maandag in week 24 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 2, 1-8

Paulus schrijft aan zijn vriend Timoteüs dat wij in onze gebeden Gods plan tot het onze moeten maken. Dat is de bedoeling van de voorbeden in de liturgische samenkomsten. God is er voor alle mensen. Daarom vraagt Paulus voor iedereen te bidden, ook voor de gezagsdragers. Dan zal ons gebed God aangenaam zijn.

Dierbare,
allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken. Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen. Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen, als het getuigenis voor de vastgestelde tijd.
Om dit te verkondigen ben ik als apostel aangesteld. Ik spreek de waarheid, ik lieg niet – ik ben aangesteld als leraar voor de heidenen om hun het geloof en de waarheid te onderwijzen. Ik wil dat bij iedere samenkomst de mannen met geheven handen bidden, vol toewijding, zonder wrok of onenigheid.

Psalm 28, 2 + 7 + 8 + 9

Refr.: De Heer is mijn kracht en mijn schild.

Hoor mijn smeekbede
als ik U om hulp roep,
als ik mijn handen ophef
naar het hart van uw heiligdom.

De Heer is mijn kracht en mijn schild,
op Hem vertrouwde mijn hart,
ik werd geholpen en mijn hart jubelde,
Hem wil ik loven in mijn lied.

De Heer is de kracht van zijn volk,
een burcht van redding voor zijn gezalfde.
Red het volk dat u toebehoort, zegen het,
wees zijn herder en draag het voor eeuwig.

Uit het evangelie volgens Lucas 7, 1-10

De Joden mochten het huis van een vreemdeling niet betreden. Toch stonden zij welwillend tegenover de Romeinse centurio, voor wie zij ten beste spraken bij Jezus. Hij respecteerde hun wetten en genas de knecht van de centurio op afstand, nadat deze de Joden eerst had verbaasd door zijn geloof.

Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging Hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar Hem toe om Hem te vragen bij Hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden.
Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij Hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst. Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’
Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar Hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar U de moeite, want ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar U toe te gaan. Maar U hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: “Doe dit!” dan doet hij het.’
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich over hem; Hij keerde zich om naar de menigte die Hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!’
Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.

Van Woord naar leven

Vandaag horen we in de eerste lezing uit de brief van Paulus aan Timoteüs één grote oproep tot gebed: Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken. Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.

Lieve mensen, het bidden voor elkaar is van onschatbare waarde. Het is vandaag de dag misschien niet echt populair, in de zin van: men heeft het liever over doen en bezig zijn, met onmiddellijke zichtbare vruchten tot gevolg, in plaats van over bidden voor anderen, met niet onmiddellijk ‘zichtbare’ vruchten. We mogen het belang van ‘bidden voor elkaar’ niet onderschatten.

Als Kerk zouden we op de allereerste plaats een biddende gemeenschap moeten zijn; God dankend en lovend, ons gevend aan Hem, ons openstellend voor zijn genade, elkaar en de hele wereld bij Hem brengend.

Wie bidt leeft in ontmoeting met God. Dat voel je niet altijd, maar het is wel zo. Misschien is het beter te zeggen: God ontmoet hem die bidt. Het is een ontmoeting die op een totaal andere wijze gebeurt dan dat wij, mensen, elkaar ontmoeten. De Gods-ontmoeting gebeurt diep in onze ziel, wat veel verder en dieper reikt dan wanneer mensen elkaar ontmoeten. Het is een ontmoeting die we kunnen beredeneren, maar die anderzijds het menselijk denken ver overstijgt. Het reikt zelfs verder dan ons bewust-zijn. Het is een ontmoeting die ons van binnenuit transformeert in Gods liefde. Het is God zelf die zijn liefde in Christus aan ons openbaart, om ons doorheen Christus op te nemen in zichzelf. Dit opnemen is puur genade, het gebeurt aan ons, we kunnen het niet maken, het is puur gave. Het is het waaien van de Geest; Gods liefde die ons meeneemt naar ongekende diepten in onszelf.

We kunnen enkel innerlijk knielen voor deze dieptereis die God met ons maakt. En dit op ieder moment. Want vergis je niet: dit gebeurt niet enkel tijdens ons expliciet gebed, maar kan geschieden overal en altijd: in het kerkgebouw, in ons gebedshoekje thuis, tijdens ons gebed aan tafel, maar ook op de tram, tijdens ons wandelen op straat, wanneer we fietsen, wanneer we aardappelen schillen, tijdens onze omgang met collega’s, op ons sterfbed, zelfs tijdens onze slaap. Het gebeurt wanneer we ons hart tot God verheffen, maar het kan evengoed gebeuren wanneer onze gedachten helemaal niet expliciet bij God zijn. Ten allen tijde, en naar Gods wil, kan Hij zijn liefde openbaren, en wel op tal van wijzen.

In deze openbaring plaatst Hij je in de zachte gloed van zijn Geest, Hij doet je drinken van zijn gegeven verrijzenisvrede in Christus, Hij doet je slurpen aan zijn hemelse liefde, je lippen en hart verbrandend. Want oh ja, Gods openbaring leidt in de meeste gevallen niet tot een hemelse rozengeur en maneschijn. God mag ten diepste dan wel zoet zijn; feit is: zijn liefde ‘vraagt’. Hij vraagt een toevertrouwen aan zijn Zoon, een gehoor geven aan een weg die niet altijd de onze zal zijn. Hij vraagt een in vrijheid en verzetloos doen wat er gedaan moet worden, ons ‘ja’ leggend in het grote ‘ja’ van Jezus.

Vanuit dit ‘omgaan’ van God met ons, vanuit dit ‘meegaan’ van wij met God, mogen wij elkaar in gebed bij Hem brengen. Deze vorm van naastenliefde behoort wezenlijk bij ons christelijk leven. Het is een zeer diepe vorm van liefde voor elkaar. In Christus mogen we allen vernoemen, hen leggend in de schoot van de Vader met de vraag om ontferming.

Nogmaals: deze vorm van smeek- en voorbede is van onschatbare waarde voor de Kerk en de hele mensheid.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
moge uw Geest ons bezielen met de gave van armoede, opdat ons bidden mag geschieden in Christus.
Diep dankbaar. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.