Het gebed is geen toverstokje, maar een gesprek met de Heer

In zijn catechese over het gebed tijdens de algemene audiëntie van woensdag 26 mei 2021 sprak de paus over de zekerheid gehoord te worden.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

In verband met het gebed is er een fundamentele vaststelling, afgeleid van iets wat we allemaal zien: wij bidden, wij vragen en toch lijken onze gebeden soms onbeantwoord te blijven. Wat wij – voor ons zelf of voor anderen – hebben gevraagd, gebeurt niet. Dat is een veelvuldige ervaring. Als de reden van ons gebed edel was (zoals bijvoorbeeld het gebed voor de genezing van een zieke of voor het einde van een conflict) lijkt de niet-verhoring ons aanstootgevend. Bijvoorbeeld. We bidden voor het beëindigen van alle oorlogen overal ter wereld, denken we maar aan Jemen, aan Syrië, landen die al jarenlang in oorlog zijn, jarenlang! Landen gemarteld door oorlogen. Wij bidden en toch eindigen ze niet. Hoe kan dat? Sommige mensen houden zelfs op met bidden, omdat hun verzoek, naar zij denken, niet verhoord wordt (Catechismus van de Katholieke Kerk, n. 2734).

Als God Vader is, waarom verhoort Hij ons dan niet?

Hij die beloofd heeft goede dingen te geven aan wie Hem erom vragen (cf. Mt 7,10), waarom antwoordt Hij niet op ons vragen? Allemaal hebben we dit al ervaren: we hebben gebeden en gebeden bij de ziekte van een vriend, van een vader, van een moeder en toch zijn ze overleden. God heeft ons niet verhoord. Dat is een ervaring van ons allen.

Toveren

De Catechismus geeft ons een goede samenvatting over deze kwestie. Hij waarschuwt ons voor het gevaar geen authentiek geloof te beleven door de relatie met God te veranderen in iets toverachtig.

Het gebed is geen toverstokje. Het is een gesprek met de Heer.

Het kan inderdaad gebeuren dat wij bij het bidden het gevaar lopen dat niet wij God dienen, maar dat we verwachten dat Hij ons dient (cf. n. 2735). Dat is een gebed dat altijd maar eist, dat de loop der dingen naar onze zin wil zetten, dat geen andere mogelijkheden ziet dan onze wensen. Jezus vertolkte een grote wijsheid door ons het Onzevader op de lippen te leggen. Zoals we weten is het een gebed met uitsluitend vragen, maar de eerste gaan alle over God. Ze vragen niet dat ons plan werkelijkheid zou worden, maar wel zijn wil over de wereld. Beter Hem aan het werk te laten: Uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome, uw wil geschiede (Mt 6,9-10).

Nederigheid

De apostel Paulus herinnert ons eraan dat we niet eens weten wat we passend kunnen vragen (cf. Rom 8,26). Wij vragen in functie van onze noden, onze behoeften, de dingen die wij wensen, maar is dat passend of niet? Paulus zegt het ons: we weten niet wat passend is te vragen. Wanneer we bidden, moeten we nederig zijn. Dat is de eerste houding bij het bidden. Op vele plaatsen is het bij gebed in het kerkgebouw de gewoonte dat de vrouwen een hoofddoek dragen of dat men een kruisteken met wijwater maakt vóór het gebed; zo moeten wij, alvorens te bidden, zeggen: dat God mij geve wat goed voor mij is. Hij weet dat.

Wanneer we bidden,
moeten we nederig zijn
zodat onze woorden
echt gebed zijn
en niet een geklets
dat God afwijst.

Men kan ook met verkeerde motieven bidden. Bijvoorbeeld. Om in een oorlog de vijand te verslaan, zonder de vraag te stellen wat God over die oorlog denkt. Het is eenvoudig op een vaandel te schrijven: God is met ons. Velen wensen dat God met hen is, maar weinigen maken zich zorgen of zij wel met God zijn.

In het gebed is het God die ons moet bekeren en niet wij die God moeten bekeren.

Dat is nederigheid. Ik kom bidden maar Gij, Heer, bekeer mijn hart zodat het vraagt wat passend is, dat wat best is voor mijn geestelijk welzijn.

Aanstootgevend

Het blijft hoe dan ook aanstootgevend. Wanneer mensen met een oprecht hart bidden om zaken die behoren tot het Rijk van God. Wanneer een moeder bidt voor haar zieke kind.

Waarom lijkt God soms geen gehoor te geven?

