Paus Franciscus tot Romeinse Curie: ‘Wees ambassadeurs van Gods zegen’

Gisteren sprak paus Franciscus, naar jaarlijkse gewoonte in deze dagen voor Kerst, de Romeinse Curie toe, waarbij hij nadrukkelijk het belang van nederigheid en goed spreken benadrukte. Hij riep de aanwezigen op om ambassadeurs van Gods zegen te zijn, door hun woorden en daden te richten op het brengen van eenheid, liefde en barmhartigheid.

“Beste broeders en zusters,

Ik dank kardinaal Re oprecht voor zijn woorden van goede wensen; zijn geest blijft jong en dat is prachtig. Dank u, Eminentie, voor uw voorbeeld van toewijding en liefde voor de Kerk.

Kardinaal Re sprak over oorlog. Gisteren werd de Patriarch (van Jeruzalem) de toegang tot Gaza geweigerd, ondanks eerdere beloften. Gisteren werden weer kinderen gebombardeerd. Dit is een wrede daad. Dit is geen oorlog. Dit raakt mijn hart. Dank u voor deze verwijzing, Eminentie.

De Romeinse Curie bestaat uit verschillende werkgemeenschappen, elk met hun eigen omvang en complexiteit. Terwijl ik nadacht over een passend thema voor vandaag, dat het gemeenschapsleven binnen de Curie en haar diverse afdelingen ten goede zou kunnen komen, kwam ik uit bij een aspect dat prachtig aansluit bij het Mysterie van de Menswording. Dit verband zal meteen duidelijk worden.

Ik dacht namelijk aan het belang van goed spreken over anderen en het vermijden van kwaadsprekerij. Dit raakt ons allemaal – paus, bisschoppen, priesters, religieuzen en leken – op dit punt staan we allemaal op gelijke voet. Waarom? Omdat dit diep verweven is met onze menselijke waardigheid.

Goed over elkaar spreken en dus niet kwaadspreken, is een houding die voortkomt uit nederigheid. Nederigheid is het wezenlijke kenmerk van de Menswording, in het bijzonder van het kerstgeheim dat we binnenkort vieren. Een kerkelijke gemeenschap leeft in vreugdevolle en broederlijke harmonie wanneer haar leden de weg van nederigheid bewandelen en afzien van het kwaad denken en kwaad spreken over anderen.

In zijn brief aan de Romeinen schrijft de heilige Paulus: ‘Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet’ (Rom. 12,14). Deze aansporing kunnen we ook begrijpen als: ‘Spreek goed over elkaar en geen kwaad.’ Dit geldt in ons geval voor de mensen met wie we op kantoor werken: oversten, collega’s, iedereen. Spreek goed en geen kwaad.

Zoals ik zo’n twintig jaar geleden tijdens een diocesane bijeenkomst in Buenos Aires deed, stel ik ook vandaag voor om, om deze weg van nederigheid te beoefenen, onszelf kritisch te onderzoeken en eerlijk onze eigen tekortkomingen te erkennen. Dit volgens de leer van oude spirituele meesters, met name Dorotheus van Gaza. Ja, Gaza, die plaats die nu synoniem is met dood en vernietiging, maar die een oeroude stad is, waar in de eerste eeuwen van het christendom kloosters bloeiden en heiligen en grote meesters leefden. Dorotheus is een van hen. In navolging van grote vaders zoals Basilius en Evagrius, heeft hij de Kerk opgebouwd met instructies en brieven vol evangelische geestkracht. Ook wij kunnen vandaag, in zijn school, nederigheid leren door onze eigen fouten te erkennen en zo het kwaadspreken over anderen te vermijden.

Dorotheus zegt in een van zijn geschriften: ‘Als een nederig mens tegenslagen ervaart, kijkt hij naar zichzelf en vraagt zich af wat hij ervan kan leren. Hij geeft niet anderen de schuld, maar draagt de situatie met kalmte, zonder onrust of angst. Nederigheid veroorzaakt geen woede of conflict.
En verder: ‘Zoek niet naar het kwaad in je naaste en voed geen achterdocht. En als zulke gedachten opkomen, probeer ze om te vormen tot goede gedachten.

