donderdag in week 31 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 14, 7-12

Niemand van ons leeft voor zichzelf.

Broeders en zusters,
niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf. Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer. Immers, Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden. Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op uw broeder of zuster? Wij allen zullen voor Gods rechterstoel komen te staan, want er staat geschreven: ‘Zo waar Ik leef – zegt de Heer –, voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’ Ieder van ons zal dus over zichzelf verantwoording tegenover God moeten afleggen.

Psalm 27, 1 + 4 + 13 + 14

Refr.: De Heer is mijn huis.

De Heer is mijn licht, mijn behoud,
wie zou ik vrezen?
Bij de Heer is mijn leven veilig,
voor wie zou ik bang zijn?

Ik vraag aan de Heer één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de Heer
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de Heer te aanschouwen,
Hem te ontmoeten in zijn tempel.

Mag ik niet verwachten
de goedheid van de Heer te zien
in het land van de levenden?
Wacht op de Heer,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de Heer.

Alleluia. (Joh. 14, 6)
Ik ben de weg, de waarheid en het leven,
zegt de Heer.
Niemand kan bij de Vader komen
dan door Mij. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 15, 1-10

Vreugde over één zondaar die zich bekeert.

Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: 
‘Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.” Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.
En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.” Zo, zeg Ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’

Van Woord naar leven

‘Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft?’

Nee, dat doet niemand, een weldenkende herder zou zoiets nooit in zijn hoofd halen. Als hij er een kwijt is, laat hij zeker niet de kudde in de wildernis achter met het risico dat hij die negenennegentig ook nog kwijt raakt. Nee, zo vanzelfsprekend is het niet. En het is al helemáál niet vanzelfsprekend wat de herder uit het evangelie doet: in plaats van ertegen te brommen of het klappen te geven, neemt hij dat loodzware schaap op zijn schouders en draagt hij het vol vreugde naar huis.
Een onwaarschijnlijk verhaal om de onwaarschijnlijk grote vreugde van God om de bekering van een zondaar tot uitdrukking te brengen. God is eenvoudig buiten zichzelf van vreugde, en om die onwaarschijnlijk grote vreugde die er in zijn Hart leeft weer te geven, moet Jezus wel een ongelooflijk verhaal verzinnen. Ja, het is eigenlijk te gek om los te lopen, maar zo ís God, zo dóet Hij.

Nu denk je misschien dat die negenennegentig anderen niet mee tellen, omdat Jezus zegt: ‘Zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.’ Zou Hij dan niet blij zijn met al die andere rechtvaardigen? Hebben zij zo hun best gedaan om niet in zonde te vallen, om niet uit de kudde weg te raken, om onder zijn leiding te blijven en dan is Hij er nog niet blij mee ook! Je weet dat iedere vergelijking wel ergens mank gaat, er is hier dan ook maar één punt waar de vergelijking opgaat en dat is op het punt van die ene zondaar, hoe God zich ten opzichte van hem of haar gedraagt. Want dáárbij voelt Hij vreugde in zijn Hart. Die negenennegentig anderen moet je niet naast die ene zondaar zetten, je moet ze niet met elkaar vergelijken, zo van: negenennegentig rechtvaardigen is gelijk aan één zondaar. Nee, je moet ze helemáál niet vergelijken om de onvergelijkelijke, ongeëvenaarde en onweerstaanbare barmhartigheid van God in het licht te zetten. Een feest van vreugde, een feestelijke vreugde, is er in het Hart van God bij iedere zondaar die zich bekeert.

Ja, God is dwaas van vreugde wanneer een zondaar zich bekeert. Van vreugde doet Hij iets uitzinnigs, precies zoals in de parabel van de verloren zoon. Toen die verloren zoon bij zijn vader terugkwam, gelastte deze zijn knechts: ‘Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doen hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mijn was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is weer teruggevonden.’ (Lc 15,22-24). Het kon gewoon niet op.

Een spontane, overgrote vreugde vervult het Hart van God, en deze vreugde stroomt uit over onze zondige aarde, over ons zondige mensen, om ons te laten weten dat dát niet het laatste is. De pijn die wij God aandoen met onze zonden kunnen wij veranderen in een feestelijke, nooit eindigende vreugde, door ons te laten vinden door Hem.

Naar woorden van J. Bots

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Barmhartige God,
ook als wij eigen wegen gaan die niet de uwe zijn, komt Gij naar ons toe. Zondige mensen brengt Gij tot inkeer, en wat verloren was zoekt Gij weer op. Geef dat ook wij elkaar steeds nieuwe kansen bieden en op tocht gaan naar wat verloren is en vreugde vinden in de verzoening waarvan Gij de bron zijt.
Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.