Geef je agenda in Gods handen – Spiritualiteit van Henri Nouwen
Na een katholieke opvoeding zocht Vincent Duindam zijn heil in oosterse spiritualiteit, psychologie en klassieke levensfilosofie. Op zijn veertigste kwam daarin verandering. Het werk van theoloog en mysticus Henri Nouwen bracht een fundamentele omslag teweeg. Een herontdekking van christelijke levenswijsheid: “Je staat telkens opnieuw voor de keus om ofwel God te laten spreken ofwel je eigen verwondheid aan het woord te laten.”
Door Vincent Duindam
Bron: De Bezieling
Een pastor kreeg ooit van een klein meisje de volgende vraag voorgelegd: “Bent u een vriend van God, of kent u God van uw werk?“
Een bijzondere en ontroerende vraag. En de pastor in kwestie vond hem sterk genoeg voor een gewetensonderzoek. Hij mailt me: “Ik heb hem ook nogal eens gebruikt toen ik voortgezette vorming voor collega’s verzorgde en probeerde onderscheid aan te brengen tussen beroepsmatige en geleefde religiositeit.”
Veel theologen kennen God van hun werk. Voor de mystici – en dat kunnen natuurlijk ook theologen zijn – is God een vriend. Eén zo’n theoloog/mysticus ben ik in het bijzonder dankbaar voor zijn werk: Henri Nouwen (1932 – 1996).
Moeizame start
Mijn katholieke opvoeding voelde niet vrij. Ik heb haar tijdens mijn jeugd weinig kunnen ervaren als een inspirerende uitnodiging om ‘op weg’ te gaan. Vaak was de geloofsopvoeding voor mij meer gebaseerd op dwang en angst. Naar de kerk moeten, smoezen proberen te verzinnen. De rozenkrans bidden, maar toch meer neurotisch dan oprecht. Gesprekken over ‘jezelf wegcijferen’ en ‘offertjes doen’. Het is voor mij bevrijdend geweest dat allemaal los te kunnen laten. Zowel de oude Grieken, vooral Epictetus en Marcus Aurelius, als het zenboeddhisme gaven me veel meer ruimte om te ademen. Veel minder schuldgevoelens en zondebesef.
Kerken waren mooie grote ‘vakantiehuizen’ voor me geworden. In Frankrijk, Italië, maar ook op Texel, liep ik altijd graag kerken binnen. Om in de banken te zitten. Te kijken naar het licht dat naar binnenviel. Me te realiseren hoe al eeuwen lang mensen op deze banken hadden gezeten. Vreugde hadden gekend, en verdriet. Bovenal waren kerken culturele oases geworden. Ik voelde me er thuis.
En ik maakte in kerken ook een aantal ontroerende momenten mee. Ons huwelijk in de kerk is daar een voorbeeld van. Een oude kwetsbare heeroom deed de mis en het sacrament dat je elkaar toedient, raakte mij. Dat gold ook voor de doop van onze dochters, die behoedzaam het zout proefden. De rituelen van de katholieke kerk maakten op zulke momenten iets los. En heel af en toe kwam er een preek diep bij me binnen. Dan betrapte ik me erop dat ik al luisterend één of twee woorden opschreef.
Pas op mijn veertigste maakte voor het eerst een boek uit de christelijke traditie een grote indruk op me: Binnen Geroepen van Henri Nouwen. Nouwen had dit boek geschreven naar aanleiding van een crisis in zijn persoonlijke leven. In korte dagboeknotities verwerkt hij zijn pijn en hij komt gelouterd weer tevoorschijn. Voor het eerst ervoer ik een gebruik van christelijke termen, zonder dat dat een zekere weerzin opriep.
