Het gebed is de notenbalk voor de melodie van ons leven

In zijn (voorlaatste) catechese over het gebed tijdens de algemene audiëntie van woensdag 9 juni 2021 sprak de paus over het volharden in het bidden.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

In deze voorlaatste catechese over het gebed zullen we het hebben over de volharding in het bidden. Het is een uitnodiging of beter een gebod dat uit de Heilige Schrift tot ons komt. De geestelijke tocht van de Russische Pelgrim begint wanneer hij stuit op een zin van de heilige Paulus in de eerste brief aan de Tessalonicenzen: Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles (5,17-18). Het woord van de apostel treft die mens en hij stelt zich de vraag hoe het mogelijk is onophoudelijk te bidden, gegeven het feit dat ons leven verbrokkeld is in vele ogenblikken, die niet steeds aandacht mogelijk maken. Vanuit deze vraag begint de zoektocht. Zo zal hij ontdekken wat men het gebed van het hart noemt. Het bestaat in het vertrouwvol herhalen van: Heer Jezus Christus, Zoon van God, heb medelijden met mij, zondaar! Een eenvoudig, maar heel mooi gebed. Een gebed dat zich stap na stap aanpast aan het ritme van de ademhaling en zo de hele dag duurt. Inderdaad, de adem stopt nooit, ook niet als we slapen.

Het gebed is de ademhaling van het leven.

Hoe kan men altijd een toestand van bidden bewaren? De Catechismus geeft mooie citaten, ontleend aan de geschiedenis van de spiritualiteit, die de nadruk leggen op de noodzaak van het voortdurende gebed, dat de hefboom is van het christelijk leven. Ik geef er enkele.

Heilig vuur

De monnik Evagrius Ponticus zegt: Het is ons niet opgedragen om voortdurend te werken, te waken en te vasten, terwijl voor ons wel de wet is vastgelegd dat we ononderbroken moeten bidden (n. 2742). Het hart bidt. Het christelijke leven kent dus een vurigheid die nooit mag ophouden. Het is zoals het heilige vuur dat in de oude tempels werd bewaard en dat zonder ophouden bleef branden. De priesters hadden de opdracht het voortdurend brandend te houden.

Dat is het: ook in ons moet een heilig vuur branden, onophoudelijk en dat door niets kan gedoofd worden.

Dat is niet makkelijk, maar zo moet het gaan.

Notenbalk

De heilige Johannes Chrysostomus, een andere herder met aandacht voor het concrete leven, predikte als volgt: Een frequent en vurig gebed is mogelijk op de markt of op een eenzame wandeling. Het is mogelijk in uw zaak terwijl u koopt en verkoopt, het is ook mogelijk als u in de keuken bezig bent (n. 2743). Gebedjes zoals: Heer, heb medelijden met onsHeer, help me. Met andere woorden:

Het gebed is als een notenbalk waarop wij de melodie van ons leven schrijven.

Het is niet tegengesteld aan de dagelijkse werkzaamheid. Het is geen tegenspraak met de talloze kleine verplichtingen en afspraken. Veeleer is het de plaats waar elke activiteit haar betekenis krijgt, haar waarom, haar voltooiing.

Drukte

Natuurlijk is het niet eenvoudig deze uitgangspunten in praktijk te brengen. Een vader en een moeder, bezig met duizend en één zaken, kunnen heimwee ervaren naar de tijd van hun leven dat het makkelijk was tijd en ruimte te vinden voor het gebed. De kinderen, het werk, de beslommeringen van het gezinsleven, de ouders die oud worden … We hebben de indruk dat het nooit ophoudt. Dan is het goed eraan te denken dat God, onze Vader, die begaan is met het heelal, altijd aan ieder van ons denkt. Daarom moeten ook wij steeds aan Hem denken!

Ora et labora

Hierbij moeten wij ons ook herinneren dat in het christelijke monnikendom het werk altijd in ere werd gehouden, niet slechts als morele verplichting om voor zichzelf en de anderen te zorgen, maar ook omwille van een soort evenwicht, een inwendig evenwicht. Een mens die met een hoogst abstracte bekommernis doende is, loopt het gevaar het contact met de werkelijkheid te verliezen.

De gevouwen handen van de monnik worden getekend door het eelt van wie met spade en hak werkt.

Wanneer Jezus in het evangelie van Lucas (cf. 10,38-42) aan Marta zegt dat het enig noodzakelijke luisteren naar God is, dan is dat geen misprijzen voor de vele diensten die zij vol overgave bewees.

Tweesporig

In het menselijk wezen is alles ‘tweesporig’: ons lichaam is symmetrisch, we hebben twee armen, twee ogen, twee handen … Op dezelfde wijze zijn werk en gebed aanvullend. Het gebed – dat ‘de adem’ van alles is – blijft de vitale ondergrond van de arbeid, ook onuitgesproken.

Het is mensonwaardig zodanig door de arbeid opgeslorpt te worden dat er geen tijd blijft voor het gebed.

Spiritualisme noch ritualisme

Maar ook een gebed, vreemd aan het leven, is niet gezond. Een gebed dat ons vervreemdt van de concreetheid van het leven wordt spiritualisme. Of, erger, ritualisme. We herinneren ons dat Jezus, nadat Hij op de berg Tabor aan de leerlingen zijn heerlijkheid had getoond, dit moment van extase niet wilde verlengen, maar afdaalde en de dagelijkse tocht hernam. De reden was dat die ervaring in hun hart moest blijven als licht en kracht van hun vertrouwen. Licht en kracht voor de dagen die weldra zouden komen: de dagen van de Passie. Op die wijze geeft de tijd van het met God zijn, leven aan het vertrouwen dat ons helpt in het concrete leven. Op zijn beurt voedt dit zonder onderbreking het gebed. In deze kring van vertrouwen, leven en gebed, blijft het vuur van de christelijke liefde branden dat God van ons verwacht.

Laten we  het eenvoudige gebed herhalen, het is zo mooi het in de loop van de dag te herhalen, allen samen: ‘Heer Jezus, Zoon van God, heb medelijden met mij, arme zondaar’.