zondag 26 door het jaar – C
Uit de profeet Amos 6, 1a + 4-7
Wee de zelfverzekerden…
Dit zegt de almachtige Heer:
‘Wee jullie, zorgelozen op de Sion, argelozen op de berg van Samaria, leiders van dit uitverkoren volk. Jullie liggen maar op je ivoren bedden, hangen op je divans, eten lammeren uit de kudde en kalveren uit de stal. Luidkeels zingen jullie bij de harp, en jullie denken te spelen als David zelf. Uit grote schalen drinken jullie wijn, en met de beste olie wrijven jullie je in, maar dat Jozefs volk ten onder gaat, dat deert jullie niet. Daarom gaan jullie nu als eersten in ballingschap; het gefeest en geluier is voorbij.’
Gezongen antwoordpsalm 146
(tekst onder geluidsfragment)
Refr.: Loof mijn ziel, de Heer.
De Heer doet altijd zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.
De Heer geeft wees en weduwen steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten.
Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 6, 11-16
In het hart van deze tekst ligt een zekerheid: het eeuwig leven dat Christus zal aanbieden op het einde der tijden, wanneer Hij zich zal openbaren. Om dit eeuwig leven te verwerven, moet de leerling van Jezus strijden voor het geloof, volharden in de hoop en standvastig zijn in de liefde.
Dierbare,
streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid. Strijd de goede strijd van het geloof, win het eeuwige leven waartoe je geroepen bent en waarvan je in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis hebt afgelegd.
Ten overstaan van God, die alles in leven houdt, en Christus Jezus, die voor Pontius Pilatus een krachtig getuigenis heeft afgelegd, draag ik je op je taak vlekkeloos en onberispelijk uit te voeren, totdat onze Heer Jezus Christus verschijnt op de dag die is vastgesteld door de gelukzalige en enige heerser, de hoogste Heer en koning.
Hij alleen is onsterfelijk en Hij woont in een ontoegankelijk licht; geen mens heeft Hem ooit gezien of kan Hem zien. Aan Hem zij de eer en de eeuwige kracht. Amen.
Vers voor het evangelie
Alleluia.
Uw woorden, Heer, zijn geest en leven,
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 16, 19-31
Lazarus is het type van de arme. Zijn naam betekent: ‘Hulp van God’. Hij verwacht alles van God. De andere, die geen naam draagt, is het beeld van de genotzuchtige, egoïstische en gevoelloze rijke. Deze parabel is een andere versie van de Zaligsprekingen. De ontbering van de arme verandert in rijkdom en de overtollige weelde van de rijke in ellende.
Jezus sprak tot de Farzeeën:
‘Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.
Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde.
Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.”
Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.”
Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”
Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!”
De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.”
Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’
Van Woord naar leven
De gelijkenis van de arme Lazarus drukt ons met onze neus op de wreedheid van de wereld: er zijn velen die ‘in purperen gewaden en fijn linnen dagelijks uitbundig feestvieren’ en geen oog hebben voor de tallozen arme Lazarussen die eenzaam voor de deur liggen. Hun wreedheid lijkt nog bitterder dan die van de rijke man in de gelijkenis. Hoe kunnen we onze oren sluiten voor de harde woorden van de profeet Amos: ‘Wee jullie, zorgelozen … Jullie liggen maar op je ivoren bedden, hangen op je divans, eten lammeren uit de kudde en kalveren uit de stal. Luidkeels zingen jullie bij de harp … Uit grote schalen drinken jullie wijn, en met de beste olie wrijven jullie je in, maar dat Jozefs volk ten onder gaat, dat deert jullie niet.’
De evangelist noemt de naam van de rijke man niet, alsof onverschilligheid de naam is die alle zelfgenoegzame ego’s van de wereld verenigt. Paus Franciscus zei in Assisi op een bijeenkomst van religieuze leiders: ‘De grote ziekte van onze tijd is onverschilligheid. Het is een virus dat verlamt, dat ons inert en ongevoelig maakt, een ziekte die het centrum van de religies uitholt en een nieuw en triest heidendom voortbrengt: het heidendom van de onverschilligheid.’ Ja, de onverschilligheid van die rijke man, de onverschilligheid van zoveel rijke mensen vandaag, is een teken van dit heidendom, een teken van de aanwezigheid van een duivelse kracht die enkel vernietigt.
Onverschilligheid is precies het tegenovergestelde van God, die de vriend van de mensen is, de vriend van de armen, de verdediger van de zwakken; de ware filantroop. God negeert de naam van de rijke man, terwijl Hij de arme man die overdekt is met zweren en enkel in het gezelschap van honden leeft bij name noemt. Door deze Larazus laat God zich ontroeren, en redt hem. Het lot van de rijke is het dodenrijk. Het is een niet mis te verstane waarschuwing: wie zijn leven enkel voor zichzelf opbouwt, bouwt in feite z’n eigen hel. Het is een waarschuwing om de tijd van ons leven niet te verspillen door te profiteren, om geen kloof tussen de mensen te doen ontstaan, maar om ons net in te spannen om de bestaande kloven te dichten.
Abraham dient de gekwelde man van antwoord: ‘Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!’ Wij hebben het woord van God gekregen. Daarnaar luisteren is de taak van de gelovigen om hun hart te bekeren. Bidden met de Schrift, en leven in verbondenheid met de Heer; het mensgeworden Woord; dat is onze opdracht en de weg die we te gaan hebben.
Dan zal, wat de Kerk ons aanbiedt doorheen de liturgie van de overgang, ook ons ten deel vallen: ‘Ten paradijze geleiden u de engelen; mogen de martelaren u bij uw komst begroeten en u leiden tot in de hemelse stad Jeruzalem. Moge het koor der engelen u ontvangen, en moge u – met Lazarus, de arme van weleer – voor altijd rusten in vrede’.
Naar woorden van Vincenzo Paglia.
Een mooie zondag,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
moge onze verbondenheid met uw Zoon, moge ons verankerd zijn in de Schrift, ons tot mensen maken die oog en hart hebben voor de armen in deze wereld. Mogen wij onze naam van christen waardig dragen door te bouwen aan uw Rijk: een wereld waar geen kloven zijn, een wereld waar gedeeld wordt, een plek van vrede voor ieder.
Door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.