dinsdag in week 23 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 6, 1-11

Broeders en zusters,
hoe durft u onderlinge rechtsgeschillen voor ongelovigen te brengen in plaats van voor de gelovigen! Weet u dan niet dat Gods heiligen over de wereld zullen oordelen? En als u over de wereld zult oordelen, zou u dan niet in staat zijn om te oordelen over de meest onbeduidende rechtsgeschillen? Weet u niet dat wij over engelen zullen oordelen? Dan kunnen we dat toch zeker ook over alledaagse zaken? Wilt u werkelijk uw alledaagse geschillen aanhangig maken bij mensen die bij de gemeente geen aanzien genieten? U moest u schamen. Is er dan niet één wijs mens onder u die uitspraak kan doen tussen de ene broeder of zuster en de andere? Is het werkelijk nodig dat de een de ander voor het gerecht sleept, en nog wel voor dat van ongelovigen? Het is al treurig genoeg dat er rechtsgeschillen bij u voorkomen.
Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever benadelen? In plaats daarvan begaat u zelf onrecht en benadeelt u anderen, en dan nog wel broeders en zusters. Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God? Vergis u niet. Ontuchtplegers noch afgodendienaars, overspeligen noch mannen die zich prostitueren of die andere mannen misbruiken, dieven noch geldwolven, dronkaards, lasteraars noch uitbuiters zullen deel hebben aan het koninkrijk van God. Sommigen van u zijn dat ooit geweest, maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God.

Tussenzang: Ps 149, 1-5

Refr.: De Heer vindt vreugde in zijn volk.

Zing voor de Heer een nieuw lied,
roem Hem te midden van zijn getrouwen.
Laat Israël verheugd zijn over zijn machtige maker,
het volk van Sion juichen om zijn koning.

Laten zij dansend zijn naam loven,
bij lier en tamboerijn voor Hem zingen.
Ja, de Heer vindt vreugde in zijn volk.

Hij kroont de vernederden met de zege.
Laten zijn getrouwen juichen in luister,
nog jubelen als zij te ruste gaan.

Vers voor het evangelie (2 Kor 5, 19)

Alleluia.
God heeft in Christus
de wereld met zich verzoend:.
Ons heeft Hij de verkondiging
van de verzoening toevertrouwd.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 6, 12-19

Jezus trok zich terug op de berg om tot God te bidden, en Hij bracht de hele nacht door in gebed.
Toen de dag aanbrak, riep Hij zijn leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit, die Hij apostelen noemde: Simon, aan wie Hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Matteüs en Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon, bijgenaamd de Zeloot, Judas, de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die een verrader werd.
Toen Hij met hen de berg was afgedaald, bleef Hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. Ze waren gekomen om naar Hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen. De hele menigte probeerde Hem aan te raken omdat er kracht van Hem uitging en Hij iedereen genas.

Van Woord naar leven

EEN STILLE PLEK
(Bij Lc 6, 12-19)

Beste  mensen, vandaag staat er iets groots op het programma van Jezus. Dat concluderen we uit het feit dat Jezus zich tevoren terugtrekt in gebed. Gebed, niet zomaar wat woorden, even voor het werk. Niet zomaar even op zijn thuisplek, nee: Hij trekt zich terug op een berg, weg van de mensenmassa. Zelfs een hele nacht. Hij voelt dat Hij voor een enorme taak staat die zijn krachten te boven zouden kunnen gaan. Op de berg zoekt Hij allereerst, een nacht lang, verbinding met zijn Vader. En pas in de morgen als Hij weer een stukje van de berg afdaalt treft hij zijn naaste leerlingen.

Nu is het moment gekomen om twaalf mannen uit te kiezen als zijn helpers. Hij kent hen al bij name. Het zijn niet direct de geleerdste of de vroomste mensen, maar mannen waarvan hij de ‘ziel’ heeft leren kennen, ondanks hun zwakheden. De wijze waarop die aanstelling tot stand komt, daar weten we weinig van. Niet met een grote ceremonie in een synagoge of kerk, maar gewoon onderweg terwijl ze zich bewegen naar de mensenmassa die zich al aan het vormen is in de vlakte die voor hen ligt. We weten niets over een vraagstelling van de kant van de leerlingen. Ook niets over de sfeer waarin ze de aanstelling beleven. Het wordt alleen meegedeeld.

