maandag in week 25 door het jaar

Uit het boek Ezra 1, 1-6

Toen de Perzen Babylonië hadden veroverd kregen de Israëlieten vergunning terug te keren uit hun ballingschap. Ze kregen meteen toestemming om de tempel te Jeruzalem weer op te bouwen. De Israëlieten zien daarin een teken van God: door mensen bewerkt Hij de uitvoering van zijn plannen.

In het eerste regeringsjaar van Cyrus, de koning van Perzië, liet de Heer in vervulling gaan wat Hij bij monde van Jeremia had voorzegd. Hij zette de koning ertoe aan om in zijn hele koninkrijk mondeling en ook schriftelijk het volgende besluit bekend te laten maken:
‘Dit zegt Cyrus, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de Heer, de God van de hemel, mij gegeven. Hij heeft mij opgedragen om voor Hem een tempel te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. Laten al diegenen onder u die tot zijn volk behoren, zich met de hulp van hun God naar Jeruzalem in Juda begeven om er de tempel van de Heer weer op te bouwen, de God van Israël, de God die in Jeruzalem woont. Allen die hier nog als vreemdeling verblijven, waar zij zich ook mogen bevinden, dienen van hun medeburgers ondersteuning te krijgen in de vorm van zilver, goud, goederen en vee, naast de bijdragen die vrijwillig worden afgestaan voor de tempel van de God die in Jeruzalem woont.’
De familiehoofden van de stammen Juda en Benjamin, de priesters en de Levieten, allen die God daartoe aanzette, maakten zich gereed om naar Jeruzalem te vertrekken en te beginnen met de bouw van de tempel van de Heer. Al hun buren ondersteunden hen met voorwerpen van zilver en goud, met goederen, vee en kostbare geschenken, nog afgezien van wat vrijwillig aangeboden werd.

Psalm 126, 1-6

Refr.: Groot was het wat de Heer ons deed.

Toen de Heer het lot van Sion keerde,
was het of wij droomden,
een lach vulde onze mond,
onze tong brak uit in gejuich.

Toen zeiden alle volken:
‘De Heer heeft voor hen iets groots verricht.’
Ja, de Heer had voor ons iets groots verricht,
we waren vol vreugde.

Keer ook nu ons lot, Heer,
zoals U water doet weerkeren in de woestijn.
Zij die in tranen zaaien,
zullen oogsten met gejuich.

Wie in tranen op weg gaat,
dragend de buidel met zaad,
zal thuiskomen met gejuich,
dragend de volle schoven.

Vers voor het evangelie (Joh 14, 6)

Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand kan bij de Vader
komen dan door Mij.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 8, 16-18

Hoe moeten wij staan tegenover het Woord van God? Lucas verzamelt drie spreuken van de Heer om hierop een antwoord te geven. Wij moeten ontvankelijk staan voor Gods woord om zijn licht te kunnen uitstralen.

In die dagen sprak Jezus tot de mensen:
‘Wie een lamp aansteekt, zet hem niet onder een vat of onder een bed, maar plaatst hem op een standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. Alles wat verborgen is, wordt openbaar; alles wat geheim is, zal bekend worden en aan het licht komen. Let dus goed op hoe jullie luisteren: want wie iets heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij denkt te hebben worden ontnomen.’

Van Woord naar leven

HET NIEUWE JERUZALEM

In het boek Ezra lezen we vandaag hoe er wordt opgeroepen de tempel van God weer op te bouwen in Jeruzalem, en dat allen daarvoor hun bijdrage moeten leveren. Deze oproep wordt goed beantwoord en de tempel wordt inderdaad gebouwd. Zo lezen we. Zo was het toen.

