Edith Stein over het mysterie van Kerstmis
Edith Stein (1891-1942) verkent in deze tekst het mysterie van Kerstmis en verbindt de Menswording van Christus met de strijd tussen licht en duisternis in de wereld. Ze beschrijft hoe het Kind van Bethlehem niet alleen vrede brengt, maar ook een oproep doet tot bekering en overgave aan Gods wil. Tegelijk roept ze op tot reflectie over de verantwoordelijkheid van de mens in Gods heilsplan. Dit essay nodigt uit tot een dieper begrip van geloof, liefde en de kracht van het licht dat de duisternis overwint.
Wie was Edith Stein? Zie helemaal onderaan.
Advent en Kerstmis
Wanneer de dagen steeds korter en korter worden, wanneer – in een normale winter – de eerste sneeuwvlokken vallen, dan komen zachtjes en stilletjes gedachten aan Kerstmis op, en alleen al door dat woord straalt een bepaalde magie uit dat ieders hart raakt. Zelfs degenen met een ander geloof, of zonder geloof, voor wie het verhaal van het Kind van Bethlehem geen betekenis heeft, bereiden zich voor op het feest en maken zelfs plannen om de vreugde hier en daar over te brengen.
Maanden en weken van tevoren verspreidt een warmte zich als een stroom van liefde over de hele wereld. Een feest van liefde en vreugde – dat is de ster die de gehele mensheid roept in de eerste wintermaanden.
Voor christenen, en in het bijzonder katholieke christenen, betekent het echter nog iets meer. De ster leidt hen naar de kribbe met het kleine Kind dat vrede brengt op aarde. In talloze ontroerende afbeeldingen hebben kunstenaars de scène op ontroerende wijze voor ons tot leven gebracht. Oude legenden, vervuld van de magie van de kindertijd, zingen erover. Wie met de Kerk meeleeft, hoort de oude gezangen en voelt het verlangen van de geest in de adventsliederen; en wie bekend is met de onuitputtelijke bron van de heilige liturgie wordt dagelijks geconfronteerd met de grote profeet van de Menswording, met zijn krachtige woorden van waarschuwing en belofte: “Laat de hemel dauw neerdruppelen en de wolken de Rechtvaardige laten regenen! De Heer is nabij! Laten wij Hem aanbidden! Kom, Heer, en aarzel niet! Jeruzalem, wees zeer verheugd, want uw Verlosser komt naar u toe!”
Van 17 tot 24 december roepen de grote O-antifonen met steeds grotere intensiteit hun “O Kom om ons vrij te maken”. En met nog meer verwachting klinkt er (op de laatste adventszondag): “Zie, alles is vervuld,” en tenslotte: “Vandaag zult u weten dat de Heer komt, en morgen zult u zijn glorie aanschouwen.”
Ja, op die avond wanneer de lichtjes in de kerstboom branden en de geschenken worden uitgewisseld, blijft dat onvervulde verlangen nog steeds aanwezig, zoekend naar een extra straal licht, totdat de klokken voor de middernachtmis luiden en het wonder van de Heilige Nacht opnieuw wordt gevierd op de met bloemen en lichtjes versierde altaren: “En het Woord is vlees geworden.” Nu is het moment van gezegende vervulling aangebroken.
De volgelingen van de mens geworden Zoon van God
Iedereen heeft waarschijnlijk al eens deze kerstvreugde ervaren. Toch zijn hemel en aarde nog niet verenigd. De ster van Bethlehem blijft ook nu een ster in de donkere nacht. De dag na Kerstmis legt de Kerk haar witte gewaden af en kleedt zich in het rood van bloed, en op de vierde dag in het paars van rouw: Stefanus, de eerste martelaar, die zijn Heer als eerste volgde in de dood, en de onschuldige kinderen van Bethlehem en Judea, wreed vermoord door ruwe soldaten, hebben allen een plaats rondom het Kind in de kribbe.
Wat betekent deze boodschap? Waar zijn nu de jubelende klanken van het hemelse koor? Waar is de vredige gelukzaligheid van deze Heilige Nacht? Waar is de vrede op aarde?
