donderdag in week 7 door het jaar

Uit de brief van Jakobus 5, 1-6

Dikwijls is rijkdom een gevolg van directe of indirecte onrechtvaardigheid. Zoiets is wraakroepend. Ook tot de Heer zijn de kreten van deze armen, van de ontelbare slachtoffers van economische systemen, doorgedrongen. Hij vergeet dit roepen om gerechtigheid niet.

En nu iets voor u, rijken! Weeklaag en jammer om de rampspoed die over u zal komen. Uw rijkdom is verrot en uw kleding is door de mot aangevreten. Uw goud en zilver is verroest, en die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel het einde van de tijd nadert. 
Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders die uw velden maaiden hebt onthouden. Het geroep van de maaiers is tot de Heer van de hemelse machten doorgedrongen. U hebt op aarde in weelde gebaad en losbandig geleefd, u hebt uzelf vetgemest voor de slachttijd. U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord, en hij heeft zich niet tegen u verzet.


Psalm 49, 14-20

Refr.: Gelukkig de armen van geest.

Dit is het lot van wie op zichzelf vertrouwen,
zo vergaat het wie zichzelf graag horen: 
als schapen verblijven zij in het dodenrijk,
en de dood is hun herder.

In de morgen vertrappen de oprechten hun graf,
hun lichaam teert weg in het dodenrijk en vindt geen rust.
Maar mij zal God vrijkopen uit de macht
van het dodenrijk, mij zal Hij wegnemen.

Wees niet bang als iemand rijk wordt,
een groter huis heeft en meer weelde.
Want bij zijn dood kan hij niets meenemen,
zijn weelde volgt hem niet in het graf.

Ook al prijst hij zich gelukkig met zijn leven,
– wie roemt je niet in je voorspoed? –
hij zal zich voegen bij zijn voorgeslacht,
bij hen die nooit het licht meer zien.


Alleluia. (Joh.17, 17)
Uw woord, Heer, is waarheid.
Heilig hen door de waarheid.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Marcus 9, 41-50

Wie uit liefde zijn medemensen benadert, benadert Christus zelf. Wie hen kwaad berokkent, benadeelt Christus zelf. Wie hen ergert en hen tot zonde brengt, moet de oorzaak van de ergernis wegnemen uit zijn leven, zelfs als kost het hem een oog of een hand.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden. Wie een van de geringe mensen die in Mij geloven ten val brengt, zou beter af zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee gegooid werd. Als je hand je ten val brengt, hak hem dan af: je kunt beter verminkt het leven binnengaan dan in het bezit van twee handen naar de Gehenna gaan, naar het onblusbare vuur. Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af: je kunt beter kreupel het leven binnengaan dan in het bezit van twee voeten in de Gehenna geworpen worden. En als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft.
Iedereen moet met vuur gezouten worden. Zout is goed! Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe zul je het zijn kracht dan teruggeven? Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkaar de vrede.’

Van Woord naar leven

En nu iets voor u, rijken! Zo begint Jakobus vandaag de eerste lezing.

Jakobus pikt het thema van het ‘wee u’ op dat Jezus richt tegen de rijken en hen die ‘gezwelgd en gebrast’ hebben: rijkdommen worden niet alleen verteerd door de roest van de wereld en vernietigd door het vuur van de dood, maar geven ook geen geluk aan hen die het bezitten. Bovendien lezen we vaker in de evangelies dat geluk niet afhangt van je bezittingen, maar van de liefde die je hebt voor de Heer en voor je broers en zussen. En Jakobus waarschuwt degenen die de dringendheid van de bekering van hun hart vergeten, terwijl ‘het einde van de tijd nadert’. Het oordeel van God is er reeds en het is er voor iedere christen, ja voor iedere mens, nu.

De apostel brengt volgens een diepgewortelde traditie rijkdom in verband met onrechtvaardigheid en uitbuiting. En hij nodigt de gelovigen op een krachtige en directe manier uit om de schatten voor de hemel te vergaren, schatten die samenhangen met het welzijn van anderen, vooral van de armen, en die vrij zijn van de logica van de persoonlijke bezittingen. Het criterium dat God hanteert, doet elke wereldse maat teniet, zoals Maria in het Magnificat zingt: ‘Heersers stoot Hij van hun troon, wie gering is geeft Hij aanzien, wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, rijken stuurt Hij weg met lege handen’ (Lc.1,51-53)

Jakobus oproep om te ‘weeklagen’ en te ‘jammeren’ is een aansporing om ons hart tot God te bekeren en een broederlijker en edelmoediger leven te leiden.

Jakobus heeft het onrecht en het geweld dat de armen overkomt voor ogen. Hij reageert met extreme hardheid en hij bevestigt dat elk onrecht door de Heer zal worden beantwoord. De Heer immers luistert naar het geroep van de armen en verdrukten, zoals we in de hele Schrift lezen. Hij daalt af om hen te verdedigen. En Hij oordeelt de rijken en de onderdrukkers.

Alle mensen, in het bijzonder de leerlingen van Jezus, zijn geroepen om hen te helpen die het meest te lijden hebben onder het onrecht dat hen overkomt.

Vincenzo Paglia, ontleend aan ‘Het Woord voor elke dag – 2022’

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
moge ons hart zich bekeren daar waar het enkel vervuld is van zichzelf, daar waar het leeft voor de schatten van de wereld, daar waar het anderen gebruikt ter bevrediging van zichzelf. Moge ons hart zich bekeren en zich richten tot U. Mogen wij vervuld zijn van U, opdat wij vanuit uw barmhartigheid de mensheid zouden omarmen, met een bijzondere genegenheid voor al wat arm en broos is.
In Christus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.