Fundamentele omslag
Nouwen heeft een fundamentele omslag bij mij teweeggebracht. Hij koppelt op een eenvoudige en authentieke manier zijn eigen ervaringen en psychologische inzichten aan een christelijke spiritualiteit. Dit maken de titels van de hoofdstukjes al duidelijk: ‘Ga de plek van je pijn binnen’, ‘Sta open voor de liefde die aan alles vooraf gaat’, ‘Vertel in vrijheid je verhaal’, ‘Laat je pijn worden tot de pijn’, ‘Geef je agenda in Gods handen’.
Ik geef drie korte citaten die mij sterk raakten:
“Hoe meer liefde je kunt toelaten en innerlijk vasthouden, hoe minder de angst vat op je zal hebben”. (87)
“Zolang je gewondheid een vreemd element blijft in je volwassen bestaan, zal de pijn zowel jezelf als anderen beschadigen. (…) Je kruis opnemen betekent allereerst: je verzoenen met je gewondheid en van daaruit je eigen waarheid ontdekken”. (101)
“Je staat telkens opnieuw voor de keus om ofwel God te laten spreken ofwel je eigen verwondheid aan het woord te laten.” (113)
Rustig en stil
Het lezen van Nouwen maakte me rustig en stil. Heel treffend vond ik ook om bij hem te lezen dat je je spiritueel (en psychologisch) weinig ontwikkelt, wanneer je je verhaal telkens opnieuw moet vertellen, en telkens weer opnieuw met dezelfde intensiteit. Het gaat erom dat je je pijn niet alleen doordenkt, maar vooral ook doorleeft, dat de ervaringen je milder maken.
Mensen die hun lijdensverhaal altijd maar weer opnieuw en met dezelfde intensiteit vertellen, identificeren zich met slachtofferschap. Wat ik in deze periode ook geleerd heb, is om de moeilijke ervaringen in mijn eigen jeugd niet langer te nemen als leidraad voor de rest van mijn leven. Natuurlijk, ik was (ben) nummer elf van de veertien kinderen in een groot katholiek gezin. Zeker, het zou fijn geweest zijn, als er vroeger iets meer (onvoorwaardelijk) liefdevolle aandacht voor me was geweest. Net als bij een aantal broers en zussen zijn gebrek aan zelfrespect en angst voor controleverlies een tijd lang thema’s in mijn leven geweest.
Voor mijzelf is het meest wezenlijke spirituele inzicht geweest: de bevrijding die het loslaten van slachtofferschap brengt. “Mijn lijden” is gewoon mijn deel van “het lijden”, zoals Nouwen het uitdrukt. Ik zou kunnen zeggen dat ik mijn ouders vergeven heb. Of misschien beter: dat ik mezelf mijn eigen oordelen over hen vergeven heb.
Kortom, Nouwen heeft me geholpen de afstand die ik van katholicisme en christendom in het algemeen had genomen weer te overbruggen. Hij maakte die schat opnieuw toegankelijk voor me. Ik gebruikte zijn werk vervolgens ook in mijn boeken over relaties, opvoeding en onderwijs. Ik noem enkele voorbeelden.
Bevriend met je lichaam
De ideeën van Nouwen over lichamelijkheid hebben me aanvankelijk bevreemd. Ze leken typisch te horen bij een priester uit zijn tijd die het celibaat eigenlijk een ingewikkelde opdracht vindt en die worstelt met zijn seksualiteit.
Toch werd ik wel gefascineerd door deze passage: “God wil dat je bevriend raakt met je lichaam, zodat het uit de dood kan opstaan. Als je je lichaam niet helemaal tot jezelf rekent kun je het niet meenemen naar een eeuwig leven” (2000, p 29).
Het werd een eye opener die me duidelijk maakte, hoe we vaak met ons lichaam omgaan.