Om deze vraag te beantwoorden, moet men rustig de evangelies overwegen. De verhalen van Jezus’ leven staan vol gebeden. Vele mensen, gekwetst in lichaam en geest, vragen om genezing. Iemand bidt voor een vriend die niet meer kan stappen. Vaders en moeders brengen Hem hun zieken zonen en dochters … Allemaal gebeden doordrenkt van lijden. Een immens koor smeekt: Heb medelijden met ons!

Moed

Soms is het antwoord van Jezus direct. Soms wordt het uitgesteld in de tijd. Het heeft er de schijn van dat God niet antwoordt. Denken we aan de Kananese vrouw die Jezus bidt voor haar dochter. Deze vrouw moet uitvoerig aandringen om gehoord te worden (cf. Mt 15,21-28). Ze brengt ook de nederigheid op een schijnbaar kwetsend woord van Jezus te aanhoren: we moeten het brood niet aan de honden geven, aan de hondjes. Deze vrouw is niet geraakt door deze vernedering. Wat haar ter harte gaat, is de gezondheid van haar dochter. En zij gaat verder: Jawel, heer, want ook de hondjes eten van de kruimels die van de tafel van hun baas afvallen. Dit beviel Jezus. De moed in het gebed. Of denken we aan de lamme die door vier vrienden wordt gedragen. Eerst vergeeft Jezus zijn zonden en pas daarna geneest Hij het lichaam (cf. Mc 2,1-12). Met andere woorden soms wordt het probleem niet meteen opgelost. Ook in ons leven heeft elkeen deze ervaring. Laten we ons even herinneren. Heel vaak hebben we een genade, een wonder gevraagd en is er niets gebeurd. Daarna hebben de dingen hun verloop gekend zoals God het wil. Op goddelijke wijze. Niet zoals wij het op dat ogenblik wilden.

Gods uur is niet ons uur.

Vertrouwen

Vanuit dit oogpunt verdient vooral de genezing van de dochter van Jaïrus aandacht (cf. Mc 5,21-33). De vader komt buiten adem aangerend: de dochter is er slecht aan toe en daarom vraagt hij Jezus om hulp. De Meester is meteen bereid. Terwijl ze naar het huis gaan, gebeurt nog een genezing en dan komt het bericht dat het meisje overleden is. Dat lijkt het einde. Jezus zegt daarentegen tot de vader: Wees niet bang, heb maar vertrouwen! (Mc 5,36). Blijf vertrouwen: want het geloof is het fundament van het gebed. En Jezus zal inderdaad het meisje uit de slaap van de dood wekken. Maar, gedurende een bepaalde tijd heeft Jaïrus in het duister moeten leven, alleen met het lichtje van het vertrouwen.

Heer, geef mij vertrouwen! Laat mijn vertrouwen groeien! Vragen om de genade van het vertrouwen.

In het Evangelie zegt Jezus dat het vertrouwen bergen verzet. Het gaat dan om echt vertrouwen. Jezus geeft zich gewonnen door het vertrouwen van zijn armen, van zijn mensen. Hij ervaart een bijzondere gevoeligheid voor dat vertrouwen. Hij geeft gehoor.

De laatste dag

Ook het gebed van Jezus tot de Vader in Getsemane lijkt onbeantwoord te blijven: Als het mogelijk is, verwijder wat Mij te wachten staat. Schijnbaar geeft de Vader Hem geen gehoor. De Zoon zal de beker van het lijden tot op de bodem moeten ledigen. Maar Stille Zaterdag is niet het slothoofdstuk. Immers, op de derde dag, dat is de zondag, gebeurt de verrijzenis. Het kwaad heerst over de voorlaatste dag. Houdt dit altijd voor ogen. Het kwaad is nooit meester over de laatste dag, neen, wel over de voorlaatste, het ogenblik dat de nacht het diepste is, juist vóór de dageraad. Dan, op de voorlaatste dag is er de bekoring wanneer het kwaad ons wil doen geloven dat het overwonnen heeft. Wie heeft gewonnen? Ik heb gewonnen! Het kwaad is baas over de voorlaatste dag. Op de laatste dag gebeurt de verrijzenis.

Nooit is het kwaad heer over de laatste dag. God is de Heer over de laatste dag. Die dag behoort alleen aan God.

Het is de dag waarop alle menselijke verzuchtingen naar verlossing zullen vervuld worden. Laten we dat nederige geduld aanleren om de genade van de Heer te verwachten, de laatste dag. Heel vaak is de voorlaatste dag erg lelijk, want menselijk lijden is lelijk. Maar de Heer is er en op de laatste dag lost Hij alles op.