Allerheiligen

Hoogfeest

Wij mensen bouwen zo vaak ons leven op geld, relaties en comfort. Maar de Schrift leert ons dat dit niet het voornaamste is in ons leven. Jezus roept ons op tot een totaal andere kijk op de werkelijkheid. In zijn Rijk immers zijn het de armen van geest, die gelukkig zijn, en zij die lijden omwille van de Heer. De lange stoet van armen, treurenden en vluchtende ontheemden is ook op onze dagen nog niet ten einde. Het feest van Allerheiligen nodigt ons uit de kant te kiezen van de armen, de kleinen en de hoop te vervullen van wie honger hebben. Pas dan, en als wij rein zijn van handen en zuiver van hart, mogen wij verhopen dat ook wij eenmaal met alle heiligen zullen delen in Gods heerlijkheid en in de overwinning van Christus op de haat en de dood.

Uit het boek Apocalyps 7, 2-4 + 9-14

Ik zag een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal.

Ik, Johannes, zag in het oosten een andere engel opstijgen, die het zegel van de levende God had. De vier engelen die de opdracht hadden gekregen om schade toe te brengen aan het land en de zee riep hij met luide stem toe: ‘Laat het land en de zee en ook de bomen nog ongemoeid! Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.’ Toen hoorde ik het aantal van hen die het zegel droegen: honderdvierenveertigduizend in totaal, afkomstig uit elke stam van Israël.
Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam. Luid riepen ze: ‘De redding komt van onze God, die op de troon zit, en van het lam!’ Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze wierpen zich neer voor de troon en aanbaden God met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’
Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam.’

Gezongen antwoordpsalm 24

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Zo doet het geslacht dat zich richt tot U, dat staat voor uw aanschijn, Heer.

Aan God hoort de aarde en al wat er op is,
de aardschijf en al wat daar woont;
want Hij heeft haar op het water gegrondvest,
haar vastgelegd op de zee.

Wie zal beklimmen de berg van de Heer,
wie in zijn heiligdom staan?
Die rein is van handen en zuiver van hart,
zijn zinnen niet zet op wat kwaad is.

Hij zal gezegend zijn door de Heer,
door God, zijn heil gerechtvaardigd.
Zo doet het geslacht dat zich richt tot Hem,
dat staat voor het aanschijn van de Heer.

Uit de eerste brief van Johannes 3, 1-3

Wij zullen God zien zoals Hij is.

Vrienden,
bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook. Dat de wereld ons niet kent, komt doordat de wereld Hem niet kent.
Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is. Ieder die dit vol vertrouwen van Hem verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is. 

Vers voor het evangelie (Mt 11, 28)

Alleluia.
Kom allen bij Mij, zegt de Heer,
jullie die vermoeid zijn
en onder lasten gebukt gaan,
Ik zal jullie rust geven.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 1-12a

Zoals Jezus mogen we voor God staan, met een nederig hart.

Toen Jezus de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk beloond worden in de hemel.

Van Woord naar leven

ZALIGE TROOST

Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.

Ieder van ons, zonder uitzondering, draagt diep in zich de hunker getroost te worden. In het boek ‘De onverschilligheid voorbij, zeven eigentijdse wegen van barmharigtigheid’ (uitgegeven bij Lannoo Tielt in 2017), schrijft Evelien Deketele: ‘Geen leven wordt geleefd of het gaat gepaard met verdriet. Bedroefd zijn we allemaal vroeg of laat om grote en kleine zaken die ons ontbreken of ontnomen worden. Het begint al vanaf dag één. We worden al huilend geboren. Ons eerste verdriet betreft het verlaten van de veilige en warme moederschoot. Naarmate we volwassen worden en naargelang onze levensloop, verandert ons verdriet van kleur, aard en intensiteit.’

