vierde zondag in de advent – B
Uit het tweede boek Samuël 7, 1-5 + 8b-11 + 16
Nu koning David zelf in een paleis woont, wil hij ook voor God een woning bouwen. Is hij de woestijnervaring vergeten toen God mee optrok met zijn volk? Het huis, dat God voor zich verlangt, is geen huis van steen, maar de woning van een ononderbroken geslacht van gelovigen. Door de geboorte van Christus zal God zijn tent opslaan onder de mensen.
Toen koning David zijn intrek had genomen in het paleis en de Heer hem rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen, zei de koning tegen de profeet Natan: ‘Kijk nu toch! Ik woon in een paleis van cederhout, terwijl de ark van God in een tent staat.’
‘Doe wat uw hart u ingeeft,’ antwoordde Natan, ‘de Heer staat u immers terzijde.’
Maar diezelfde nacht richtte de Heer zich tot Natan: ‘Zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de Heer: Wil jij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden. Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, Ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld. Nu zal Ik je naam vestigen als een van de groten der aarde. Ik zal aan mijn volk Israël een gebied toewijzen. Daar zal Ik het planten en daar kan het onbevreesd wonen. Het zal niet langer door misdadige volken onderdrukt worden, zoals toen het er pas woonde en Ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou zal Ik rust geven door je van je vijanden te verlossen. De Heer zegt je dat Hij voor jou een huis zal bouwen. Jou stel Ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”’
Tussenzang, uit psalm 98
(tekst onder geluidsfragment)
Refr.: Uw gunsten, Heer, wil ik altijd bezingen.
Uw gunsten, Heer, wil ik bezingen,
uw trouw verkondigen aan elk geslacht.
Gij hebt gezegd: ‘Mijn gunst blijft eeuwig duren!’
De hemel is de grondslag van uw trouw.
Ik heb met David een verbond gesloten,
mijn uitverkoren dienaar met een eed beloofd:
Ik zal uw nageslacht in stand houden voor eeuwig,
in alle tijden blijft uw trouw bestaan.
Hij zal mij aanroepen: ‘Gij zijt mijn Vader,
mijn God, de steenrots van mijn heil.’
Voor altijd kan hij rekenen op mijn genade,
voor immer blijft mijn bond met hem van kracht.
Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 16, 25-27
De brief aan de Romeinen eindigt zoals hij begint met een lofprijzing aan God. Paulus heeft zijn leven gewijd aan de evangelisatie van de heidenvolken. Als missionaris drukt hij zijn bewondering uit voor de wijze waarop God het heil voor iedereen toegankelijk maakt, door iedereen zonder onderscheid, tot de gehoorzaamheid van het geloof te brengen. Dit plan, van alle eeuwigheid verborgen in Gods hart, wordt nu geopenbaard in Jezus Christus.
Broeders en zusters,
aan Hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen – aan Hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen.
Vers voor het evangelie (Lc 1, 38a)
Alleluia.
De Heer wil ik dienen:
laat er met mij gebeuren
wat u hebt gezegd.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 1, 26-38
De lange verwachting van Israël vindt haar bekroning in Maria, de ware dochter van Sion. Als eerste van het geslacht der christenen is zij door haar ja-woord ingegaan op het grote geloofsavontuur van God met de mensheid. Daardoor heeft zij het Woord van God laten wonen onder de mensen. Niet het vlees, maar de Geest heeft dit wonder verricht.
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd.
Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’
Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.
Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’
De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’
Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’
Daarna liet de engel haar weer alleen.
Van Woord naar leven
VOL VAN GENADE
(Bij Lc 1, 26-38)
Gabriël ging het huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Zo lezen we vandaag.
Dat is nu precies wat er met Kerstmis gaat gebeuren in deze wereld. God zal zeggen: ‘Gegroet m’n mensen, jullie zijn begenadigd, de Heer is met jullie’.
Ja, ‘met jullie’. Kerstmis is immers een innerlijk gebeuren, een gebeuren van het hart, een gebeuren in de mens. We gaan dit veruitwendigen, we gaan dit vieren in het kerkgebouw en thuis. We leggen het kind in de kribbe, geven elkaar geschenken, sturen wensen en we versieren onze woning. Maar in wezen blijft het een feest van de binnenkant. Al wat er gebeurt aan de buitenkant is een verafbeelding van wat er zich diep vanbinnen afspeelt; in ons persoonlijk leven, en onder ons als kerkgemeenschap.
Terwijl de Heer er te allen tijde is, zal Hij ook steeds komen, altijd weer opnieuw. In die zin is de wereld begenadigd; bent u, ik, zijn wij allen, diep begenadigd. Wijzelf zijn de kribbe waarin God zijn Zoon zal baren; vlees en bloed van Hem, liefde van zijn ‘zijn’.
Laten we open ontvangers zijn, goedhartige en koesterende dragers, om Hem gul te baren in een wereld die geschapen is om de liefde te vieren.
Laten we bidden
Heer God,
wees met uw Geest bij ons met Kerst.
Moge ons hart de kribbe zijn
waarin U uzelf zult neerleggen in uw Zoon.
Mogen wij U koesteren als het hoogste goed.
Om U te schenken, zonder grenzen, aan allen.
Amen.
Een mooie vierde adventszondag vandaag, en voor straks een lichtende kerstavond.
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.