God is de trouwe Vriend en zijn liefde vermindert nooit

In zijn catechese over het gebed tijdens de algemene audiëntie van woensdag 13 januari 2021 had de paus het dit keer over de lofprijzing.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

We gaan vandaag voort met de catechese over het gebed en vandaag geven we aandacht aan het aspect lofprijzing.

Als uitgangspunt nemen we een kritiek gebeuren in het leven van Jezus. Na de eerste wondertekenen en het betrekken van de leerlingen bij de verkondiging van het Rijk Gods, komt de zending van de Messias in crisis. Johannes de Doper – in de gevangenis – twijfelt en stuurt Jezus deze boodschap: Zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten? (Mt 11,3). Hij voelt de angst niet te weten of hij zich bij de aankondiging heeft vergist. Altijd zijn er in het leven donkere ogenblikken, ogenblikken van geestelijke nacht. Johannes maakt zo’n situatie mee. In de dorpen bij het meer, waar Jezus zoveel wondertekenen heeft verricht, is er vijandigheid (cf. Mt 11,20-24). Welnu, precies op dat ogenblik van ontgoocheling, vermeldt Matteüs een merkwaardig feit: Jezus richt niet een klaaglied tot de Vader, maar een lofzang: Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen (Mt 11,25). Met andere woorden, in volle crisis, bij volledige duisternis in de ziel van vele mensen, zoals Johannes de Doper, zegent Jezus de Vader, prijst Jezus de Vader. Waarom?

Zoon van de Allerhoogste

Op de eerste plaats looft Hij de Vader om wie Hij isVader, Heer van hemel en aarde. In de geest is Jezus blij omdat Hij ervaart dat zijn Vader de God van het heelal is, en omgekeerd, de Heer van al wat bestaat is de Vader, mijn Vader. De lofprijzing ontspringt aan de ervaring van zich zoon van de Allerhoogste te weten. Jezus voelzich zoon van de Allerhoogste.

De kleinen liefhebben

Verder looft Jezus de Vader omdat Hij de kleinen liefheeft. Dat is wat Jezus zelf ervaart. Bij zijn prediking in de dorpen blijven de ‘geleerden’ en de ‘wijzen’ achterdochtig en gesloten. Ze maken berekeningen. De ‘kleinen’ daarentegen staan open en aanvaarden de boodschap. Dat kan niet anders dan de wil van de Vader zijn. Daarover is Jezus verheugd. Ook wij moeten God loven en prijzen omdat eenvoudige en nederige mensen het Evangelie aanvaarden.

Ik ben blij wanneer ik eenvoudige mensen, nederige mensen op bedevaart zie gaan, om te bidden, om te zingen, om te loven.

Mensen die wellicht veel ontberen, maar de nederigheid brengt hen tot het loven van God. In de toekomst van de wereld en in de hoop van de Kerk zijn er altijd de ‘kleinen’. Zij die zich niet beter achten dan de anderen, die bewust zijn van hun eigen beperktheden en zonden, die niet over anderen willen heersen, die, in God Vader, zien dat ze broeders zijn. 

Schijnbare tegenspraak

Met andere woorden, op het ogenblik van schijnbare mislukking, wanneer alles duisternis wordt, bidt Jezus lof prijzend tot de Vader. En zijn gebed brengt ook ons, lezers van het Evangelie, tot een ander oordeel over onze persoonlijke mislukkingen, over de situaties waarin we de aanwezigheid en werking van God niet helder zien, wanneer het kwade schijnbaar overwint en geen middel bestaat het af te remmen.

Jezus, die erg uitdrukkelijk het smeekgebed heeft aanbevolen, looft de Vader precies op het ogenblik dat Hij alle reden had aan de Vader uitleg te vragen.

Het schijnt een tegenspraak, maar het is de waarheid.

Wie heeft baat bij de lofprijzing? Wij of God? Een tekst uit de liturgie van de  eucharistie nodigt ons uit als volgt tot God te bidden: Gij hebt geen nood aan onze lofprijzing, want onze dankzegging is nog uw gave. Al kan ons loflied uw grootheid niet verhogen, het draagt toch bij tot onze zaligheid door Christus onze Heer (Door het jaar XII).

Door onze lofprijzing worden wij gered.

God loven zuivert de geest

Het lofgebed helpt ons. De Catechismus omschrijft het als volgt: De lofprijzing neemt deel aan de gelukzaligheid van de zuivere harten die Hem in geloof liefhebben, voordat ze Hem zien in de heerlijkheid. (n 2639). De lofprijzing moet dus plaats hebben niet slechts wanneer het leven ons met geluk vervult, maar vooral op moeilijke ogenblikken, wanneer het duister is en de weg omhoog gaat. Ook dat is een moment van lofprijzing, zoals Jezus de Vader bij duisternis prijst. Zo leren we, door middel van deze stijging, door dit moeilijke pad, door deze vermoeiende weg, door die veeleisende doorgang, dat we een nieuw panorama te zien krijgen, een meer open einder.

Loven is als zuivere zuurstof inademen: het zuivert de geest, doet je verder kijken, laat je niet opgesloten in de moeilijkheid en in het duister van de moeilijkheid.

Sint-Franciscus

Er is een grote lering in het gebed dat de Heilige Franciscus op het einde van zijn leven bad en dat acht eeuwen lang onveranderd levend is gebleven: het Lied van broeder Zon of van de schepping. De Poverello heeft het niet gemaakt op een ogenblik van vreugde, van welbevinden, maar in tegendeel, midden de ellende. Franciscus is haast blind en in zijn geest ervaart hij een eenzaamheid die hij nooit had beleefd. De wereld is van bij het begin van zijn prediking niet veranderd, mensen laten zich nog altijd door twisten verscheuren. Bovendien merkt hij dat de dood almaar dichterbij komt. Het zou een moment van ontgoocheling kunnen zijn, van het soort uiterste ontgoocheling bij de ervaring van eigen falen.

Op dat ogenblik van diepe droefheid en duisternis bidt Franciscus.

Hoe bidt hij? Geloofd zij mijn Heer … Met lofprijzing bidt hij. Franciscus looft God om alles, om alle gaven van de schepping, ook om de dood, die hij moedig zuster noemt, zuster dood. Deze voorbeelden van de heiligen, van christenen, ook van Jezus, God te loven op moeilijke ogenblikken, openen voor ons de brede weg naar God en zuiveren ons steeds. Lofprijzing zuivert altijd.

God is de trouwe Vriend

Heilige mannen en vrouwen tonen aan dat je steeds kunt loven, in goede en in kwade dagen, want God is de trouwe Vriend. Dit is de grondslag van de lofprijzing: God is de trouwe Vriend, en zijn liefde vermindert nooit. Altijd staat Hij aan onze zijde. Altijd wacht Hij op ons. Iemand zei: Hij is de wachter dicht bij jou die je zelfverzekerd doet verder gaan. Op ogenblikken van moeilijkheden en duisternis, vinden we de moed te zeggen: Gezegend zijt Gij, Heer. De Heer loven. Het zal ons heel goed doen.

Bron: Kerknet.be