maandag in week 14 door het jaar
Uit het boek Genesis 28, 10-22a
Het bekende visioen van Jakob die in zijn droom de Heer ontmoette te Betel, herhaalt het verbond met Abraham en Isaäk. In de liturgische traditie zijn hieruit teksten genomen om ons bewust te maken van Gods aanwezigheid onder de mensen; waarlijk, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet.
Jakob verliet Berseba en ging op weg naar Charan. Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen.
Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhooggaan en afdalen. Ook zag hij de Heer bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de Heer, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’
Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet.’
Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’
De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. Hij gaf die plaats de naam Betel, maar voordien heette die stad Luz.
En hij legde een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Heer mijn God zijn. De steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden.’
Psalm 91, 1 + 2 + 3 + 4 + 14 + 15ab
Refr.: Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont
en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende,
zegt tegen de Heer: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting,
mijn God, op U vertrouw ik.’
Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger
en redt je van de dodelijke pest,
Hij zal je beschermen met zijn vleugels,
onder zijn wieken vind je een toevlucht,
zijn trouw is een schild en pantser.
Ik zal bevrijden wie Mij liefheeft
en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.
Wie Mij aanroept, geef Ik antwoord,
in de nood zal Ik bij hem zijn.
Vers voor het evangelie (Jak 1, 21)
Alleluia.
Wees zachtmoedig
en aanvaard de boodschap
die in u is geplant
en die u kan redden.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Matteüs 9, 18-26
Als de leerlingen van Johannes de Doper vroegen of Jezus de echte Messias was, verwees hij onder andere naar zijn genezingen. Het verhaal uit dit evangelie is ook zo bedoeld: een teken dat het Godsrijk gekomen is. Het is de taak van de Kerk deze opdracht verder te zetten: al weldoende rondgaan en de mensen bijstaan in al hun kwalen.
Jezus was nog niet uitgesproken of er kwam een vooraanstaand man naar hen toe die zich voor Hem neerwierp en zei: ‘Mijn dochter is zojuist gestorven. Kom alstublieft en leg haar de hand op, dan zal ze weer leven.’ Jezus stond op en volgde hem met zijn leerlingen.
Plotseling naderde hen van achteren een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze raakte de zoom van zijn mantel aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn mantel maar kan aanraken, zal ik genezen.
Jezus draaide zich om, en toen Hij de vrouw zag zei Hij: ‘Houd moed, mijn dochter, uw geloof heeft u gered.’ En vanaf dat moment was de vrouw genezen.
Aangekomen bij het huis van de man zag Jezus de fluitspelers en de luid weeklagende menigte en Hij zei: ‘Ga naar huis, het meisje is immers niet gestorven, ze slaapt.’
Ze lachten Hem uit.
Nadat iedereen was weggestuurd, ging Hij naar binnen. Hij pakte het meisje bij de hand, en ze stond op.
Dit verhaal verspreidde zich in de hele omgeving.
Van Woord naar leven
LEVEN IN GODS PRESENTIE
De eerste lezing vertelt ons van een droom die Jakob had; een droom waarin Hij God aanwezig wist. Bij dit bewustzijn vervulde een diepe eerbied hem met de woorden: ‘Dit is zeker, op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet. Wat een ontzagwekkende plaats is dit. Dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’
We lezen dan dat hij de steen wijdde waarop zijn hoofd te ruste had gelegen, en deze steen zag hij als het ‘huis van God’.
Geliefde mensen, moge dit een aansporing zijn om Gods aanwezigheid te zien in alles en iedereen. Overal waar wij komen of verblijven, op elk moment, mogen wij niet enkel leven in Gods aanwezigheid, maar komt Hij ook tot ons, vervult Hij ons met zijn liefde, roept Hij ons ons, schenkt Hij ons het volle leven. Altijd en overal.
Zelfs in het kwaad is Hij aanwezig; niet door Hem gewild, wél als gekruisigde, die dorst naar liefde, naar vergeving, naar heling.
Ja, in Hem mogen wij leven, van Hem mogen wij ontvangen, op ieder moment.
Sta je ’s morgens op … Hij is bij je.
Drink je je eerste kop koffie … Hij is je nabij.
Bid je … Hij bidt in je.
Zing je… Hij zingt in jou.
Ontbijt je … dat doet Hij met je.
Doe je de afwas of andere huishoudelijke taken … Hij is in je.
Ga je naar de Mis … Hij komt naar je toe.
Ontmoet je mensen … dat doet Hij samen met jou.
Zit je naast een stervende … je zit naast Hem.
Doe je aan naastenliefde … je doet het in Hem.
Heb je een partner … Hij neemt je op in zijn liefde voor haar of hem.
Heb je kinderen in huis … Hij speelt in hen.
Leef je met medezusters- of broeders … Hij schept gemeenschap tussen jullie.
Studeer of lees je … Hij komt doorheen de studie in je.
Geniet je van bepaalde vormen van cultuur… Hij toont zich.
Doe je een middagdutje … Hij ligt naast je.
Ben je blij van gemoed, of eerder verdrietig of neerslachtig… Hij weet alles. Hij is bij je en draagt je.
Ben je ontroerd door natuurpracht … dat doet Hij aan jou.
Word je geconfronteerd met het kwaad, in jezelf of buiten je … Hij toont zich op het kruis.
Verlang je naar bekering … Hij is het die dat verlangen geeft.
Kortom, God is in Christus áltijd bij ons: zijn liefde schenkend, oproepend zijn liefde te zijn.
Laten we ons wentelen in zijn aanwezigheid, als een gebed zonder ophouden, vanuit het stille waaien van de Geest.
Moge het een gebed van het hart zijn, waarbij het verstand een oogje in het zeil houdt.
We hoeven dit gebeuren niet altijd in volle bewustzijn te beredeneren. Da’s niet mogelijk. Het is eerder een vanzelfsprekendheid, zoals we in- en uitademen.
Heerlijk toch!
Laten we bidden
Goede God,
wij danken U om uw aanwezigheid in Christus.
Moge uw Geest ons met Hem verenigen,
opdat uw liefde gestalte krijgt in ons hele zijn.
In zijn naam.
Amen.
Een mooie maandag. Wees liefde, vanuit de Heer.
Van harte, kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.