Laat ik beginnen met een mild voorbeeld. Zonder koffie, dat zwarte goud, zou de Nederlandse economie krakend tot stilstand komen, las ik ooit. Om wakker te worden, en met een beetje frisheid ons werk te doen hebben we vaak wel een paar bakken nodig. En als we een zware of saaie of vervelende baan hebben, zoeken we ook allerlei hulpmiddelen om onze zinnen te verzetten. Alcohol doet wonderen. Sport zou een betere manier kunnen zijn. Maar als je sport uitsluitend bedrijft om weer fit tegen de nieuwe dag op te kunnen, dan gebruik je je lichaam instrumenteel. Al deze zaken staan dan toch in het licht van je werk, waar je altijd maar weer voor klaar moet zijn.
Een schijnbaar meer verontrustende vorm van omgang met het eigen lichaam, en dat van de ander, betreft de seksualiteit. In die tijd speelde net een affaire met een Amsterdamse wethouder. Deze vertelde hoe zijn werk hem dusdanig in de greep had dat hij betaalde seks met tamelijk weerloze vrouwen als uitvlucht zocht. In gewonere vormen komt dit ook veelvuldig voor. Instrumentele en betaalde seks ‘krijg’ je niet alleen in de prostitutie, maar ook via internet, televisie en telefoon. Hier gaan enorme hoeveelheden geld in om. Er is al eerder opgemerkt dat de seksindustrie geen recessies kent. En ook binnen relaties gaan mensen soms instrumenteel om met hun eigen lichaam – en dat van hun partner. Veel mannen lijden bijvoorbeeld onder de (opgelegde) prestatiemoraal en een groot arbeidsethos in bed.
Wat zou het in dit verband kunnen betekenen dat God wil dat je bevriend raakt met je lichaam?
Eeuwige heden
“Eeuwigheid” kan ook gezien worden als het ‘eeuwige heden’; we hoeven ons niet te beperken tot voor of na de dood. De eeuwigheid ligt nu voor ons open, als we zonder dwingende gedachten en gevoelens op dit moment aanwezig kunnen zijn.
Als we stoppen met onszelf instrumenteel in te zetten, ons lichaam als een machine te gebruiken, dan kunnen we ‘bevriend raken’ met ons lichaam. Als we onze preoccupaties los kunnen laten, niet verdringen (of wegdrinken) maar vanuit een stille aanwezigheid waarnemen, dan kan ons lichaam “weer aan onszelf teruggegeven worden”. Dan kunnen we ook de ander zien, en ontmoeten. Dat kan de intimiteit in relaties terugbrengen. Overgave is hier een sleutelwoord: alle dwangmatige controle loslaten en waar nodig onmacht erkennen.
Henri Nouwen schrijft en spreekt ook openhartig over wat het werk met Adam (een gehandicapte jongen) hem doet. Hij zegt dan: als je Adam verzorgt, voedt, aankleedt, wast, dan moet je omgaan met je eigen gevoelens van woede, machteloosheid, lust. Deze eerlijkheid en authenticiteit raakten mij. Als je oprecht je eigen gevoelens onder ogen ziet (bv lust) en je neemt ze ‘in eigen beheer’, dan zal er geen misbruik voorkomen.
Je onmacht erkennen
Wanneer je geliefde je in de steek laat, of sterft, is onze eerste, volkomen begrijpelijke reactie: dit had nooit mogen gebeuren. Tegen zo’n situatie kun je niet direct ja zeggen. De steen waaronder je je nu bedolven voelt, kun je niet zelf wegtillen. Maar misschien hoeft dat ook niet. Wanneer je leven in een tranendal verandert, kan het een eerste stap zijn om je onmacht te erkennen. Tijdens een zware crisis in zijn leven schreef Henri Nouwen: “Weglopen van de plek waar je staat en afleiding zoeken maakt het moeilijker om je te laten genezen. (…) Blijf rustig, erken je onmacht, en blijf vertrouwen dat er een dag komt waarop je zult beseffen hoeveel je ontvangen hebt.” In zulke gevallen kunnen we onszelf niet redden. Maar door overgave kan de steen lichter worden.
Dit werd heel mooi duidelijk gemaakt in een Paasviering enkele jaren geleden. Er lag een loodzwaar rotsblok voor het graf. Uiteindelijk konden kleine kinderen het toch makkelijk optillen. Het bleek gemaakt te zijn van papier-maché.
