde, dorst naar zijn aanwezigheid.
We denken te dikwijls dat we moeten zwijgen, en enkel door ons voorbeeld de Heer aanwezig te moeten stellen. Uiteraard moeten we dit laatste ook doen, en misschien zelfs vooral, maar we mogen ook spreken. Het evangelie verbiedt dat niet; echt niet.
Woorden geïnspireerd aan … (geen bron)
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer,
schenk ons die heilige moed die het vuur in zich draagt om van U te getuigen in woord en daad. Geef dat ons voorbeeld en spreken vol van genade mag zijn, opdat ieder U mag ontmoeten naar Gods wil.
In uw naam. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.