Gezocht: moreel kompas
Terwijl de kloof tussen rijk en arm steeds dieper wordt, vieren de financiële markten hun overwinningen. Deze tekst stelt kritische vragen bij een systeem dat menselijke waardigheid ondergeschikt maakt aan winst. Tegelijk klinkt de hoop dat de Kerk een ander geluid laat horen – als geweten van de samenleving.
Terwijl miljoenen mensen wereldwijd hun boodschappen steeds moeilijker kunnen betalen, werd gisteren op de beurs een triomf gevierd die eigenlijk diep beschamend is. De rijksten der aarde – mannen als Elon Musk, Mark Zuckerberg en Jeff Bezos – zagen in één dag hun vermogen stijgen met honderden miljarden dollar. Niet omdat ze iets nieuws uitgevonden of verwezenlijkt hebben. Niet omdat er structureel iets verbeterd is in de wereld. Maar simpelweg omdat er een politieke uitspraak kwam over mogelijke versoepeling van importheffingen. De beurzen juichten, de aandelen schoten omhoog, en het geld stroomde als vanzelf naar de toppen van de piramide.
Het is een pijnlijk toonbeeld van hoe ons economisch systeem werkt: winst voor de rijksten, risico en rekeningen voor de rest. Importheffingen en handelsoorlogen treffen in de praktijk vooral de gewone man en vrouw. Zij voelen het als de prijzen stijgen, als jobs bedreigd worden, als onzekerheid toeneemt. Zij hebben geen aandelenportefeuille die plots met miljarden aangroeit na een politieke wending.
Uitgerekend in een tijd van groeiende onzekerheid stroomt via de financiële markten in één klap een onvoorstelbare rijkdom naar mensen die al meer bezitten dan zij in duizend levens zouden kunnen besteden. Dat is niet alleen onrechtvaardig. Het is schandalig. Het stelt scherpe vragen over macht, ongelijkheid en de werking van een economisch systeem dat zichzelf steeds verder van de werkelijkheid verwijdert.
Wie betaalt uiteindelijk de rekening van al dat politieke getouwtrek? Niet de miljardairs. Maar de gezinnen die straks meer betalen voor hun voeding, verwarming en medicijnen. Hier is geen sprake van dienst aan de mensheid, geen bijdrage aan het algemeen welzijn – alleen het oppompen van geld in een gesloten kring van bezit. Waar geld de maat van alle dingen wordt en menselijke noden ondergeschikt raken, verliest economie haar menselijk gezicht. Dat is godgeklaagd!
Een roepende in de woestijn
Paus Franciscus heeft al meermaals zijn verontwaardiging over dergelijke economische waanzin geuit. Zo heeft hij al vaak gewaarschuwd voor de onmenselijke gevolgen van een systeem waarin geld het hoogste goed is geworden. In Evangelii Gaudium schrijft hij zonder omwegen: “Dergelijke economie doodt” (Evangelii Gaudium, 53). Hij wijst op een wereld waarin “het feit dat een oudere die op straat doodvriest, geen opzien baart, terwijl een waardevermindering met twee punten op de beurs dat wél doet” (Evangelii Gaudium, 53). Het is een keiharde spiegel voor een beschaving die haar morele oriëntatie heeft verloren.
Volgens Franciscus bevinden we ons in een diepgaande “antropologische crisis”, waarin het menselijke wezen niet langer centraal staat (Evangelii Gaudium, 55). De “aanbidding van het gouden kalf” is teruggekeerd, zegt hij, in de vorm van “het fetisjisme van het geld en de dictatuur van een economie zonder gezicht en zonder werkelijk menselijk doel” (Evangelii Gaudium, 55). Geld is niet langer een middel, maar een afgod. In zijn encycliek Laudato Si’ waarschuwt hij dat “het geld de werkelijke economie verstikt” en dat we de lessen van eerdere financiële crisissen moedwillig vergeten (Laudato Si’, 56).
Maar zijn boodschap blijft niet hangen in aanklacht alleen. Paus Franciscus roept krachtig op tot een morele koerswijziging: “Geld moet dienen en niet heersen!” (Evangelii Gaudium, 58). Hij pleit voor een economie “ten gunste van het menselijk wezen”, met aandacht voor rechtvaardigheid, solidariteit en zorg voor de zwaksten. Niet de beurskoers, maar de waardigheid van elk mens zou het kompas moeten zijn.
Vandaag heeft de Kerk de kans – en misschien wel de plicht – om een andere geluid te laten horen. Niet vanuit ideologie, maar vanuit evangelische bewogenheid. De wereld hunkert naar een stem die het opneemt voor de kleinen, die wantrouwen uitspreekt tegen blinde winstzucht, en die oproept tot een economie van zorg en verbondenheid. Dat vraagt moed. Maar het is precies deze moed die de Kerk geloofwaardig maakt: wanneer zij weigert zich neer te leggen bij de logica van macht en geld, en durft te spreken in de naam van menselijke waardigheid, gerechtigheid en solidariteit.
kris
