Oefenen om paasmensen te worden
Meer dan ooit tellen gelovigen af naar Pasen. Vorig jaar was het immers een hoogfeest in mineur: de kerk bleef open, maar samen vieren kon niet. Alsof we een lang uitgesponnen veertigdagentijd beleefden waaraan maar geen einde leek te komen. Aan Liesbeth Goris, moeder van drie, lerares en pastor in het Vlaams-Brabantse Hoegaarden, vroegen we om een terug- én een vooruitblik: ‘Plots kregen we weer tijd om écht te bidden.’
Goed een jaar geleden, rond 15 maart, ging ons land in volledige lockdown. In veel analyses en gesprekken klonk duidelijk één verzuchting: we misten contact. ‘Knuffelcontact’ werd het woord van 2020, een begrip waarin aanraking en verbinding tot uiting komt. Gezamenlijke vieringen werden aanvankelijk verboden, in juni weer voor een tijdje onder strikte voorwaarden toegelaten … In elk geval zou het tot zeker na Kerstmis nooit meer echt worden zoals we vroeger vierden, met velen verbonden.
Verbinding zoeken
Sommige gelovigen opperden dat er door deze eenzaamheid en verplichte ‘retraite’ een nieuwe verbinding kon tot stand komen, een innerlijke band tussen het spirituele en het individuele. Zoals een vastentijd, een veertigdagentijd ons oproept. Men vergeleek de lockdown dan ook met een woestijnervaring. Maar is dat zo? Kun je, als je je familie niet mag ontmoeten, je niet mag meevieren in een kerk en je een geestelijke communie opgedrongen krijgt, je echt verbonden met onze God voelen? Onze God is een god van verbinding, van het volk … toch?
Wat ik miste, waren praktische richtlijnen voor gelovigen om deze tijd zo zinvol mogelijk te kunnen beleven. Misschien redeneer ik nu veeleer als praktisch ingestelde moeder dan als pastor – of toch misschien nog beter als moederlijk bezorgde pastor? Hoe dan ook: we hebben het toch altijd over ‘onze moeder de Kerk’? Daarom permitteer ik me deze tips voor de veertigdagentijd. Tips die trouwens ook na zondag 4 april niets aan bruikbaarheid inboeten!
Gelukkig met minder
In de woestijntijd worden we teruggeworpen op onszelf. Sommigen vinden dat heerlijk, zeker in deze digitale tijd van selfies, influencers en instagrammers. Ze doen immers niets anders filmpjes over zichzelf posten, elke dag opnieuw. En deze druk is immens, zo blijkt, en zelfs niet aan te raden. Mijn eerste tip luidt dan ook: plaats jezelf wat minder in de belangstelling.
We hebben ondervonden – tot onze opluchting, dikwijls – dat we met veel minder aandacht ook wel gelukkig kunnen zijn. We hebben moeten versoberen: geen restaurants meer, geen bioscoopbezoek, alleen nog ‘essentiële’ winkels waar we naartoe konden. Wat jaren een binnenkerkelijke oproep was in de vastentijd, werd nu een adagio voor iedereen, gelovig of niet.
En wat bleek? Sommigen konden hier niet aan weerstaan, zelfs op straffe van boetes en pakkansen. Ze moesten en zouden gaan shoppen, gaan feesten enzovoort. Maar waar de Kerk al eeuwen voor sensibiliseerde, lukte voor velen plots wél. Ze werden creatief, ontdekten dat de buren ook wel vrienden konden zijn en werden gelukkig van ‘de kleine dingen des levens’. We ontdekten zelfs engelen in onze maatschappij aan wie we in normale tijden vaak aan voorbijgingen: zorgverleners, leerkrachten enzovoort. Mensen die zich inzetten voor anderen en, zoals Pater Damiaan, zich waagden aan het verzorgen en begeleiden van (mogelijk) besmette mensen …
Grote kuis in ons hart
Een volgende tip, of veeleer een vaststelling: ons bidden bestaat in vele vormen. Natuurlijk heeft de Kerk eeuwenlang opgeroepen om eucharistie te vieren; de mis is dan ook het centrale punt in onze gemeenschappelijke geloofsbeleving. Maar we ontdekten ook de vele kapelletjes, de kerken als plaatsen van oase waar je opnieuw leven en hoop kon gaan putten. En ook dat is een belangrijke rode draad in een vastentijd: het getal veertig immers betekent ook dat je een tijd krijgt toegemeten om je te bekeren, de tijd die je nodig hebt om ‘grote kuis’ te doen in je hart, om af te rekenen met wat ons lastig, vervelend, kwaad, onrustig maakt. Die bekering van ons hart en onze verzoening met mensen kan je diep gelukkig maken – niet alleen jezelf, maar ook je omgeving en zeker ook God.
Maar we hebben ook een ander soort bidden leren waarderen: ’s morgens digitaal in verbinding met een abdijgemeenschap, of ’s avonds met een digitale dagsluiting via het Taizégebed, of andere kanalen. We konden plots tijd maken om te bidden wanneer we tijd hádden. Niet meer gebonden aan een uur of plaats. Dat gaf ons een vrijheid die we de laatste jaren verloren waren in de Kerk. Nu hier en daar kerken sluiten en er op sommige parochies maar om de zoveel weken nog een viering is, verloren velen ook die verbinding met een geloofsgemeenschap. Er was ook de oproep van de bisschoppen om de kerkdeuren wagenwijd open te zetten. Door de digitale mogelijkheden kwam het gebed tot in de woonkamer.
Ik hoop dat dit ook een blijvend positief gevolg zijn van de lockdown: dat we opnieuw rustig kunnen gaan zitten en meebidden met mensen ver weg of dichtbij, zelfs met mobiele beperkingen en op ons eigen ritme. Ik kan je verzekeren: dat laatste was voor mij als moeder een welgekomen neveneffect van de verplichte opsluiting …
Het wordt altijd Pasen
Tot slot: vergeten we toch Pasen niet. Eén keer zal er een einde komen aan deze ‘veertigdagentijd’ – ook al duurt die nu al maandenlang. Hopelijk kunnen we Pasen ooit opnieuw spectaculair vieren: met veel klokkengelui, veel kaarslicht, spetterende gezangen! De hernieuwing van onze doopbeloften en een hernieuwde geloofsgetuigenis, en met veel alleluja’s! Eigenlijk is dit wat we in iedere eucharistie vieren, dat feest van hoop en bemoediging. Misschien verklaart dat wel waarom we zo verlangden naar de zondagmis.
Pasen is het feest van de hoop in de lente. De kruisen zijn een brug tussen hemel en aarde, tussen al het lijden en verrijzenis. Een feest van grote vreugde. Graag wens ik jullie die vreugde toe, de hoop ook in je hart dat we gemaakt zijn om dit samen te beleven in een volle kerk. Laat ons daarom nu oefenen om paasmensen te worden, ooit. Om te kunnen getuigen over die Jezus die ons dit allemaal is komen vertellen. En dat we opnieuw ontdekt hebben hoe we verbonden zijn door dit paaslicht. Dat licht in donkere dagen.
Liesbeth Goris
Deze tekst is een artikel in het februarinummer van ‘Maria, middelares en koningin’.