dinsdag in de Goede Week

Uit de profeet Jesaja 49, 1-6

Het tweede lied van de ‘Dienaar van Jahwe’ spreekt ons over zijn uitverkiezing en zijn profetische zending. Deze wil Israël na de ballingschap herstellen, maar niet politiek. Zij wil veeleer een bekering van geest en leven bewerken bij de kleine rest.

Eilanden, hoor mij aan, verre volken, luister aandachtig. Al in de schoot van mijn moeder heeft de Heer mij geroepen, nog voor ze mij baarde noemde Hij mijn naam.
Mijn tong maakte Hij scherp als een zwaard, Hij hield me verborgen in de schaduw van zijn hand; Hij maakte me tot een puntige pijl, Hij stak me weg in zijn pijlkoker.
Hij heeft me gezegd: ‘Mijn dienaar ben jij. In jou, Israël, toon ik mijn luister.’
Maar ik zei: ‘Tevergeefs heb ik me afgemat, ik heb al mijn krachten verbruikt, het was voor niets, het heeft geen zin gehad. Maar de Heer zal me recht doen, mijn God zal me belonen.’
Toen sprak de Heer, die mij al in de moederschoot gevormd heeft tot zijn dienaar om Jakob naar Hem terug te brengen, om Israël rond Hem te verzamelen – dat ik aanzien zou genieten bij de Heer en dat mijn God mijn sterkte zou zijn.
Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die Ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’

Psalm 71, 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 15 + 17

Refr.: Mijn mond verhaalt uw gerechtigheid.

Bij U, Heer, schuil ik,
maak mij nooit te schande,
red en bevrijd mij, doe mij recht,
hoor mij en kom mij te hulp.

Wees de rots waarop ik kan wonen,
waar ik altijd heen kan gaan.
U hebt mijn redding bevolen,
mijn rots en mijn burcht, dat bent U.

Mijn God, bevrijd mij uit de hand van schurken,
uit de greep van wrede onderdrukkers.
U bent mijn enige hoop, Heer, mijn God,
van jongs af vertrouw ik op U.

Al vanaf mijn geboorte steun ik op U,
al in de moederschoot was U het die mij droeg,
U wil ik altijd loven.

Mijn mond verhaalt van uw gerechtigheid,
van uw reddende daden, dag aan dag,
hun aantal kan ik niet tellen.
God, U onderwees mij van jongs af aan,
en steeds nog vertel ik uw wonderen.

Uit het evangelie volgens Johannes 13, 21-33 + 36-38

Tijdens het vriendenmaal voorspelt Jezus de komende dagen. Eén van zijn leerlingen, Judas Iskariot, zal Hem verraden. Maar ook de anderen zullen ontredderd zijn. ‘Ik ga ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul je mij volgen’.
Zelfs Petrus zal Hem driemaal verloochenen nog eer de haan kraait.


Toen Jezus met zijn leerlingen aan tafel aanlag werd Hij diepbedroefd, en Hij verklaarde: ‘Waarachtig, Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij verraden.’
De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde.
Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast Hem aan tafel aan, en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde.
Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’
‘Degene aan wie Ik het stuk brood geef dat Ik nu in de schaal doop’, zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot.
Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’
Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven.
Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht.
Toen hij weg was zei Jezus: ‘Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door Hem de grootheid van God. Als Gods grootheid door Hem zichtbaar geworden is, zal God Hem ook in die grootheid laten delen, nu onmiddellijk. Kinderen, Ik blijf nog maar een korte tijd bij jullie. Jullie zullen me zoeken, maar wat Ik tegen de Joden gezegd heb, zeg ik nu ook tegen jullie: “Waar Ik heen ga, daar kunnen jullie niet komen.’
Simon Petrus vroeg: ‘Waar gaat U naartoe, Heer?’
Jezus antwoordde: ‘Ik ga ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul je mij volgen.’
‘Waarom kan ik U nu niet volgen, Heer? Ik wil mijn leven voor U geven!’ zei Petrus.
Maar Jezus zei: ‘Jij je leven voor mij geven? Waarachtig, Ik verzeker je: nog voor de haan kraait zul jij mij driemaal verloochenen.’

Van Woord naar leven

Jezus voorspelt aan Petrus dat hij Hem driemaal zal verloochenen. Dit moet Petrus zeer bedroefd hebben. Hij hield immers van zijn Heer. Enkele dagen later inderdaad zal blijken dat hij zijn Heer tot drie maal zal verloochenen.

En hoe zit dat met ons?
Moest Jezus aan ons zeggen dat wij Hem binnenkort zouden verloochenen… we zouden, net als Petrus, ook bedroefd zijn, want we houden toch van Jezus. Niet?

Jezus verloochenen betekent niet enkel onze vriendschap met Hem ontkennen wanneer men daarachter zou vragen, zoals dat bij Petrus het geval was.
Jezus verloochenen betekent ook niet liefhebben wanneer deze mogelijkheid er was, het betekent ook niet vergeven wanneer dit kon, het betekent ook geen verzoening brengen daar waar dit wel degelijk mogelijk was. Elke keer, op iedere moment, op elke plaats, waar Jezus vraagt Hem te volgen, en waar wij dat niet doen, verloochenen we Hem in zekere zin.

Christelijk leven mag geen vrijblijvend gebeuren zijn. Het kent en vraagt een welbepaalde levensstijl, een zich geven aan de liefde, een engagement, geënt op het leven van de Heer.

Het leven zit vol oproep. Op oneindig vele wijzen: doorheen mensen, omstandigheden, en zelfs gemoedstemmingen, vraagt de Heer zijn liefde te belichamen, in innige verbondenheid met Hem. Dit zien, en er niet op ingaan, is de liefde, of de Heer, verloochenen.

Laten we het verhaal van Petrus dus niet enkel lezen als een verhaal in de geschiedenis, maar laten we de moed hebben het ook te leggen op ons eigen leven.

En laten we eruit leren, namelijk daar waar het leven vraagt lief te hebben ook daadwerkelijk liefhebben. Opdat er geen haan zou kraaien.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, goede en trouwe Broer,
geef dat wij U niet verloochenen in de liefde, maar elke kans aangrijpen om te bouwen aan Gods Rijk. Genees ons wanneer we hierin lauw zijn, falen, of weglopen van deze mooie weg. Neem ons dan op in uw barmhartigheid, vervul ons met Uzelf, opdat we thuisgekomen in U, Gods liefde weer mogen bezingen in al ons doen en laten; fier en blij.
In uw naam, amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.