Veertigdagentijd: Zich oefenen in ontvangen
De komende veertig dagen hernemen en herijken we onze grondhouding ten opzichte van God.
Ons leefklimaat is niet sober. Wij leven in een rijke cultuur, waar genot en spontane vreugde op elk moment van de dag beschikbaar moeten zijn. In onze ziekenhuizen is geen pijnkreet meer te horen. Alles is er, alles wat we nodig willen hebben. En het moet er ook zijn, want anders…
Onmiskenbaar is daarbij, dat we op onze grenzen stuiten. Er zijn ook dingen die niet mogelijk zijn. Er gebeuren dingen die wij niet willen, maar tegelijk ook niet kunnen veranderen. Leven blijft ambigue.
Roep om God
Ergens tussen hoop en vrees beginnen we aan de veertigdagentijd. Hoop op een beter leven, meer vervulling van diepe verlangens naar vrede, recht, liefde. Vrees voor ontwikkelingen die ons samenleven ten kwade keren. Voor ons wordt het zoeken naar balans een roep om God.
Tegen de keer in schept God in ons een levenshouding van beschikbaarheid, openheid, dankbaarheid
Maar ook al verlangen we naar Hem, wij komen soms tot het inzicht dat wij zelf God in de weg staan als Hij ons wil naderen. Zelfs als wij trachten te leven in zijn geest en ons willen losmaken van wat ons bij Hem weghoudt, zijn er tegenkrachten. Ontlediging wordt in onze cultuur niet als verrijking gezien, maar als vervreemding. Afzien van eigenmachtig optreden valt ons zwaar.
Zuiver hart
Wie God op het spoor komt, wordt langzaam begeleid naar een ander gedrag, al blijft het een manier van doen die wij spontaan niet willen. Tegen de keer in schept Hij in ons een levenshouding die beschikbaarheid als grondslag heeft, openheid, dankbaarheid. Niet zelf sturen, maar creativiteit ontdekken in God.
Wij nemen de komende veertig dagen om onze grondhouding ten opzichte van God te hernemen, te herijken op de levenswijze van zijn Zoon. We oefenen om ons door God een zuiver hart te laten geven. We oefenen in ontvangen, om los te komen van wat ons vervreemdt van onze levensbron.
Ben Frie, sj
Ontleend aan Ignis-webmagazine, uit 2017