Ook het beeld van je eigen dood kan je schrik inboezemen. Ik ga graag naar de rouwkapel Sint Barbara in Utrecht. Mensen steken er kaarsjes op. Achterin de stille ruimte staat de baar. Hier kun je helemaal tot rust komen. Je realiseert je de onzinnigheid van onze dwangmatige haast. We eindigen allemaal op zo’n baar… Het besef van onze broosheid, onze sterfelijkheid zet al onze activiteiten in het juiste perspectief.
‘De plek waar God in ons woont’
Henri Nouwen wees er vaak op dat je vanuit één van deze twee perspectieven leeft, handelt, reageert: vanuit gekwetstheid en tekort of vanuit verbondenheid en overvloed. Ofwel je handelt vanuit een gevoel van ‘tekort’, vanuit angst, woede, etc. Dat noemt hij de plek van je verwondheid. Iedereen heeft die plek in zich. In onze geschiedenis hebben we allemaal dingen meegemaakt die ons onzeker, bang of boos hebben gemaakt. Als een situatie dat gevoel triggert, hebben we de neiging ‘onbewust’ te handelen. We reageren dan snel, reflexmatig en op de automatische piloot. Het zijn vaak niet onze meest handige reacties, maar eerder patronen waar we ook elders last van hebben –in onze relatie bijvoorbeeld.
Het andere perspectief noemt Nouwen ‘de plek waar God in ons woont’. Maar je kunt ook spreken van je innerlijke bron, de liefde of de plek waar we verbonden zijn. Wanneer je in contact kunt blijven met die energie, wanneer je op de proef gesteld wordt, zul je anders reageren. Dan probeer je niet jezelf ‘ergens uit te redden’ of kleerscheuren te vermijden, dan vraag je je af wat je hier kunt doen, wat er nodig is. Hoe je de situatie ‘tot bloei kunt brengen’.
Deze perspectieven kun je op heel veel terreinen toepassen: liefdesrelaties, opvoeding, onderwijs. Heel opvallend is dat dan ook de ‘machtsstrijd’ verdwijnt. Je ziet (bijvoorbeeld) de leerlingen niet (langer) als tegenstanders. “Ik heb veel verbitterde, negatieve en ironische docenten gehad”, vertelde een studente me.
Als docent kun je uit die stoet stappen. Je leerlingen zijn niet meer bang voor jou, omdat jij niet meer bang voor hen bent. Je zoekt geen wraak, maar je maakt je ook niet meer bezorgd om je populariteit. Volgens Nouwen, kun je steeds liefdevoller worden, naarmate je minder bang bent. Je probeert niet zozeer zelf ‘goed’ uit een situatie te komen, of ermee weg te komen, maar je probeert de situatie ‘tot bloei te brengen’. Naarmate je meer werkt, ploetert, bijkomt en weer aan het werk gaat, wordt het moeilijker om te handelen ‘vanuit de plek waar God in ons woont’. Het helpt enorm als je je met iets groters kunt verbinden. Of, zoals Henri Nouwen dat zelf uitdrukt:
“Vóór alle onderscheidingen, vóór alle afscheidingen en muren gebouwd op een fundament van angst, was er eenheid in de gedachten en in het hart van God. Vanuit die eenheid ben je voor een tijdje deze wereld ingezonden om het waar te laten zijn dat jij en elk ander menselijk wezen bij die ene God van liefde horen, die leeft van eeuwigheid tot eeuwigheid.”
Citaten in bovenstaand artikel zijn genomen uit:
Henri Nouwen, Binnen geroepen, Lannoo, Tielt, 1990
Henri Nouwen, Pelgrimage, Zoektocht naar en spirituele manier van leven, Lannoo, Tielt, 2000.
Meer informatie, zie www.nouwen.org
Bron: De Bezieling