Eén lichaam
De gemeenschap van Taizé biedt maandelijks een Bijbeltekst aan die men becommentarieerd. Dit met de bedoeling het zoeken naar God ook in het dagelijks leven door stilte en gebed te ondersteunen. Hieronder volgt de tekst met uitleg voor deze maand april. Men heeft gekozen voor een stuk uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome waar hij schrijft de ware eredienst die ons past, over het ene lichaam van Christus waarvan we allen deel uitmaken, en over hoe we met onze vijanden kunnen omgaan.
Broeders en zusters,
met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen. Dat is de ware eredienst die van u wordt gevraagd. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar u veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God wil en wat goed, volmaakt en Hem welgevallig is. Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden. U moet verstandig over uzelf denken, in overeenstemming met het geloof, de maatstaf die God ieder van u geschonken heeft. Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen. […]
Laat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan. Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf. Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer. Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk. Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij. Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven.
(Romeinen 12:1-5.9-18)
Paulus begint deze tekst met een uitnodiging om God een waarachtige eredienst te bewijzen en om zijn wil te doen. Toch geeft de apostel daarna geen lijst met liturgische instructies en ook geen instructies over wat je precies moet geloven. Heel de rest van de tekst bestaat uit een lange lijst van aanbevelingen, met slechts één doel: broeders en zusters van elkaar worden. Het lijkt erop dat de waarachtige eredienst aan God bovenal bestaat uit het beleven van broederschap, uit het leven in vrede met alle mensen.
Dat is geen gemakkelijk levensprogramma. Het nodigt ons uit om geen al te hoge dunk van onszelf te hebben, om nederigheid aantrekkelijk te vinden en zelfs om mee te huilen met wie huilen. Waarom is het zo belangrijk om elkaar te dienen? Omdat wij, zegt Paulus ons, samen ‘één lichaam’ vormen. We kunnen niet denken dat we volledig onafhankelijk zijn, helemaal afgescheiden van anderen. Door onze verbondenheid met Christus, vormen wij samen één lichaam.
Wij zijn dus broeders en zusters, ieder met zijn of haar eigen waarde. Allemaal dragen we iets in ons waarvan God vindt dat het de moeite waard is. Maar die waarde heeft niets van doen met onze rijkdom, onze kwaliteiten of onze connecties. Daarom waarschuwt Paulus ons ervoor om ons niet aan te passen aan de logica van deze wereld. De logica van de wereld is nuttig als het er om gaat om waarde toe te kennen aan iemand die rijk is, of machtig, of invloedrijk; maar is veel minder effectief als het gaat om een arme, een bedelaar, een vluchteling of iemand met een beperking. In zulke gevallen moet de logica van deze wereld plaatsmaken voor iets anders. Wat Paulus ons voorstelt is in feite de liefde van God: onze aandacht laten uitgaan naar wie of wat nederig is. Daardoor worden wij uitgenodigd om anders naar anderen te kijken, hun de waarde toe te kennen die ze verdienen en meteen ook onszelf in hun dienst te stellen.
Deze houding gaat heel ver: ze strekt zich ook uit tot hen die onvriendelijk voor ons zijn. “Zegen hen die u vervloeken”, zegt Paulus. Dat is moeilijk, maar tegelijkertijd is het een manier om ons eraan te herinneren dat zelfs degenen die ons vervloeken met ons verbonden zijn, omdat wij samen één lichaam vormen in Christus.
‘Heb verdriet met wie verdriet heeft.’ Een gangbaar voorbeeld is dat van rouw. Je kunt niet op bezoek gaan bij iemand die een dierbare heeft verloren, zijn verdriet zien en zeggen: “Waarom ben je zo verdrietig? Weet je dan niet dat Christus is verrezen? Houd op met huilen!” Zo kun je natuurlijk niet spreken. De tekst spoort ons aan om samen te huilen met wie verdriet heeft. Laten we naast hen gaan zitten, naar hun verhaal luisteren, hun verdriet aanvaarden en aan dit verdriet de waarde geven die het verdient. Om naast mensen te gaan staan die arm of verdrietig zijn, om hen werkelijk te aanvaarden en een relatie met hen aan te gaan, moeten wij de prijs betalen van het aan de kant zetten van onze eigen overtuigingen en zekerheden, zelfs als ze waardevol zijn.
Dat opent de weg naar een verborgen vreugde: Als we ons inspannen om ieder mens belangrijk te vinden, oefenen wij ons in het besef dat God ieder mens liefheeft en dat zijn liefde onvoorwaardelijk is. Als wij er meer en meer aan gewend raken om die onvoorwaardelijke liefde van God overal te ontdekken, zijn wij op onze beurt goed uitgerust voor de dag dat wij door onze eigen fouten en zwakheden worden ingehaald: dan zal het gemakkelijker zijn om ook te geloven in Gods liefde voor onszelf. Als wij heel de wereld liefhebben, beseffen wij dat wij ook onszelf kunnen liefhebben. Dan begrijpen we dat Gods onvoorwaardelijke liefde, die ons aanspoort om naar anderen toe te gaan, ook voor onszelf waarde heeft.
Bron: Gemeenschap Taizé