Vrede is er voor mensen van goede wil; maar niet iedereen is van goede wil. Daarom moet de Zoon van de eeuwige Vader de pracht van de hemel verlaten, omdat het mysterie van het kwaad de aarde in een donkere nacht heeft gehuld.
Duisternis en licht
“In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.” (Joh 1, 4-5)
Voor hen die Hem aannamen, bracht Hij licht en vrede: vrede met de Vader in de hemel, vrede met allen die kinderen van het licht zijn, een diepe innerlijke vrede van het hart. Maar er is geen vrede met de kinderen van de duisternis. Voor hen brengt de Vredevorst geen vrede maar het zwaard. Hij blijft voor hen de steen van aanstoot waartegen zij zich stoten.
Dit is de harde, serieuze werkelijkheid die niet mag worden overschaduwd door de zichtbare aantrekkingskracht van het Kind in de kribbe. Het mysterie van de Menswording en het mysterie van het kwaad zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De donkere nacht van de zonde staat in scherp contrast met het Licht dat uit de hemel neerdaalde.
Het Kind in de kribbe strekt zijn kleine handen uit. Zijn glimlach lijkt te zeggen wat later door de Jezus zelf zou worden uitgesproken: “Kom naar Mij, allen die vermoeid en belast zijn.”
Wees als kinderen
De eenvoudige herders op de heuvels van Bethlehem hoorden het goede nieuws van de engel en volgden zijn oproep met de simpele woorden: “Laten we naar Bethlehem gaan.”
De koningen uit het oosten, die de wonderlijke ster volgden, werden door het Kind met genade overladen en “zij verheugden zich met grote blijdschap”.
Deze handen geven, maar vragen ook: “Wees als kinderen.”
Één met God
God werd mens om ons zijn goddelijkheid te schenken. Hij werd één van ons, meer nog: één met ons. Laten we onze handen in de handen van het goddelijke Kind leggen en ons “ja” zeggen op zijn “Volg Mij.”
Dit is het begin van eeuwig leven. Het is nog niet het stralende licht van de heerlijkheid, maar wel reeds het schijnsel van het geloof. Het is reeds een bestaan in het Koninkrijk van God.
Wanneer we één zijn met God, zijn we ook één met elkaar. Liefde voor onze broeders en zusters is de maat van onze liefde voor God.
Uw wil geschiede!
Het doen van Gods wil is de kern van het christen-zijn. Wie zich volledig aan God overgeeft, kan in vrijheid en vreugde leven, ongeacht de omstandigheden. Vertrouwen in God blijft onwankelbaar als we bereid zijn alles uit zijn hand te aanvaarden.
Wie was Edith Stein?
Edith Stein (1891-1942) was een Joodse filosofe en een briljant denker, geboren in Breslau (nu Wrocław, Polen). Ze verliet het jodendom in haar jeugd, werd – naar eigen zeggen – atheïst en later katholiek na het lezen van de werken van Sint-Theresia van Ávila. In 1933 trad ze toe tot de karmelietessen en nam de naam zuster Teresia Benedicta van het Kruis aan. Ze werd door de nazi’s gedeporteerd naar Auschwitz, waar ze in 1942 omkwam, en werd in 1998 heilig verklaard als martelares door paus Johannes Paulus II.
Steins intellectuele leven werd sterk gevormd door haar werk met Edmund Husserl, de grondlegger van de fenomenologie. Als zijn assistent speelde ze een cruciale rol bij het redigeren van zijn werken en verdiepte ze zich in zijn methode om de essentie van dingen te begrijpen door directe beschouwing. In haar eigen werk, zoals “Zum Problem der Einfühlung,” bouwde ze voort op Husserls fenomenologie en ontwikkelde ze een diepgaande theorie over empathie, waarin ze aantoonde hoe we de ervaring van anderen direct waarnemen. Uiteindelijk combineerde Stein fenomenologie met christelijke filosofie, wat leidde tot unieke inzichten in menselijk bewustzijn, metafysica en spiritualiteit.
Warm aanbevolen is het boek ‘Edith Stein – Leven aan Gods hand’ (2014) van de hand van dr. Ilse Kerremans.