derde zondag van de advent – B

Uit de profeet Jesaja 61, 1-2a + 10-11

Midden de moeilijkheden om na de ballingschap Jeruzalem terug op te bouwen, kondigt een profeet Gods tussenkomst aan. Armen, nederigen en verdrukten zal Hij eerst helpen. Zij zijn er immers het meest ontvankelijk voor. Zo worden zij een volk, verrukt om al wat God hen geeft en vol vreugde als een bruid bij de komst van haar bruidegom.

De geest van God, de Heer, rust op mij, want de Heer heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.
Ik vind grote vreugde in de Heer, mijn hele wezen jubelt om mijn God. Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruidegom een kroon opzet, zoals een bruid zich tooit met haar sieraden.
Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de Heer, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken.

Lc.: 46-50 + 53-54

Refr.: Mijn ziel prijst en looft de Heer.

Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder.

Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen.

Ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn Naam.

Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie Hem vereert.

Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven,
maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.

Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenzen 5, 16-24

De komst van Christus mogen wij niet gelaten afwachten. Uitzien naar Hem moet in ons leven de vruchten van de Geest bewerken: vreugde, gebed en dankzegging. De Heer verwachten is nu reeds doen wat God van ons vraagt.

Broeders en zusters,
wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat Hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt.
Doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die Hij u ingeeft.
Onderzoek alles, behoud het goede en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet.
Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus.
Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand.

Alleluia.
De Geest van de Heer
is over mij gekomen;
Hij heeft mij gezonden
om aan armen
de Blijde Boodschap te brengen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 1, 6-8 + 19-28

Al wat het Oude Testament aan vraag en verwachting, hoop en spanning bevatte omtrent de messias, vindt zijn vervulling in Jezus. Dat toont ons Johannes. Hij kan zich nu terugtrekken. Het is nu aan de Wet, de profeten en de mensen van alle tijden om Hem te erkennen, die zich ophoudt midden onder ons.

Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht. Dit is het getuigenis van Johannes.
De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd om hem te vragen: ‘Wie bent u?’
Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit: ‘Ik ben niet de messias.’
Toen vroegen ze hem: ‘Wie dan? Bent u Elia?’
Hij zei: ‘Die ben ik ook niet.’
‘Bent u de profeet?’
‘Nee, ‘antwoordde hij.
‘Maar wie bent u dan?’ vroegen ze hem. ‘Wij moeten antwoord kunnen geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wie zegt u zelf dat u bent?’
Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer, ”zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’
De afgevaardigden die uit de kring van de Farizeeën kwamen, vroegen verder: ‘Waarom doopt u dan, als u niet de messias bent, en ook niet Elia of de profeet?’
‘Ik doop met water’, antwoordde Johannes. ‘Maar in uw midden is iemand die u niet kent, Hij die na mij komt–ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.’
Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte.

Van Woord naar leven

Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes.

Een gezondene van God! In de oorspronkelijke taal zit in het woord ‘gezondene’ hetzelfde als in het woord ‘apostel’; een apostel is eigenlijk een ‘gezondene’. In onze taal zouden wij zeggen: een missionaris, in ‘missio’ zit het woord ‘zending’. Een missionaris is een zendeling, een gezondene. En als we vandaag in het Credo de Kerk belijden als een apostolische Kerk, dan is héél de Kerk een gezondene van God.
We zijn als mensen van de Kerk allemaal gezondenen, gezonden van Godswege. De Kerk is in de wereld van Godswege, zij is zendeling van God, geroepen door God naar de wereld toe.

Ieder van ons is dus een gezondene van God. Dat hoeven we niet telkens in ontmoetingen tot uitdrukking te brengen. We hoeven niet telkens de naam ‘Christus’ te vernoemen. Soms kan het, soms niet. We moeten vooral van Jezus getuigen vanuit zijn inwoning in ons; wij die Hem dragen, wij die van Hem vrede ontvangen. Vanuit die vrede zijn we geroepen en gezonden Jezus te verkondigen, waar Paulus in diezelfde brief aan de Filippenzen (van vandaag) het over heeft: die vrede die alle begrip te boven gaat, die vrede die God in ons hart heeft gelegd. Vanuit die vrede, vanuit die verzoening, vanuit dat vertrouwen en vanuit die dankbaarheid met de mensen spreken, of zwijgen, zodat die vrede zelf getuige is van Jezus. Daartoe zijn wij geroepen, dag in dag uit, om in die vrede te laten zien dat ‘de Heer nabij is’. Hij is altijd en overal om ons heen. Hij is veel dichter bij dan wij bij elkaar zijn.

In die zin mogen wij dan ook op een nieuwe wijze met Kerstmis de nabijheid van de Heer beleven. Dat dát licht, dat “in de duisternis schijnt” (Joh 1,5), ook mag schijnen in de duisternis van ons eigen hart, zodat het – want dat is eigen aan het licht – niet alleen maar licht maakt, maar dat wij zelf ook licht worden. “Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer” … “Leeft dan ook als kinderen van het licht.” (Ef 5,8.9).

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
mogen wij vanuit uw inwoning getuigen van U; door uw liefde te zijn in al ons doen en laten, naar allen die wij ontmoeten. Mogen wij alzo, in alle nederigheid, de wereld oproepen en verlichten; Christus in ons, met ons, door ons.
In zijn naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.