Verdriet, onder welke vorm ook, is dus alom tegenwoordig in het leven van iedere mens. Dit te weten van onszelf, en van elkaar, kan ons tot troostvolle mensen maken vóór elkaar. Terecht is ‘de bedroefden troosten’ opgenomen in het lijstje van de zogenaamde ‘zeven werken van barmhartigheid’. Het gaat over de kunst van meegaand zijn met de naaste, de ander dragend in zijn verdriet, met diep menselijke warmte én in oprechtheid. Tegelijk gaat het ook over de kunst jezelf open te stellen om de troost van de ander voor jou toe te laten, jou door hem of haar te laten dragen. Beiden levenskunsten maken een mens tot een liefdevol én nederig persoon.

De grote trooster bij uitstek in ons leven is natuurlijk God zelf. Bij Hem kunnen we ten allen tijde terecht met ons klein of groot verdriet. We moeten daarvoor geen afspraak maken, er bestaat geen wachtkamer, er zijn geen openingstijden. Diep in onszelf is Hij de altijd Aanwezige die bereid is ons te omarmen in onze droefheid. Niet dat daarmee ons verdriet door Hem zomaar wordt opgelost of wordt weggewist. Maar we mogen bij Hem thuiskomen, in de diepe warme en religieuze betekenis van het woord. En dát op zich is al een troost. We mogen ons omarmd weten door God.

In Christus is God zo afgedaald naar de mensheid – dus ook naar de menselijke pijn, dat geen lijden Hem onbekend is. Niet als toeschouwer, maar als drager van de pijn. Jezus neemt als het ware ons verdriet in zich op en vervult het met Gods liefde. Zo mogen wij leven in de diepe ervaring dat Christus meegaat met onze droefheid, als een meedragend iemand.

Denk aan het verhaal van de voetsporen in het zand:
Ik droomde eens dat ik liep aan ’t strand bij lage tij. Ik was daar niet alleen, want ook de Heer liep aan mijn zij. We liepen samen het leven door, en lieten in het zand, een spoor van stappen; twee aan twee, de Heer liep aan mijn hand. Ik stopte en keek achter mij, en zag mijn levensloop, in tijden van geluk en vreugde, van diepe smart en hoop. Maar als ik het spoor goed bekeek, zag ik langs heel de baan, daar waar het juist het moeilijkst was, maar één paar stappen staan. Ik zei toen “Heer waarom dan toch? Juist toen ik U nodig had, juist toen ik zelf geen uitkomst zag, op het zwaarste deel van mijn pad…” De Heer keek toen vol liefde mij aan, en antwoordde op mijn vragen; “Mijn lieve kind, toen het moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen…”.

‘Wie zich op de troostende God beroept’ – zo schrijft Roger Burggraeve in boven aangehaald boek – ‘hoort daarin ook het gebod om zelf troostend te zijn. Zoals bekennen dat God barmhartig is om zelf barmhartig te zijn wordt de getrooste mens uit de zelfgenoegzame intimiteit van de troost naar buiten gekeerd. De Bijbelse religie belooft de mens, die gebukt gaat onder kwetsuren en onvolkomenheden, geen privé-rendez-vous met een troostende God, maar verbindt de goddelijke aanwezigheid met rechtvaardigheid en menselijke inzet.’

Anders gezegd: De ervaring getroost te zijn door God kan, of moet, ons aanzetten troostend aanwezig te zijn voor elkaar. Immers, zoals het boek Genesis het aangeeft, zijn we geschapen naar Gods evenbeeld, op Hem gelijkend (Gen 1, 26). Dit is niet enkel een gegeven maar het houdt ook een roeping in, en wel aan het adres van ieder van ons.  Zoals God troost zijn wij geroepen te troosten.

Wie naar de medemens kijkt met de ogen van de Heer zal niet anders kunnen dan diep in zichzelf de oproep gewaar worden de ander troostend nabij te zijn, doorheen woord, gebaar en daad.

Moge Gods liefde gestalte krijgen in onze warme presentie voor elkaar.

Laten we bidden

Vader,
wij danken U
om de troost die U hebt
voor ieder van ons.
Mogen wij,
vanuit dit gebeuren,
ook troostend aanwezig zijn
voor elkaar.
Moge zo het feest van Allerheiligen
concreet zichtbaar zijn in deze wereld,
op al die plaatsen
waar uw liefde gestalte krijgt.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

Een zalige feestdag voor ieder van jullie.
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.