Paus Franciscus: ‘Moge elk kind de kans krijgen om te groeien in liefde, wijsheid en genade’

In zijn woensdagcatechese tijdens de Algemene Audiëntie gisteren, riep paus Franciscus op tot reflectie over de plaats en waardigheid van kinderen in onze samenleving. Hij wees op de schrijnende realiteit van kinderarbeid en uitbuiting, die ondanks deze tijd van sociale bewustwording blijft voortbestaan. Met verwijzingen naar zowel Bijbelse teksten als hedendaagse tragedies benadrukte hij de christelijke plicht om kinderen te beschermen en te koesteren als een geschenk van God.

Beste broeders en zusters, goedemorgen!

Ik wil deze en de volgende catechese wijden aan kinderen en stilstaan bij de plaag van kinderarbeid.

Vandaag kunnen we naar Mars kijken en ons verdiepen in virtuele werelden, maar al te vaak kijken we weg van een kind dat aan de kant is gezet, uitgebuit en mishandeld. In een tijdperk van kunstmatige intelligentie en dromen over leven op andere planeten, hebben we de tragedie van gekwetste, vernederde en uitgebuite kinderen nog steeds niet opgelost.
Laten we daar eens bij stilstaan.

Laten we ons eerst afvragen: wat zegt de Heilige Schrift ons over kinderen? Het is opvallend dat in het Oude Testament, na de naam van God (Jahweh), het woord ben – “zoon” of “kind” – het vaakst voorkomt: bijna vijfduizend keer. “Kinderen zijn een geschenk van de Heer, de vrucht van de schoot is een beloning” (Ps 127, 3). Kinderen zijn een geschenk van God. Helaas wordt dit geschenk niet altijd met respect behandeld. De Bijbel zelf voert ons langs wegen van geschiedenis waar vreugdezangen klinken, maar ook het geschreeuw van slachtoffers. Zo lezen we in Klaagliederen: “De tong van het zuigeling kleeft aan zijn gehemelte door dorst; kinderen vragen om brood, maar niemand breekt het voor hen” (4, 4). De profeet Nahum beschrijft de gruwelijkheden in de oude steden Thebe en Nineve: “Kinderen werden te pletter geslagen op elke straathoek” (3, 10). Denk aan de vele kinderen die vandaag de dag sterven door honger, ontberingen of bommen.

Ook de pasgeboren Jezus werd meteen geconfronteerd met de gewelddadige tirannie van Herodes, die de kinderen van Bethlehem liet doden. Het is een duister drama dat in andere vormen door de geschiedenis heen blijft voortduren. Voor Jezus en zijn ouders betekende het de nachtmerrie om vluchteling te worden in een vreemd land, zoals dat vandaag ook velen, waaronder veel kinderen, overkomt (vgl. Mt 2, 13-18). Na deze storm groeit Jezus op in een dorp dat genoemd wordt in het Oude Testament, Nazaret. Daar leert Hij het vak van timmerman van zijn wettelijke vader, Jozef (vgl. Mc 6, 3; Mt 13, 55). “Het kind groeide op, werd sterk, vol wijsheid, en Gods genade rustte op Hem” (Lc 2, 40).

Tijdens zijn openbare leven trok Jezus van dorp naar dorp om te prediken, samen met zijn leerlingen. Op een dag kwamen enkele moeders naar Hem toe met hun kinderen, in de hoop dat Hij hen zou zegenen. Maar de leerlingen probeerden hen weg te sturen. Jezus, die hiermee brak met de traditie waarin kinderen als passieve objecten werden gezien, riep zijn leerlingen bij zich en zei: “Laat de kinderen tot Mij komen, houd ze niet tegen. Want aan wie is zoals zij, behoort het Koninkrijk van God.” Hij stelde de kinderen als voorbeeld voor volwassenen en voegde er plechtig aan toe: “Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, zal het zeker niet binnengaan” (Lc 18, 16-17).

In een andere passage roept Jezus een kind bij zich, zet het midden tussen zijn leerlingen en zegt: “Als jullie je niet bekeren en worden als kinderen, zullen jullie het Koninkrijk der hemelen niet binnengaan” (Mt 18, 3). Hij waarschuwt ook: “Wie een van deze kleinen die in Mij geloven tot zonde verleidt, het zou beter zijn als er een molensteen om zijn hals werd gehangen en hij in de diepte van de zee werd geworpen” (Mt 18, 6).

Broeders en zusters, als volgelingen van Jezus Christus mogen we nooit toestaan dat kinderen worden verwaarloosd, mishandeld, beroofd van hun rechten, of zonder liefde en bescherming achterblijven. Het is onze christelijke plicht om ons actief in te zetten voor het voorkomen van onrecht en om alles wat kinderen schaadt krachtig te veroordelen.

Ook vandaag worden nog steeds veel te veel kinderen gedwongen te werken. Een kind dat niet kan lachen of dromen, zal nooit zijn talenten ontdekken en ontwikkelen. Overal ter wereld worden kinderen uitgebuit door een economie die geen respect heeft voor het leven en daarmee onze grootste bron van hoop en liefde vernietigt. Maar kinderen hebben een bijzondere plek in Gods hart, en wie een kind kwaad doet, zal zich daarvoor tegenover Hem moeten verantwoorden.

Beste broeders en zusters, wie zichzelf ziet als een kind van God, en zeker wie geroepen is om de blijde boodschap van het Evangelie te verkondigen, kan niet onverschillig blijven. We mogen niet accepteren dat onze kleine broeders en zusters, in plaats van liefde en bescherming te ontvangen, hun kindertijd en dromen worden ontnomen en slachtoffer worden van uitbuiting en uitsluiting.

Laten we de Heer vragen ons hart te vervullen met zorg en tederheid, zodat elk kind kan opgroeien in liefde, wijsheid en genade (vgl. Lc 2, 52) zodat het zelf in staat is om liefde te ontvangen en te schenken.

Dank u.

Bron: Vatican-news