Leestip van de dag – dinsdag 12 juli 2016
Het hangt van mij af naaste
te zijn of niet te zijn
De vraag ‘Wie is mijn naaste?’ stond centraal in de commentaar van de paus op de parabel van de barmhartige Samaritaan tijdens het Angelus op 10 juli.
Geliefde broers en zussen, goedendag !
Vandaag brengt de liturgie ons de zogenaamde parabel van de barmhartige Samaritaan uit het Evangelie volgens Lucas (10,25-37). Die wijst ons, met zijn eenvoudige en frisse stijl, op een levensstijl waarin niet wij het zwaartepunt zijn, maar de anderen met hun moeilijkheden, die we op onze tocht ontmoeten en die ons aanspreken. De anderen spreken ons aan. En als de anderen ons niet aanspreken, dan is er iets dat niet klopt; iets in ons hart is dan niet christelijk. Jezus maakt van deze parabel gebruik in een gesprek met een wetgeleerde naar aanleiding van het dubbelgebod dat voorwaarde is voor de toegang tot het eeuwig leven: God liefhebben met heel het hart en de ander als jezelf (vv 25-28). Juist – zegt de wetgeleerde – maar zeg me, wie is mijn naaste? (v. 29). Ook wij kunnen ons die vraag stellen: wie is mijn naaste? Wie moet ik liefhebben als mijzelf? Mijn ouders? Mijn vrienden? Mijn landgenoten? Mijn geloofsgenoten?… Wie is mijn naaste?
Een misprezen Samaritaan
Jezus antwoordt met deze parabel. Een man, op weg van Jeruzalem naar Jericho is door rovers overvallen, mishandeld en achtergelaten. Op die weg komen eerst een priester en een leviet langs, die, ofschoon ze het slachtoffer zien, niet halt houden maar rechtdoor gaan (vv. 31-32). Dan komt ook een Samaritaan langs, een inwoner uit Samaria en als zodanig misprezen door de Joden, want ze houden zich niet aan de ware godsdienst; hij daarentegen, precies hij, bij het zien van die ongelukkige kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden(…) bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem (vv. 33-34); en de volgende dag vertrouwde hij hem toe aan de zorgen van de waard, betaalde voor hem en zei dat hij bij zijn terugkeer ook de rest zou betalen (cf. v. 35).
De anderen niet indelen in naasten en niet-naasten
Op dat punt richt Jezus zich tot de wetgeleerde en stelt hem de vraag: Wie van deze drie – de priester, de leviet, de Samaritaan – lijkt u de naaste te zijn van de man die in handen van de rovers gevallen is? En spontaan, hij was bovendien verstandig, antwoordt hij: Die hem barmhartigheid betoond heeft (vv. 36-37). Op die wijze heeft Jezus het uitgangspunt van de wetgeleerde – en ook van ons! – volledig omgekeerd: ik moet de anderen niet indelen in zij die mijn naasten zijn en zij die het niet zijn.
Het hangt van mij af naaste te zijn of niet te zijn – dat is mijn beslissing, het hangt van mij af naaste te zijn of niet van de mens die ik ontmoet en die hulp nodig heeft, ook als die mij vreemd, ja zelfs vijandig is.
‘Ga en doe jij evenzo!’
Jezus besluit: Ga en doe jij evenzo (v. 37). Een mooie les! Hij zegt dat aan ieder van ons: Ga en doe jij evenzo, word naaste van de broer of zus die je in nood ziet. Ga en doe jij evenzo. Goede werken doen en niet alleen woorden in de wind spreken. Ik denk hierbij aan dat lied Woorden, woorden, woorden. Neen. Doen, doen. Doordat we, met liefde en vreugde, goede werken doen voor de naaste, bloeit ons geloof en brengt vruchten voort. Laten we ons de vraag stellen – ieder antwoordt in het eigen hart – laten we ons de vraag stellen: is ons geloof vruchtbaar? Brengt ons geloof goede vruchten voort? Of is het eerder onvruchtbaar, en brengt het meer dood dan leven? Word ik naaste of loop ik er langs? Kies ik de mensen uit naar mijn smaak?
Het is goed ons deze vragen te stellen en ze vaak te stellen, want uiteindelijk zullen we geoordeeld worden op grond van onze goede werken.
De Heer zal ons dan zeggen: Maar jij, herinner je nog die keer op de weg van Jeruzalem naar Jericho? Die halfdode mens, dat was Ik. Herinner je dat? Dat hongerende kind dat was Ik. Herinner je dat? Die asielzoeker die de meesten willen wegjagen, dat was Ik. Die eenzame grootouders, verlaten in een rusthuis, dat was Ik. Die zieke, alleen in het ziekenhuis, die door niemand bezocht wordt, dat was Ik.
Moge de Maagd Maria ons helpen de weg van de liefde te bewandelen, van de edelmoedige liefde voor de anderen, de weg van de barmhartige Samaritaan. Zij helpt ons het belangrijkste gebod beleven dat Christus ons gegeven heeft. Dat is de weg naar het eeuwig leven.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc