‘Iedereen kan in zijn leven God ontmoeten’
Inigo Bocken, theoloog van de mystiek, vertelt in Kerk & Leven over de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma.
Hoewel geboren in Schoten en opgeleid in Antwerpen en Leuven, werkt Inigo Bocken al sinds 1991 in Nijmegen, de oudste stad van Nederland, waar hij ook woont. Daarin komt deels verandering, want onlangs werd hij voor twintig procent benoemd tot hoogleraar mystieke theologie aan de faculteit theologie en religiewetenschappen van de KU Leuven.
In 2011 werd Inigo Bocken wetenschappelijk directeur van het Titus Brandsma Instituut, een vermaard onderzoekscentrum voor mystiek en spiritualiteit verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. „Daar doen we niet enkel aan historisch onderzoek, we gaan er ook dieper in op de brede belangstelling in de samenleving voor spiritualiteit”, zegt hij. „Zelfs bedrijfsleiders en schoolbesturen blijken geboeid.”
– Eerst deze fundamentele vraag: wat is mystiek?
De Nederlandse karmeliet Titus Brandsma, die in 1942 werd omgebracht in het concentratiekamp in Dachau en naar wie ons instituut werd vernoemd, omschrijft mystiek als „een innig verkeer met het goddelijke”. Een mooie omschrijving, vind ik dat, alleszins minder zwaar dan de klassieke ‘mystieke vereniging met God’. Mystieke schrijvers leggen graag uit hoe God te vinden is in uw en mijn ervaring. In de mystiek staat het verlangen centraal. In de zestiende eeuw lijdt Theresia van Ávila eronder, want ze weet dat in het menselijke verlangen een permanente ontgoocheling schuilt, terwijl daar evenzeer God is te vinden. De Spaanse Theresia is explosief, de Brabantse middeleeuwse mystici zoals Hadewych en Ruusbroec zijn veeleer bespiegelend, al vind ik de onvertaalbare term „orewoet” van Hadewych voor die permanente onrust het mooiste woord in het Middelnederlands.
– Is er ook mystiek bij niet-christenen, in andere religies en bij atheïsten?
Ook in andere tradities is de godsontmoeting te vinden. Ik bestudeerde het islamitische soefisme, dat in wezen teruggaat op de woestijnvaders, maar de christelijke mystiek heeft iets eigens.
Het persoonlijke van de relatie met God vind je niet in oosterse religies.
Voor de in 1986 overleden Franse jezuïet Michel de Certeau is het oerbeeld van de mysticus Maria Magdalena aan het lege graf. In de twintigste eeuw beschouwden sommige intellectuelen mystiek als een algemeen menselijk verschijnsel, maar volgens mij is dat een brug te ver. Toch overstijgt mystiek de grenzen van religie en is ze ook te vinden in kunst en literatuur, zoals bij de schrijvers Marcel Proust, Robert Musil, Paul van Ostaijen of Hugo Ball. Dan is het leren leven met de ervaring dat we niet alles in de hand hebben en toch steeds iets terugkrijgen. Die zoektocht naar innerlijkheid en ervaring spreekt de moderne mens aan. Soms gaat het om vormen van spiritualiteit die afstand nemen van geijkte religieuze instituties, maar toch elementen uit de christelijke spiritualiteit, in het bijzonder de mystiek, opnemen.
– Het Titus Brandsma Instituut vermaatschappelijkt mystiek en spiritualiteit. Wat is de plaats ervan in de samenleving vandaag?
De huidige belangstelling voor mystiek verrast me. Zo geef ik ook les aan niet-theologen die oprecht nieuwsgierig zijn, maar vooral geen lid van een Kerk willen worden genoemd. De mens heeft de behoefte z’n bestaan te willen beheersen, maar managers, schooldirecteurs en zorgverleners kreunen onder de complexiteit van de samenleving. Hoe ga je als mens om met het onoplosbare? De kern van de christelijke mystiek is dat er op jou iets afkomt dat je niet in de hand hebt, zowaar God zelf, zeggen de mystici.
Het leven overstijgt wat wij kunnen bedenken.
Nicolaas van Cusa, mijn favoriete geestelijke schrijver, ontwierp in 1463 een balspel met een ongebalanceerde en dus onvoorspelbare bal. De les: laten we ons overgeven aan de complexiteit van het bestaan.
– Ervaren mystici wat anderen alleen maar kunnen geloven?
Ik meen van wel, maar daarom mogen we het gros van de mensen nog niet uitsluiten van zulke ervaringen. Volgens Titus Brandsma, die erover ging vertellen tot in het meest afgelegen parochiezaaltje, kan iedereen wat leren van de mystici. Mystieke schrijvers zijn zoals grote musici of kunstenaars. Ze hebben een beter gehoor of een scherpere blik dan de meeste stervelingen. Brandsma geloofde dat iedereen in zijn leven God kan ontmoeten. Daar sta ik achter, maar ik wil mystiek en geloof niet tegen elkaar uitspelen.
– Heeft uw favoriet, de vijftiende-eeuwse Rijnlandse geleerde en theoloog Nicolaas Cusanus, nog actualiteitswaarde?
Zeker, en niet omdat ik hem vertaalde (lacht). Nicolaas van Cusa was ook politicus, kardinaal en kerkhervormer. Na de val van Constantinopel in 1453 construeerde hij een fictief gesprek tussen de religies en ging hij op zoek naar wat die verbond.
Aan het eind van de ontmoeting blijft iedereen wat hij was, maar is ieders geloof verrijkt met respect voor de ander.
Ons probleem vandaag is dat we verkrampt afgrenzen. Cusanus zag daarentegen de oneindige rijkdom van de verscheidenheid. Naïef? Niet voor de mysticus, die in de ontmoeting het oneindige ervaart. Identiteit is daarbij slechts het vertrekpunt.
Bron: Kerk & Leven