maandag in week 8 door het jaar
Uit de eerste brief van Petrus 1, 3-9
Een christen put zijn levensvreugde uit het geloof in de verrijzenis van de Heer. Zo zegt ons de inleiding van de eerste brief van Petrus. Hij richt zich tot de pasgedoopten. Door het doopsel worden zij leerlingen van de verrezen Heer en leven zij van de hoop op hun eigen verrijzenis. Eerst moeten zij nog door de duisternis van het geloof.
Broeders en zusters,
geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons door de opstanding van Jezus Christus uit de dood opnieuw geboren doen worden en ons zo levende hoop gegeven.
Er wacht u, die vanwege uw geloof door Gods kracht wordt beschermd, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die klaarligt om aan het einde van de tijd geopenbaard te worden. Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. Zo kan de echtheid blijken van uw geloof – zoveel kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur wordt getoetst – en zo verwerft u lof, eer en roem wanneer Jezus Christus zich zal openbaren.
U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.
Tussenzang: Ps 111, 1-2 + 5-6 + 9-10
Refr.: Altijd herinnert de Heer zich zijn verbond.
Ik wil de Heer loven met heel mijn hart
in de grote kring van oprechten.
Machtig zijn de werken van de Heer,
wie ze liefheeft, onderzoekt ze.
Hij gaf voedsel aan wie Hem vrezen,
eeuwig gedenkt Hij zijn verbond.
Hij toonde zijn volk de kracht van zijn daden
en gaf hun het land van andere volken.
Hij heeft zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig zijn verbond ingesteld.
Heilig en ontzagwekkend is zijn Naam.
Het begin van wijsheid is ontzag voor de Heer,
leven naar zijn regels getuigt van goed inzicht.
Zijn roem houdt stand, voor altijd.
Vers voor het evangelie (2 Kor 5, 19)
Alleluia.
God heeft in Christus de wereld met zich verzoend.
Ons heeft Hij de verkondiging
van de verzoening toevertrouwd.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 10, 17-27
Rijkdom en aards bezit kunnen de mens volslagen in hun macht krijgen. De jonge idealist uit het evangelie weet dat de platgetreden weg van de wetsvervulling niet voldoende is voor hem. Als Jezus hem vraagt zich totaal te ontdoen van zijn bezittingen en Hem na te volgen, gaat hij ontdaan heen. De verbijstering over Jezus’ eis slaat ook over op de leerlingen. Alleen Gods kracht in de mens kan bewerken dat iemand dit offer brengen kan.
Toen Jezus zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar Hem toe die voor Hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, behalve God. U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’
Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’
Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef de opbrengst aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom daarna terug en volg Mij.’
Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ De leerlingen schrokken van zijn woorden.
Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’
Van Woord naar leven
DE WEEMOED VAN HET HEBBERIG BEZIT
(Bij Mc 10, 17-27)
Een jongeman komt naar Jezus en vraagt wat hij moet doen om het eeuwige leven te verkrijgen. Jezus antwoordt hem dat hij zijn bezittingen moet verkopen, de opbrengst aan de armen moet geven en Hem moet volgen. De jongeman vertrekt bedroefd, want hij bezat veel en kon geen afstand doen van zijn rijkdom.
Vandaag de dag zien we in onze samenleving vaak hetzelfde patroon. De meeste mensen hebben een goed hart. We willen leven als goede mensen, anderen helpen en bijdragen aan een betere wereld. Toch voelen veel mensen een zekere weemoed, een verdriet dat hen belemmert. Het is een weemoed die voortkomt uit het onvermogen om die dingen los te laten die een zekere rem betekenen om de goede mens te zijn die men wil zijn.
Onze bezittingen, of het nu materiële goederen, status of comfort zijn, houden ons inderdaad vaak gevangen. Ze geven ons een vals gevoel van veiligheid en stabiliteit. Maar deze aardse schatten kunnen nooit het ware geluk en de vrede geven die het evangelie biedt.
De weemoed die men voelt, is een teken van een strijd in het hart. Men wil het goede doen. Een christen zal zeggen: “Ik wil echt de Heer volgen.” Maar velen voelen zich gevangen door eigen verlangens en gehechtheden, alsof ze een zekere macht over ons hebben. Ze maken ons onvrij. Ja, dat is het juiste woord: onvrij.
Wanneer we zouden leren om vrij om te gaan met onze bezittingen, in plaats van ze vast te houden in een krampachtige greep, zouden we onszelf bevrijden van innerlijke weemoed. Door in vrijheid om te gaan met de dingen die we hebben, openen we ons hart voor de vreugde en vrede die voortkomt uit een leven getekend door liefde en mededogen, dátgene wat de Heer van ons vraagt.
Het is een proces van innerlijke groei en het maken van bewuste keuzes. Niemand zegt dat dit een gemakkelijke weg is. Maar stap voor stap, met geduld en vastberadenheid, zullen we leren loslaten. We zullen ontdekken dat de rijkdom van het hart, de liefde en het medeleven die we delen met anderen, de enige echte schat is die de moeite waard is om te bezitten.
Laten we deze weg vooral niet alléén bewandelen. Laat het een weg zijn waarbij we ons bewust zijn dat God ons daartoe uitnodigt én ons bijstaat met zijn genade. Daarom is Hij mens geworden in Jezus Christus.
Laten we komaf maken met de weemoed van de rijke jongeling die, omwille van zijn vasthouden aan bezit, de Heer niet kon volgen. Laten we ons hart bevrijden en een leven leiden dat écht rijk is. Rijk aan liefde, aan geven en aan de vreugde die komt van een zuiver en ongebonden hart, verenigd met de Heer.
Laten we bidden
Heer,
help ons om los te laten wat ons gevangen houdt.
Geef ons de moed om onze bezittingen te delen
en ons hart te bevrijden van bezitsweemoed.
Leid ons naar een leven van liefde en medeleven,
vrij van gehechtheid aan aardse schatten.
Mogen we de weg van de liefde gaan
met een zuiver en ongebonden hart.
Verinnigd in U.
Amen.
Geliefde mensen, laten we samen streven naar een leven dat écht rijk is, door onze goederen en gelden te delen met zij die het nodig hebben.
Een toegewijde maandag,
kris
Om mee op weg te gaan
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.