Het erkennen van je eigen tekortkomingen is een essentieel hulpmiddel. Het vormt de basis voor de keuze om ‘nee’ te zeggen tegen zelfgerichtheid en ‘ja’ tegen de gemeenschap en de Kerk. Wie deze deugd omarmt en trouw beoefent, bevrijdt zichzelf van achterdocht en wantrouwen en maakt ruimte voor Gods werking, die in staat is de harten te verenigen. Zo kan een gemeenschap ontstaan waarin iedereen voor elkaar zorgt en samen in nederigheid en liefde leeft.

Wanneer je een fout bij iemand opmerkt, kun je dit bespreken met drie personen: met God, met de persoon zelf, en als dat niet mogelijk is, met iemand binnen de gemeenschap die kan helpen. Niet meer.

Wat vormt de basis van deze houding van zelfreflectie? Het is de innerlijke nederigheid die ons uitnodigt om mee te gaan in Gods beweging in de Menswording. God koos ervoor zich klein te maken – zoals een mosterdzaadje, een menselijk zaadje in de schoot van een vrouw – en nam de zware last van de zonde van de wereld op zich.
Voor de mens betekent dit een diep spiritueel gebaar, meer dan alleen een morele keuze. Het is een gave van God, een werk van de Heilige Geest.
Maria is hierin ons grote voorbeeld. Hoewel zij zonder zonde was, gaf zij zich volledig over aan Gods nederig gebaar en liet zij zich volledig meenemen in zijn ‘neerbuiging’.

Beste broeders en zusters, God heeft ons niet vervloekt, maar gezegend. In Hem is alleen zegen, nooit vloek. De Kerk, als teken van Gods zegen voor de mensheid, moet een gemeenschap zijn van mensen die deze zegen uitdragen. De Romeinse Curie kan hierin een voorbeeld zijn, een werkplaats van zegen, waar iedereen, zelfs in de meest verborgen taken, bijdraagt aan het brengen van Gods zegen in de wereld.

Met ons dagelijks werk, hoe eenvoudig ook, kunnen wij Gods zegen uitdragen. Maar dit vraagt om een consequente houding: je kunt niet tegelijkertijd een zegen verspreiden en kwaadspreken over een broeder of zuster. Dat zou de zegen tenietdoen. Daarom roept de Heer ons op om ambassadeurs van zijn zegen te zijn: mannen en vrouwen die door hun woorden, daden en houding Gods zegen naar anderen brengen. Moge onze inzet in ons werk, zelfs in de meest verborgen taken, altijd gericht zijn op het verspreiden van liefde, nederigheid en eenheid.

Zalig kerstfeest voor iedereen!”


Kerstgroeten aan de medewerkers van Vaticaanstad

Een uur na zijn toespraak tot de curieleden richtte paus Franciscus zich tot de medewerkers van Vaticaanstad.

“Beste zusters en broeders, goedemorgen en welkom!

Ik ben blij dat we kerstwensen kunnen uitwisselen. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan ieder van jullie voor het werk dat jullie doen, zowel ten behoeve van Vaticaanstad als voor de Wereldkerk. Zoals elk jaar zijn jullie gekomen met jullie families, en daarom wil ik even kort stilstaan bij deze twee waarden: werk en gezin.

Eerst: werk. Wat jullie doen, is veel. Als je door de straten en binnenplaatsen van Vaticaanstad loopt, door de gangen en kantoren van de verschillende dicasterieën en de diverse werkplekken, krijg je het gevoel in een grote bijenkorf te zijn. En zelfs nu zijn er mensen aan het werk om deze bijeenkomst mogelijk te maken, die zelf niet konden komen: laten we hen bedanken!

