maandag in week 18 door het jaar

Uit de profeet Jeremia 28, 1-7

In het begin van de regering van koning Sedekia van Juda, in de vijfde maand van het vierde jaar, zei de profeet Chananja uit Gibeon, de zoon van Azzur, in de tempel van de Heer ten overstaan van de priesters en alle andere aanwezigen tegen mij: ‘Dit zegt de Heer van de hemelse machten, de God van Israël: Ik ga het juk van de koning van Babylonië breken. Binnen twee jaar zal Ik alle kostbaarheden uit de tempel van de Heer, die koning Nebukadnessar heeft meegevoerd naar Babel, naar Jeruzalem terugbrengen. Ik zal ook koning Jechonja, de zoon van Jojakim, en alle ballingen uit Juda die naar Babel zijn gevoerd, naar Jeruzalem terugbrengen – spreekt de Heer. Want Ik ga het juk van de koning van Babylonië breken.’
Toen antwoordde de profeet Jeremia de profeet Chananja ten overstaan van de priesters en alle anderen die in de tempel van de Heer aanwezig waren: ‘Ja! Laat de Heer dat doen. Hopelijk laat Hij jouw profetie uitkomen en brengt Hij al het tempelgerei en alle ballingen uit Babel naar deze stad terug. Maar luister nu naar wat ik jou en alle anderen te zeggen heb. Sinds mensenheugenis hebben de profeten die vóór jou en mij hebben geleefd tegen veel landen en machtige koninkrijken niets dan oorlogen, onheil en pest geprofeteerd. Van een profeet die voorspoed en vrede profeteert, weten we pas dat hij inderdaad door de Heer gezonden is als zijn woorden uitkomen.’
Chananja nam toen het juk van Jeremia’s nek, brak het in stukken en zei ten overstaan van allen die daar waren: ‘Dit zegt de Heer: Zo zal Ik binnen twee jaar het juk van koning Nebukadnessar van Babylonië van alle volken afnemen en in stukken breken.’ Hierop verliet Jeremia de tempel.
Enige tijd later richtte de Heer zich tot Jeremia: ‘Ga naar Chananja en zeg hem: Dit zegt de Heer: Je hebt een houten juk in stukken gebroken en het door een ijzeren juk vervangen. Want dit zegt de Heer van de hemelse machten, de God van Israël: Ik leg alle volken een ijzeren juk op, waarmee ze koning Nebukadnessar van Babylonië moeten dienen. Zelfs de wilde dieren onderwerp Ik aan hem.’
De profeet Jeremia zei toen tegen de profeet Chananja: ‘Luister goed, Chananja! Jij bent niet door de Heer gezonden. Je hebt het volk met leugens misleid. Daarom – dit zegt de Heer: Ik zal je alsnog zenden, Ik zend je weg van de aarde. Je zult nog dit jaar sterven, want met je profetieën heb je het volk opgezet tegen de Heer.’
En de profeet Chananja stierf nog datzelfde jaar, in de zevende maand.

Tussenzang: Ps 119, 29 + 43 + 79-80 + 95 + 102

Refr.: Laat mij slechts weten, Heer, wat U bepaalt.

Houd mij ver van bedrieglijke wegen
en leer mij genadig uw wet.
Neem de waarheid nooit weg uit mijn mond,
in uw voorschriften stel ik mijn hoop.

Laat mijn vriend zijn wie U vreest
en uw richtlijnen kent.
Laat mij volmaakt naar uw wetten leven,
dan zal ik niet beschaamd staan.

Zondaars zijn uit op mijn ondergang,
maar uw richtlijnen geven mij inzicht.
Van uw voorschriften wijk ik niet af,
U bent het die mij onderricht.

Vers voor het evangelie (Ps 119, 27)

Alleluia.
Leer mij de weg van uw regels begrijpen,
en ik zal uw wonderen overdenken.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 14, 13-21

Toen Jezus het bericht van de moord op Johannes vernomen had week Hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar Hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze Hem over land. Toen Hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde Hij medelijden met hen en Hij genas hun zieken.
Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’
Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’
Ze antwoordden Hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’
Hij zei: ‘Breng ze Mij.’
En nadat Hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; Hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol.
Er hadden ongeveer vijfduizend mannen gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Van Woord naar leven

EEN LEVENGEVENDE OPDRACHT
(Bij Mat 14, 13-21)

Alvorens Jezus enkele broden en vissen vermenigvuldigde zodat iedereen voldoende te eten had, zei Hij eerst tot zijn leerlingen: ‘Geven jullie hen maar te eten’.

Wij hebben de Heer nodig om elkaar tot voedsel te zijn, maar Hij heeft evenzeer ons nodig om Hem tot voedsel voor de wereld te laten zijn. Deze niet mis te verstane opdracht die de Heer aan zijn leerlingen gaf, mogen we ook aan onszelf richten. Het is een opdracht voor de Kerk, voor iedere gedoopte, voor ieder die zich christen weet.

De Heer heeft ons nodig! Hij roept ons. Hij vraagt ons zijn voedsel uit te delen in deze wereld. Hij vraagt ons instrument te zijn van Gods goedheid. En het blijft waar: het is de Heer – en Hij alleen – die de diepste spirit is van het uitdragen van Gods liefde. Maar Hij heeft ons nodig. Hij vraagt ons in zijn dienst. Het is een opdracht die Hij dagelijks in ons hart legt.

De opdracht om de broden en de vissen, waarover het evangelie vandaag spreekt, uit te delen, mogen we zowel letterlijk als spiritueel interpreteren.
Letterlijk: miljoenen mensen hebben nog steeds honger en leven in extreme armoede. Godgeklaagd! De Kerk zou op de barricade moeten staan om dit onrecht aan te klagen en daadwerkelijk te bestrijden, zowel ver weg als in onze eigen streken.
Maar ook spiritueel: wie wil zien en horen, zal vaststellen dat er onder de mensen vandaag een geweldige dorst leeft naar spiritualiteit, zowel op het vlak van religiositeit als van puur humane zingeving. Vanuit de rijkdom van de Kerk – ons door de Heer gegeven – kunnen en moeten we een antwoord geven op de vele diepe levensvragen die de samenleving, en elke mens individueel, zich stelt. Door warme vriendschapsbanden aan te knopen en het ‘goede gesprek’ te voeren, kan de Kerk – wat dit betreft – heel betekenisvol aanwezig zijn in de wereld.

Naar de Mis gaan is goed en nodig. Maar willen we eucharistische mensen zijn – waartoe de Mis oproept – zullen we ‘gevend’ in de wereld moeten staan, ons bewust zijnde dat de Heer ons daartoe de opdracht geeft: ‘Geven jullie hen maar te eten’.

Laten we dit doen als een blijde gemeenschap, als christenen die fris en dankbaar in het leven staan, diep verbonden met elkaar in de Heer.

Laten we bidden

Vader,
moge uw Geest ons aanzetten
tot mensen die uw liefde uitdragen
door zowel materieel als spiritueel
de naaste bij te staan.
Moge Jezus, onze Broeder en Heer,
hierbij het levend Hart zijn.
In zijn naam.
Amen.

Zegen over deze nieuwe week.
Van harte, kris


Om mee op weg te gaan

God spreekt iedere mens aan en nodigt hem of haar uit zijn goedheid uit te dragen. Hoe ervaar ik dat?

Voel ik mij, vanuit mijn gebedsleven, zo verbonden met de Heer, dat ik niet anders kan dan mijn naaste dienen?


Blog ‘Van Woord naar leven’

Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.

Klik hier voor de blog.

Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.