Waren de mannen blij met die uitverkiezing, schrokken ze ervan, voelden ze zich wel bekwaam, konden ze hun oude leven wel loslaten? We lezen niet dat er iemand sputterde of tegengas gaf. Ze gingen ‘gewoon’ met Jezus mee naar het verzamelde volk. Wat een mensen stonden daar, ze kwamen overal vandaan. Uit heel Judea, uit Jeruzalem, zelfs uit de kuststreek van Tyrus en Sidon.

Op een of andere manier had het verhaal over ‘die bijzondere man’ zich als een lopend vuurtje verspreid, zonder computers, zonder mobieltjes, zonder welk verbindingsnet ook. Waarom kwamen ze van al die kanten hier naar toe? Om te luisteren naar zijn bemoedigende woorden, of om hun zieken te laten genezen?

De hele menigte probeerde Hem aan te raken omdat er kracht van Hem uitging en Hij iedereen genas.

Soms kan het ons overkomen dat wijzelf er wel bij hadden willen staan, met dezelfde redenen. Behoeftig en arm als we ons inwendig kunnen voelen, met een groot verlangen naar iemand die ons troosten, bemoedigen kan, die ons ten diepste genezen zal van gedachten en verlangens die niet meer productief zijn. Herkennen we dat? En je weet maar nooit of er zo iemand bestaat. Veel mensen sjouwen van de ene dokter naar de andere geneesheer of ‘wonderman’. Daar is in zich niets mis mee.

En toch: er bestaat een verhaal dat iemand naar een schat zocht en op reis ging naar een stad waar een schat verborgen zou liggen in de bodem van de aarde. De man had er een zware en langdurige tocht voor over. Daar aangekomen, begon hij meteen te graven. Een voorbijganger vroeg wat hij toch aan het zoeken was. Hij vertelde zijn verhaal. De man liet hem uitpraten, zag dat de kerel er een beetje moedeloos van werd. Toen zei hij rustig, dat hij gehoord had dat er in een bepaald ander stadje de schat te vinden zou zijn, onder de haard in een bepaalde straat. Hij noemde stad en straat bij name.
Laat dat stadje nu toch zijn woonplaats zijn. Hij werd er even heel stil van, bedankte toen de man, en ging terug …

Laten we bidden

Grote God die Liefde zijt,
wij danken U om wie U bent.
Geef ons de moed om in ons leven
de plek te vinden waar U zich verbergt,
en help ons om nooit op te houden met zoeken.
We weten dt U altijd bent
waar wij zijn.
Amen

Beste mensen, geef het zoeken niet op. Misschien regelmatig naar een stille plaats gaan, op een plekje waar niemand je stoort, dicht bij je eigen hart.
Ricky


Om mee op weg te gaan

Herken je iets van het verhaal over die man die een verre reis had gemaakt om die ‘schat’ te vinden? Hoe zijn de gevoelens op je eigen zoektocht op de wegen die je zelf bewandeld hebt? Verlangen en verwachting, teleurstelling? Ben je weleens moedeloos geworden?

En is er, op een of andere manier een inzicht in je ontstaan dat je ‘verkeerd’ aan het zoeken was? Heeft het een ommekeer in je situatie of in je probleem gebracht? En als dat zo is, kun je je dankbaarheid dan uit laten stromen naar de Bron van leven?

Als dat zoeken niet echt iets opgeleverd heeft, durf je het dan aan om door te gaan (niet te ver weg en in groot vertrouwen)?


Blog ‘Van Woord naar leven’

Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.

Klik hier voor de blog.

Om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen worden de reacties geplaatst na moderatie.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.