Vandaag zijn jullie hier in een feestelijke sfeer, met de levendigheid van de viering in jullie hart, de levendigheid van glimlachen. Maar gedurende de rest van het jaar is het leven meer alledaags, het is niet altijd feest; het is voortdurend werk, maar hopelijk altijd met de glimlach van het hart door mensen die samen en voor anderen iets goeds opbouwen. Jezus zelf heeft ons dit laten zien: Hij, de Zoon van God, die uit liefde voor ons nederig een leerling-timmerman werd, onderwezen door Jozef (vgl. Lc 2,51-52; H. Paulus VI, Homilie in Nazareth, 5 januari 1964). In Nazareth wisten maar weinig mensen het, maar in de timmerwerkplaats werd de redding van de wereld gebouwd! Hebben jullie hier weleens aan gedacht: dat redding werd gebouwd door ambachtslieden? En hetzelfde geldt, in zekere zin, voor jullie, die met jullie dagelijkse werk, in de verborgen Nazareths van jullie specifieke taken, bijdragen aan het brengen van de hele mensheid tot Christus en het verspreiden van zijn Koninkrijk over de wereld (vgl. Vaticanum II, Dogmatische Constitutie Lumen gentium, 34-36).

Dan komen we bij het tweede punt: het gezin. Het brengt vreugde om jullie samen te zien, ook met kinderen: hoe mooi, hoe prachtig zijn ze! De heilige Johannes Paulus II zei ooit dat het gezin voor de Kerk als een “wieg” is (Familiaris consortio, 22 november 1981, 15). Houd van het gezin, alsjeblieft. Het is waar: inderdaad, gefundeerd en geworteld in het huwelijk, is het gezin de plek waar leven wordt voortgebracht – en hoe belangrijk is het vandaag om het leven te verwelkomen! Daarnaast is het de eerste gemeenschap waar men, vanaf de kindertijd, in aanraking komt met het geloof, het Woord van God en de sacramenten, waar men leert om voor elkaar te zorgen en samen in liefde te groeien, op elke leeftijd. Het geloof moet in het gezin worden doorgegeven.

Daarom wil ik jullie aanmoedigen – ouders, kinderen, grootouders en kleinkinderen – grootouders hebben een grote betekenis – ik moedig jullie aan om altijd verenigd te blijven, dichtbij elkaar en rondom de Heer: in respect, in luisteren, in wederzijdse zorg.
Bezoeken jullie je grootouders? Zijn jullie grootouders onderdeel van het gezin, of wonen ze in een verzorgingstehuis zonder dat iemand hen bezoekt? Misschien moeten je grootouders in een verzorgingstehuis verblijven, maar ga hen bezoeken! Laat ze altijd van je horen.

Iets dat ik wil benadrukken over het gezin: een vraag aan ouders met kleine kinderen: spelen jullie met jullie kinderen? Het is belangrijk om met je kleine jongen of meisje op de grond te gaan liggen. Spelen jullie met hen?

En bid alsjeblieft ook samen, want zonder gebed kom je nergens, zelfs niet in het gezin. Leer je kinderen bidden. In deze dagen stel ik voor dat jullie momenten zoeken om samen te komen rondom de kerststal, om God te danken voor zijn gaven, om hulp te vragen voor de toekomst en om je liefde voor elkaar te vernieuwen bij het Kind Jezus.

Beste vrienden, ik dank jullie voor deze bijeenkomst en voor alles wat jullie doen. Ik wens jullie het allerbeste voor het heilig Kerstfeest en voor het jaar dat voor de deur staat: het Heilig Jaar van de Hoop. Hoop groeit ook in het gezin! Ik zegen jullie en vraag jullie: vergeet niet voor mij te bidden.

En als iemand een moeilijkheid heeft, praat er alsjeblieft over, vertel het aan de leiding, want we willen alle moeilijkheden oplossen, en dat doe je door dialoog, niet door te schreeuwen of stil te blijven. Dialoog is altijd nodig! “Meneer, manager, kardinaal, paus, vader, … Ik heb deze moeilijkheden. Kunt u me helpen om ze op te lossen?”. En we zullen proberen de moeilijkheden samen op te lossen.

Ik dank jullie. Heel hartelijk dank, en zalig Kerstfeest.”

Bron: Vatican-news