Kerkwijdingsfeest van de Latheraanse basiliek (feest)
God houdt niet van getto’s. Hij ziet zijn volk als één grote natie zonder grenzen, een volk dat niemand afschrijft of buitensluit. Zo ziet Hij ook de gemeenschap van de kerk, als een ruimte waar plaats is voor allen. Het feest van de kerkwijding van de Lateraanse basiliek nodigt ons uit tot bezinning.
Uit de profeet Ezechiël 47, 1-2 + 8-9 + 12
De profeet Ezechiël spreekt over de aanwezigheid van God midden onder zijn volk. De tempel is de plaats waar God verblijft. Daaruit stroomt water dat de wereld vruchtbaarheid schenkt. Overal waar deze rivier
komt, zal alles in leven blijven. Zo is God aanwezig onder zijn volk en schenkt Hij leven in overvloed.
De engel van de Heer bracht mij terug naar de ingang van de tempel. Daar zag ik water onder de drempel van de tempel vandaan komen. Het stroomde naar het oosten, want de voorkant van de tempel lag op het oosten. Het water liep van onder de rechter buitenmuur van de tempel, ten zuiden van het altaar, naar beneden.
Hij nam mij door de noordpoort mee naar buiten en we liepen buitenom naar de oostelijke buitenpoort. Daar zag ik het water aan de rechterkant eruit sijpelen.
Hij zei tegen mij: ‘Dit water stroomt door de oostelijke landstreek, dan naar beneden de Jordaanvallei in, en mondt uit in de Dode Zee. Wanneer het de zee in stroomt wordt het water daar zoet. Het zal er wemelen van levende wezens, overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed. Als dit water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven. Aan de oevers van de rivier zullen allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet zullen verwelken en de vruchten niet zullen opraken; elke maand zullen ze vrucht dragen. Het water stroomt immers uit het heiligdom. De vruchten zullen eetbaar zijn en de bladeren geneeskrachtig.’
Psalm 46, 2 + 3 + 5 + 6 + 8 + 9
Refr.: De Heer is mijn huis.
God is voor ons een veilige schuilplaats,
een betrouwbare hulp in de nood.
Daarom vrezen wij niet, al wankelt de aarde
en storten de bergen in het diepst van de zee.
Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God,
de heilige woning van de Allerhoogste.
Met God in haar midden stort zij niet in,
vroeg in de morgen komt God haar te hulp.
De Heer van de hemelse machten is met ons,
onze burcht is de God van Jakob.
Kom en zie wat de Heer heeft gedaan,
verbijsterend is wat Hij op aarde verricht.
Uit het evangelie volgens Johannes 2, 13-22
Jezus sprak over de tempel van zijn lichaam.
Kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. Daar trof Hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’
Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’
Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt U bewijzen dat U dit mag doen?’
Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’
‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en U wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’
Maar Hij sprak over de tempel van zijn lichaam.
Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.
Van Woord naar leven
De engel van de Heer zei tegen mij: ‘Dit water stroomt door de oostelijke landstreek, dan naar beneden de Jordaanvallei in, en mondt uit in de Dode Zee. Wanneer het de zee in stroomt wordt het water daar zoet. Het zal er wemelen van levende wezens, overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed. Als dit water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven. Aan de oevers van de rivier zullen allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet zullen verwelken en de vruchten niet zullen opraken; elke maand zullen ze vrucht dragen. Het water stroomt immers uit het heiligdom. De vruchten zullen eetbaar zijn en de bladeren geneeskrachtig.’
Zo lezen we vandaag in de eerste lezing uit de profeet Ezechiêl.
Deze woorden uit de eerste lezing van vandaag uit de profeet Ezechiël zijn een prachtig beeld van wat de Kerk is, of zou moeten zijn: een rivier die leven geeft, vis in overvloed, vruchtbomen aan de oevers die niet verwelken of waar de vruchten eetbaar en geneeskrachtig zijn, vruchten die nooit opraken; een rivier waarvan het heiligdom de bron is. Prachtig beeld!
De kerk (wij dus) zou inderdaad vruchtbaar moeten zijn, niet op zichzelf gericht, niet naar binnen gekeerd, maar levengevend, steeds uitdeinend, van binnen naar buiten, de vensters geopend, geneeskrachtig. We zouden een rivier moeten zijn die nooit ophoudt vruchten voort te brengen; een rivier die haar bron vindt in God zelf, in zijn levende tempel belichaamd in Jezus Christus, omkranst en vervuld van zijn heilige liefde, zijn heilige Geest.
Dat zouden we moeten zijn.
Want de kerkgemeenschap is niet altijd wat ze zou moeten belichamen. In die zin blijft de Kerk voor de kerkgemeenschap dikwijls verborgen. In wezen is de Kerk immers heilig, want het is het leven van Christus. Jezus is het levend hart van de Kerk. De kerkgemeenschap, ieder van ons dus, is geroepen deze Christus te belichamen. Maar we zijn mensen, we zijn niet af, dat zijn we nu niet, dat was zo in het verleden niet. In die zin blijft de Kerk soms verborgen voor haar eigen leden.
Is dit een erg? Ja.
Is dit een ramp? Nee, natuurlijk niet.
Christus staat altijd klaar om zijn gemeenschap te omhelzen in zijn barmhartigheid. Steeds opnieuw zal Hij zijn verdorven of gewonde schapen gaan opzoeken, hen optillen, hen genezen, hen weer brengen naar Gods Stal.
Jezus doet dit, omdat zijn mensen het niet klaar spelen te leven in de verlossing die Hij geboden heeft doorheen het kruis en de verrijzenis tweeduizend jaar geleden.
Hij ziet af met zijn mensen, ja met ons. Maar liefde geeft niet op, liefde veroordeelt niet, liefde zoekt op, liefde heeft lief.
Laten we ieder individueel, en als kerkgemeenschap, ons werpen in de armen van de Heer, laten we ons wentelen in zijn Hart, opdat onze belichaming van Hem zuiver mag zijn; beeld van Gods liefde voor de mensheid.
Kom mensen, laten we de Kerk omhelzen, en moge de Kerk ons omhelzen. Laat ons bidden en aanbidden, laat ons ontvangen, dragen en baren, en alzo ieder (zonder onderscheid) diep beminnen.
kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
wij verlaten ons op U,
doe met ons wat Gij goedvindt.
Wat Gij ook ons doen wilt,
wij danken U.
Tot alles zijn wij bereid,
alles aanvaarden wij,
als uw wil maar geschiedt in ons
en in al uw schepselen;
niets anders verlangen wij, goede God.
Wij leggen ons leven in uw handen,
wij geven ons aan U, goede God,
met heel de liefde van ons hart,
omdat wij U beminnen,
omdat het voor ons
een noodzaak van liefde is ons te geven,
ons zonder voorbehoud op U te verlaten,
met een oneindig vertrouwen;
want Gij zijt onze Vader.
Amen.
Naar woorden van Charles de Foucauld
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.