maandag in week 21 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenzen 1, 1-5 + 8-10

Als eerste geschrift van het Nieuwe Testament werd deze brief van Paulus rond de jaren vijftig aan de christenen van Tessalonica gericht. Paulus dankt God voor hun geloof, hun hoop en hun liefde waarmee ze het Woord hebben aanvaard. Door hun voorbeeld kan nu de boodschap rondom hen uitstralen.

Van Paulus, Silvanus en Timoteüs. Aan de gemeente in Tessalonica, die toebehoort aan God, de Vader, en de Heer Jezus Christus. Genade zij u en vrede.
Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en brengen dan ten overstaan van onze God en Vader in herinnering hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van onze Heer Jezus Christus. 
God heeft u lief, broeders en zusters. Wij weten dat Hij u heeft uitgekozen: onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest. U weet hoeveel we voor u hebben betekend toen we in uw midden waren. 
Want het woord van de Heer heeft zich vanuit uw gemeente niet alleen in Macedonië en Achaje verspreid, uw geloof in God vindt ook weerklank buiten die gebieden. Wij hoeven daarover niets te vertellen; iedereen praat erover hoe wij door u zijn ontvangen en hoe u zich van de afgoden hebt afgewend om u tot God te keren – om Hem, de levende en ware God, te dienen en om uit de hemel zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de dood heeft doen opstaan: Jezus, die ons redt van het komende oordeel.

Psalm 149, 1-6a + 9b

Refr.: De Heer vindt vreugde in zijn volk, Hij kroont de vernederden met de zege.

Zing voor de Heer een nieuw lied,
roem Hem te midden van zijn getrouwen.
Laat Israël verheugd zijn over zijn machtige maker,
het volk van Sion juichen om zijn koning.

Laten zij dansend zijn Naam loven,
bij lier en tamboerijn voor Hem zingen.
Ja, de Heer vindt vreugde in zijn volk,
Hij kroont de vernederden met de zege.

Laten zijn getrouwen juichen in luister,
nog jubelen als zij te ruste gaan,
met een lofzang voor God op de lippen;
dat is de glorie voor al zijn getrouwen.

Vers voor het evangelie (1 Joh 2, 5ab)

Alleluia.
In ieder die zich aan Gods woord houdt,
is zijn liefde werkelijk
tot volmaaktheid gekomen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 23, 13-22

Tot driemaal toe herhaalt Jezus aan de Farizeeën: ‘Wee jullie.’ Want ze hebben meer aandacht voor wetten dan voor mensen. Ze stapelen belofte op belofte, onderlijnen die met krachtwoorden, maar God interesseert hen niet veel.

In die dagen sprak Jezus:
‘Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Zelf gaan jullie er niet binnen, maar jullie houden ook degenen die er willen binnengaan tegen.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen zee en land om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie iemand die voor de Gehenna bestemd is, meer nog dan jullie zelf.
Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.” Dwaas zijn jullie en blind. Wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.” Blind zijn jullie. Wat is nu van meer waarde: de offergave of het altaar dat de offergave heiligt? Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten is.’

Van Woord naar leven

OPRECHTHEID VAN HART
(bij Mt 23, 13-22)

Wat Jezus vandaag ten diepste aanklaagt is de huichelarij en het formalisme als doel. De huichelarij die zegt God te dienen maar eigenlijk zichzelf dient, die zegt God te zoeken maar zichzelf achterna loopt. Het gaat hier over een formalisme dat mensen slaaf maakt van praktijken zonder inhoud, een soort gewetensusserij dat mensen in het gedacht brengt, en houdt,  goed en vroom bezig te zijn, maar in werkelijkheid zijn ze slaaf van vormen en wetten wat weinig met God te maken heeft.

Bij Jezus gaat het om Gods-ontmoeting. Hij heeft het gebed niet afgeschaft maar wil dat er met het hart wordt gebeden. Niet slaafs, niet louter formalistisch, maar van harte, oprecht, van Aangezicht tot aangezicht, in volle ontmoeting met de Vader, gericht op een liefdevol leven.

Deze weg gebeurt doorgaans in stilte, zonder al te veel op te vallen, gewoonlijk ook zonder al te luid alleluia. Dikwijls is het zelfs een weg van droogte, van innerlijk roepen, van dorst naar de Levende.

Het christendom is een hartelijke godsdienst, een godsdienst van het hart, van Hart tot hart.

Vraag is: heten we Christus op zo’n wijze welkom dat Hij ons gebed kan overnemen. Ik bedoel: mag Christus het zijn die in ons bidt? Daarvoor moeten we buigen; arm, ontvankelijk en nederig worden voor het waaien van de Geest. Een dagelijkse opdracht voor ieder persoonlijk, én voor ons als Kerkgemeenschap.

Laat ons bidden

Heer,
‘Wee jullie’ zegt U ook tegen ons
wanneer huichelarij en formalisme
de bovenhand nemen.
Beziel ons allen met uw heilige Geest
opdat wij zonder franjes
in ontmoeting mogen komen met de Vader.
Dat wij dit mogen doen in uw naam;
U in ons, door ons, met ons.
Kom heilige Geest.
Amen.

Moge ons gebed werkelijk een hartsgebed zijn.
Ik wens het ieder van harte toe.
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.