Het Nieuwe Testament geeft een heel andere, nieuwe en frisse kijk op die zogenaamde tempel in Jeruzalem. Jeruzalem wordt niet enkel aanzien als een stad in de fysieke zin van het woord, maar elke mens wordt uitgenodigd te werken aan het nieuwe Jeruzalem, dé plek bij uitstek waar God wordt aanbeden en belichaamd. Die plek is ons eigen hart, de lokale gemeenschap waarin we ons bewegen, de grote kerkgemeenschap. Daar wordt gevraagd de tempel te bouwen voor God om Hem te aanbidden als een levend gebed zonder ophouden.
Concreet wil dit zeggen dat wij – u en ik – zijn geroepen om vandaag aan die tempel te werken, aan ons hart dus, aan het samenzijn met anderen. Het moet een plek zijn, een geestelijke tempel, waar God de plaats krijgt die Hij toebehoort: namelijk het levend centrum van ons bestaan; Hij die leven geeft, Hij die de genade verleent zijn liefde zichtbaar te maken door te leven in Christus. Dát is Blijde Boodschap, dát is ware aanbidding, dát is overgave, dát is Pasen.

Franciscus van Assisi kreeg in de veertiende eeuw doorheen een visioen van Christus vanop het kruis te horen dat hij geroepen was Gods Kerk te herstellen. En net zoals in de tijd van Ezra, kroop hij op kapellen en kerken om dakpannen te vernieuwen, muren te verstevigen, altaren weer mooi te maken. En hoe edel dit werk ook was, pas later begreep hij dat het om een veel diepere boodschap ging, namelijk om het herstel van de Kerk, de gemeenschap in Christus, die toen erg ziek was, ook aan de ’top’.

Franciscus en zijn eerste medebroeders zijn toen het evangelie gaan lezen en herlezen. Zij baden om wijsheid en inzicht, en kwamen er achter dat ze als broederschap (en in wezen álle christenen) in Christus verlost zijn, en dat ze geroepen zijn te leven als ‘verloste mensen’, zoals Adam en Eva in het paradijs voor de zondeval: vrij en naakt voor God, zich om niets schamend.
Zo leefden de eerste minderbroeders. Ze beleefden de Vrede van God onder elkaar, daar in het schone Umbrië. En die Vrede droegen ze uit door in alle eenvoud en broederlijkheid de mensen op te zoeken, de melaatsen te verzorgen, de priesters bij te staan, enzovoort. Hun leven was gekenmerkt door eenvoud, armoede en broederschap.
En dit heeft, inderdaad, voor een deeltje de Kerk hersteld.

Voor ons, mensen die leven in de 21e eeuw, is het niet anders. Ook ieder van ons draagt vandaag de verantwoordelijkheid om in de Kerk herstellend aanwezig te zijn. Want ook vandaag heeft de Kerk haar pijnpunten en is er van binnenuit herstel nodig. Na programma’s als ‘Godvergeten’ kan je weglopen, je kan je laten ontdopen, je kan zelfs gaan haten. Maar je kan ook blijven, de pijnpunten benoemend, maar je engageren om van binnenuit de grote K van de Kerk gestalte te geven van top tot basis. Graag als blijde en verloste mensen. Mensen die weer vreugde vinden in het Kerk-zijn door als een warme en biddende gemeenschap Gods Vrede uit te dragen door liefdevol aanwezig te zijn in de wereld: dáár het Rijk Gods vindend en opbouwend.

Ja, geliefde mensen, laten we een blijde, warme en eenvoudige gemeenschap zijn/worden, met zin voor broederschap en mystiek.

Laten we bidden

Vader,
als gemeenschap
zijn wij tempel van uw heilige Geest.
Schenk ons de genade
U diep in ons hart te mogen aanbidden,
als een gebed zonder ophouden,
en wel in de gloed van de Geest.
Mogen wij vanuit uw inwoning
dragers en uitdragers zijn
van uw vrede, uw liefde,
uw zin voor broederschap.
Om deze genade bidden wij,
in Christus,
onze Broeder en Heer.
Amen.

Een blijde maandag voor ieder van u.
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.